dinsdag 27 september 2011

Een appeltje voor de dorst


Tien jaar geleden las ik een dromerig vergezicht van de school anno 2011 waarin beschreven werd hoe er in onze dagen door studenten gestudeerd en door docenten gedoceerd zou worden. De virtuele, argeloze bezoeker in het artikel liep een willekeurige mbo-school binnen en zag overal studenten die druk in de weer waren. Of dat wilde zien. Docenten liepen als kelners rond om de studenten aan de pc bij te staan in hun zoektocht die onderwijs heet. Klassikaal onderwijs was nergens te bespeuren in de virtuele school, wel werden er sporadisch nog (massale) hoorcolleges gegeven. Voor de rest was de student vooral zelf bezig in allerlei hoeken en gaten van het schoolgebouw. Het droomgezicht werd beschreven ten tijde van de invoering van het competentiegericht onderwijs, en net zoals religie zijn profeten heeft, zo ook het competentiegerichte leren. Intussen weten we dat die studenten die op de mbo-school druk bezig waren met de pc, - binnenkort laptop, maar daarover zo dadelijk meer -, niet zaten te leren-leren (want zo ging studeren voortaan heten) maar onder lestijd zaten te chatten, hyvesen, gamen, en andere ongetwijfeld nuttige, digitale tijdsbesteding entameerden.
Bij de invoering van de stoomweefgetouwen in Engeland begin 19e eeuw is het gebeurd dat een aantal thuiswevers, dat hun broodwinning ernstig door de vooruitgang bedreigd zag, ze stuk sloeg. Het heeft niet geholpen, net zo min als het gejeremieer zal helpen van grijze leraren die de pc of laptop uit het onderwijs wil hebben en terug wil naar alleen de klas. Maar we moeten er wel verstandig mee leren omgaan, en dat is al een hele klus. Maar gelukkig zijn er ook al tools die het illegale laptopgebruik tijdens de les effectief kunnen tegen gaan.
Wat het dromerig vergezicht over het hoofd zag was het nut van de interactieve overdracht tussen leraar en student tijdens de les. Socrates deed het ons al voor. Deze overdracht moet vis à vis zijn: er mag niets tussen zitten, ook geen laptop. Ogen moeten elkaar aankijken en bevestigen of de uitleg aankomt. Een collega die dit soort overdracht tot een ware kunst heeft verheven, wees mij op een artikel in een vaktijdschrift dat in Amerika de laptop in het onderwijs al weer op zijn retour is. Studenten zouden er niet beter van worden, eerder het tegendeel was het geval. Ach ja, die Amerikanen, het blijven protestanten. Het is altijd of-of en zelden of nooit en-en.  Dat zie je ook in hun geperverteerde politieke verhoudingen terug, by the way. De pc’s blijven een zekerheidje in ons onderwijs, maar we moeten het net als verdriet een plekje geven.  Ze bewijzen zonder meer hun nut bij het uitvoeren van opdrachten, en van dat nut moet ook in geruime mate gebruik gemaakt worden, maar de interactieve overdracht vervangen, het socratische gesprek, dat niet. Onderwijs is een zaak van en-en. En lessen, en hoorcolleges, en digitaal gestuurde overdracht, en werkgroepen, enzovoorts.

zondag 18 september 2011

Vaagtaal

Vorig jaar ging ik met een paar bevriende collega’s op kathedralentocht in Noord-Frankrijk en om niet voortdurend in gewijde sferen te verwijlen, deden we af en toe heel profaan woordspelletjes. Een ervan was: zoveel mogelijk woordclichés bedenken waardoor onze gehoororganen tijdens vergaderingen in onze schoolorganisatie geteisterd worden. We deden dit in navolging van het alleraardigste boekje over modern clichéjargon van Paulien Cornelisse: Taal is zeg maar echt mijn ding. We kwamen moeiteloos tot ruim vijftig voorbeelden en we concludeerden dat sinds de tewaterlating van het competentiegericht leren in onderwijsland er een grootscheepse taalvervuiling in begonnen was
Met competenties is het net als met religie: je moet er in geloven wil het verhaal functioneren. Het begint ermee dat niemand precies weet wat competenties zijn, ofschoon er boeken en vaktijdschriften over volgeschreven zijn. De beschrijvingen zijn meer duidingen dan exacte formuleringen: er wordt flink om de hete brij heen gedraaid. Toch is competentie een hardnekkig fenomeen, net als religie: onuitroeibaar. Maar het competentiegerichte onderwijs kan zich vooral de laatste tijd niet verheugen in een groeiende populariteit. De term is onlangs op de kaart van de bullshitbingo voor het onderwijs  beland. Dit meldde het Brabants Dagblad in een uitgebreid artikel over de in zwang gerakende term vaagtaal. Een paar jaar geleden werd de bullshitbingo voor managers bedacht, waarop vijftig voorbeelden van geijkt managersjargon gegeven werden. Ze zullen u allen welbekend in de oren klinken: proactief, borgen, aanvliegen, de manager als coach, hands-on. En nu dus de kaart voor de onderwijsbingo met termen als: leren-leren, good practices, zelflerend vermogen faciliteren (=lesgeven), onderwijsproeftuin, handen en voeten geven.
De bingokaart kan gebruikt worden tijdens de teamvergadering; als je vijf bullshittermen, gehoord tijdens de vergadering, op een rij hebt, roep je: bingo! En zo weet dan iedereen dat er weer flink geleuterd wordt en weinig afgesproken of besloten. Want dat is typisch voor vaagtaal: de bedoeling ervan is tijd te winnen of zo u wilt te rekken, om niet to the point (bingo!) te hoeven komen.

zondag 4 september 2011

Collega's als intieme vreemden


Een tijdlang was het boek Intieme vreemden van de Amerikaanse schrijfster Lilian Rubin een bestseller. Het gaat over intieme relaties terwijl partners vreemden voor elkaar blijven, zoals in een huwelijk of in een samenwoonrelatie. Als werknemers in een schoolorganisatie staan wij ook in een bepaalde relatie tot elkaar, een functionele relatie, die soms echter buiten de oevers van dit kader treedt en dan ontstaan er vriendschappen, en soms zelfs intieme relaties. Maar daarover zullen wij het zwijgen moeten bewaren. Of vijandschappen.
In welke verhouding staan wij als collega’s tot elkaar?  Het lot heeft ons op deze school en in dit team samen gebracht, - althans dat zou men vroeger zeggen, maar er is natuurlijk meer. Want wat is het lot? Wij verstaan dat niet meer als een soort schikgodin die over het wel en wee in onze levens beschikt. 
Het gegeven dat wij soms al gedurende jaren elkaars dagen en leven vullen is niet toevallig. Op een of andere manier willen we bij elkaar horen. Of: moeten we bij elkaar horen? Of horen we gewoon bij elkaar. We zijn elkaar vertrouwd, maar echter ook vreemd. Het lijkt wel wat op die intieme vreemden van Lilian Rubin, maar het is beslist niet hetzelfde. Bij Rubin hebben huwelijkspartners bijvoorbeeld een intieme relatie met elkaar terwijl ze vreemden voor elkaar blijven, omdat er te weinig gepraat wordt met elkaar, bijvoorbeeld. Collega's worden als vreemden steeds meer aan je bekend, maar tot op zekere hoogte: de grens loopt waar intimiteit begint. Misschien moeten we spreken van een bekende vreemde. Als je de uren bij elkaar optelt, dan zie ik mijn collega’s zeker vaker dan dat ik mijn eigen broers en zussen zie, of mijn vrienden. Of zelfs mijn partner wellicht, maar dat geef je natuurlijk niet gauw toe, zeker niet hardop en zeker niet aan haar.
Toch verlaten mensen als ze met pensioen gaan zonder veel traanvergieten hun collega’s. En ook dat is heel gek, want je hebt toch soms jaren met elkaar gewerkt, jaren elkaars leven gevuld. En ik ben zeker ook niet de enige die zijn eigen school maar ook het ROC als een soort familie ervaart.
In de sociologie werd het vanaf het begin van de 20e eeuw gebruikelijk om voor het individu een privédomein te onderscheiden en een publiek domein. Daarvoor was daar geen sprake van. Je maakte altijd en overal deel uit van een geheel, een collectief, en daarmee basta! In het privédomein rotzooit iedereen maar wat aan, althans die mogelijkheid bestaat, zolang men niet door wetten en praktische bezwaren of partners die het niet pikken in de weg wordt gezeten. In het publieke domein is dat aan rotzooien een stuk moeilijker. Daar wordt gecontroleerd gedrag verwacht volgens bepaalde gedragsnormen en beroepscodes. Als privé en werk gaan interfereren, of om het gewoon te zeggen, door elkaar heen gaan lopen, dan krijgen we geheid problemen. Er is dan sprake van rolconflicten volgens de al eerder genoemde sociologie en iedereen heeft dat conflict al wel eens aan den lijve ondervonden. Het scherpst voel je de tegenstelling als je partner of je kind of een vriend plotseling in het publieke domein van je werk opduikt. Dat levert dat een soort gevoel van verlegenheid op. Althans bij mij, en omdat ik een mens ben zal dat wel voor veel mensen gelden.
Als collega’s privé en werk gaan mengen kan dat ook rolconflicten opleveren maar die worden als minder scherp ervaren. Je zit namelijk allebei in het wankele schuitje ervan. Hoewel.