zaterdag 30 januari 2016

Metablog IV: Pielen

Als ik niet weet wat ik moet schrijven ga ik zitten ‘pielen’ en ‘probeer ik mijn pen’. Ik probeer dan wat zinnen uit, zoals bijvoorbeeld vandaag: ‘Het regent.’ Plots schiet me dan het kinderrijmpje te binnen: ‘Het regent, het zegent, de pannetjes worden nat.’ 
 
Het regent, het zegent
De pannetjes worden nat
Daar kwamen twee soldaatjes aan
Die vielen op hun gat 
Het regent, het zegent
De pannetjes worden nat
Daar kwamen twee boerinnetjes
Die vielen op hun kinnetjes 
Het regent, het zegent
De pannetjes worden nat

Deze week is de Week van de Poëzie, en mijn collega-docent Nederlands, Jelske Aussems, is op mijn school een poëziecarrousel begonnen, een poëtische zwaan-kleef-aan, waarin zij collega’s uitnodigt een favoriet gedicht aan elkaar te mailen. Op dit ogenblik omvat de gedichtensnoer zeven parels, met poëzie van M.  Vasalis [M. staat niet voor Maria, maar op zichzelf, omdat de dichteres om gepubliceerd te worden niet wilde verraden dat ze vrouw was – O tempora, o mores!), Joost Zwagerman, William Shakespeare [Sonnet 18, Shall I compare thee to a summer's day? – mooi Anita!] , Anna Blaman, etc.

Vandaag regent het dus, en ik overweeg of ik met dit thema verder zal gaan. Ik heb er op achttienjarige leeftijd ooit een mooi opstel over geschreven, in het Frans nota bene, waarvoor ik van de docent een 9 kreeg. Ik waande me daarna een twee Marcel Proust, en trachtte aan mijn Nederlandse versie van A la recherche du temps perdu te beginnen, maar staakte deze poging al snel, uit gebrek aan herinneringen; mijn leven was nog te kort. Nu ben ik oud en ik beschik in geruime mate aan herinneringen, maar onderken ik dat mijn schrijftalent tekort schiet om een Nederlandse Proust te worden. Geen berg ging mij toen ik jong was te hoog, maar ik had niet voldoende uithoudingsvermogen om de Mont Ventoux van de literatuur te beklimmen. Dat gold trouwens voor meer kunsten en wetenschappen. 

Ben ik daarom maar uiteindelijk het onderwijs in gegaan? Van Woody Allen is de bekende uitspraak: Those who can't do, teach. And those who can't teach, teach gym. Ik heb tenminste geen gymleraar hoeven worden.

Deze wijze van schrijven zou je een vorm van ‘pielen’ kunnen noemen. Pielen is het uitproberen op je gitaar van allerlei akkoorden, tot je hopelijk op een bepaald ‘loopje’ uitkomt. Zo leerde mij een documentaire na de dood van David Bowie, dat hij tot het intro van Rebel, Rebel was gekomen ‘na een hele dag pielen in de studio’. Zo kwamen de Stones tot hun intro van Satisfaction.

Het mooie van schriftuurlijk pielen is, dat je aan het begin geen idee hebt waar (en of er überhaupt) je uitkomt. En wat je tegenkomt. Zo kwam ik onder het schrijven van deze Wander-blog Jelske en Anita tegen. En David Bowie.

zaterdag 23 januari 2016

Niet toch van de melkboer?

Deze blog begint op zijn Maartjes. Haar sappige schrijfstijl werkt aanstekelijk voor mij als blogscribent en het onderwerp van vandaag leent er zich toe, vanwege het wat ondeugende karakter. Ik geef echter een leeswaarschuwing vooraf: ik schrijf in zake het frivole en het scabreuze lang niet zo plastisch als mijn vrouwelijke medescribent. Welaan dan!
 
Op de wc las ik op de scheurkalender een heel opmerkelijk bericht. De scheurkalender hangt op ooghoogte als je op de wc bij ons moeder thuis zit, dus kon ik op het gemak de tekst goed lezen. De afstand tussen scheurkalender en homo puppans bedraagt in het höske ongeveer 30 centimeter.
Wat ik las moet elke babyboomer die de wilde jaren zestig en zeventig aan den lijve heeft ondervonden tot enig nadenken stemmen. Zoals bekend was het toen één grote love parade in Nederland. Om met de oude bard Remco Campert te spreken:

En om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding:
water was whisky geworden.
Alles zoop en naaide,
heel Holland was één groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.

Want wat was het geval die dag op die scheurkalender bij ons moeder thuis?

De oude Grieken geloofden in telegonie: het effect dat kinderen op eerdere seksuele partners van  hun moeder kunnen lijken. Dit idee is heel lang niet meer serieus genomen maar sinds kort is daar verandering in gekomen, zoals met klassieke mythes wel vaker gebeurd is, denk maar aan het Oedipuscomplex van Sigmund Freud.   

Onderzoekers hebben aangetoond dat, - ik citeer de scheurkalender -, de afmetingen van vliegjes afhankelijk zijn van de grootte van de eerste partner waarmee ma het deed. Dit komt waarschijnlijk door moleculen in het sperma van dat mannetje, die zouden worden opgenomen door onrijpe eitjes van het vrouwtje. Daar kunnen ze de ontwikkeling van het nageslacht beïnvloeden, ook al worden die eitjes later door een andere ‘minnaar’ bevrucht. 

Ik raad alle babyboomers aan eens goed naar hun kroost kijken, of er misschien toch wat familievreemde trekken in te ontdekken valt.

zondag 17 januari 2016

Morning-after

De ochtend na een theaterbezoek sta ik zeer verkwikt en met goede moed op. Dat ervaringsgegeven is me plotseling opgevallen, op deze zondagmorgen. Niet dat ik doorgaans met een ochtendhumeur opsta, in tegendeel. Maar na het theater van de avond ervoor, sta ik zelfs fluitend op en bezie mijn leven en daden met welgevallen. De fouten en blunders die ik ontelbare gemaakt heb, blijven als de spreekwoordelijke lijken in de kast liggen. De spiegel met mijn ochtendfacie net uit bed  kan mij niet ontmoedigen, terwijl het me op een ochtend dat het minder gaat de vraag stelt of ik het wel ga redden die dag. Menselijk al te menselijk, zei Nietzsche al. 
 
Afgelopen weekend zag ik de uitvoering van Tsjechov’s Kersentuin van het Belgische toneelgezelschap NTGent, met in een glansrol de Nederlandse acteur Pierre Bokma. Het was voor een derde of vierde keer dat ik een uitvoering van het meesterwerk van Anton Tsjechov zag. Het decor waarvoor de handeling plaatsvindt, is in de pers bekritiseerd vanwege het platte vlak: het is tweedimensionaal. Daar komt nog eens bij dat het decor praktisch tot de voorste rand van het toneel is doorgedrongen, waardoor voor de acteurs  nauwelijks plek is om te bewegen. Het platte decor sluit de rest van het toneelpodium volledig af en bestaat uit stukken triplex, karton, plastic en meer van dat restafval. Het verbeeldt het thema van De kersentuin: het einde van de negentiende eeuw is een wereld in transitie; de oude wereld loopt ten einde, de nieuwe wereld kondigt zich aan.

Genoeg redenen dus om alleen al van het decor knap depressief te worden. En in het begin van het drama zat ik ook wat verbouwereerd ernaar te kijken, ofschoon ik onlangs ervoor al gewaarschuwd was in een tv-documentaire over de acteur Pierre Bokma. In het verleden had ik meer traditionele decors van De kersentuin gezien, die beter bij het toneelstuk pasten. Vond ik. De uitvoering van het stuk leerde me echter dat het decor, met die letterlijk beperkte levensruimte voor de oude adel, verbeeld door de beperkte ‘beenruimte’ voor de acteurs, uitstekend gekozen was, en zeer passend bleek. Het meesterwerk van Tsjechov De kersentuin was een feest om mee te maken.

Het programmaboekje opende met een aforisme van de Deense filosoof Kierkegaard: The most painful state of being is remembering the future, particularly the one you’ll never have. Een motto, dat bedoeld was als icon voor de ondergang van de oude Russische landadel van vóór de Russische Revolutie. Een zin  om over na te denken, omdat die ook voor ons, levend in een tijd van transitie, opgaat. 

Kortom, mocht je een keer wat minder lekker in je vel zitten, bezoek eens een concertzaal of schouwburg, je knapt er erg van op. Vooral toneel- en balletvoorstellingen vormen een effectief antidotum.

zondag 10 januari 2016

Niet lullen, maar poetsen!

Veel studenten hebben op den duur een broertje dood aan reflecteren, want in veel middelbare en hogere beroepsopleidingen bestaat er een overload aan verbale verantwoording. Mondeling of schriftelijk. Als docent krijg ik de indruk dat we onze studenten tot quasi onderwijskundigen willen opleiden. Hij (of zij) wordt voortdurend gefocust op het bewust worden en expliciet maken van zijn (haar) leerproces. Dat kan nut hebben, maar overdaad schaadt ook hier. Studenten kunnen zo met hun bewustwording richting beginnend beroepsbeoefenaar bezig zijn, dat ze er hetzij faalangstig van worden of er zo van gaan balen dat ze er daarom soms de brui aan geven. En dan bedoel ik niet alleen aan het reflecteren, maar zelfs aan hun opleiding. 
 
Uit reflectie blijkt vaak meer hoe verbaal vaardig een student is, dan of hij ook werkelijk in het aanstaande beroep kan functioneren. Mijn eigen studenten hebben het er aan het eind van hun opleiding wel mee gehad, verzuchtend: wat moet ik nu weer gaan vertellen?  Gelukkig beschikken zij over het algemeen over een goede taalvaardigheid, waardoor zij over voldoende sociaal kapitaal beschikken om de reflectiehobbels te nemen. Maar echt leuk of nuttig (blijven) vinden. Nee. 

Hoe moet het dan wel? Ik had er het laatst met een collega over, die vindt studenten ook wat zeurderig worden van al dat reflecteren, doordat tijdens de gesprekken op iedere slak zout wordt gelegd, niet in de laatste plaats ook op de docent of de stagebegeleider. Zij acht het beter om de student al doende aan een werkopdracht over zijn aanpak te laten vertellen. Werkende weg, zo gezegd. 

Mijn school is vorig jaar op de vingers getikt, omdat de BPV-examens van een bepaalde opleiding nogal verbaal van inhoud waren. Dit jaar zijn we bezig om van deze schrijfexamens grotendeels weer echte praktische proeven van bekwaamheid te maken. Het afnemen ervan vergt meer georganiseer, maar de resultaten zijn zowel voor student als docent bevredigender.

zondag 3 januari 2016

Leerkracht

Naar aanleiding van inspectiebezoek is dit jaar op een aantal scholen het lerarenverbetertraject Leerkracht gestart. De aankondiging van de training is hier en daar met gemengde gevoelens ontvangen. Sommige docenten nemen met lange tanden als aan een onappetijtelijke maaltijd deel, plegen lijdzaam verzet of weigeren botweg hun bordje. 
 
De ergernis onder docenten betreft vooral het top down karakter van de maatregel. Natuurlijk valt er altijd een hoop aan van alles te verbeteren, en beslist ook aan lessen, maar beter is het docenten intrinsiek te motiveren door hen zelf te laten denken, in plaats van extrinsiek door middel van een van bovenaf opgelegde teamtraining. De ergernis betreft ook de focus van de training, namelijk de docent, en het soft skills-karakter ervan, terwijl het veel interessanter en voor de docent motiverender zou zijn om hun pijlen eens te laten richten op de leerling, ook wel student genoemd. Dat de laatste term iets deflatoir heeft, daarover wil ik het deze keer niet hebben.

Niet alleen aan de docent, maar ook aan de student valt nog heel wat te verbeteren. Het lijkt me een mooie tegendraadse beweging om daar eens wat meer aandacht aan te besteden. Al jaren wordt geklaagd binnen en buiten de school over het gebrek aan onderling respect van studenten en van hen voor leraren. De mbo-student staat algemeen bekend als ‘moeilijk’. Het belang van de zogenaamde ‘kleine kwaliteit’ blijkt met het jaar toe te nemen. Hufterigheid lijkt hand over hand toe te nemen, terwijl het schoolklimaat daar in onvoldoende mate raad mee weet. Het is te vaak  permissiviteit dat de klok slaat. 

Sinds jaar en dag wordt vooral ingezet op het aanleren en verbeteren van soft skills van de leraar. Hoe kan hij of zij het best de student benaderen en coachen. Om een beeld te gebruiken: de docent gaat door de knieën om op het niveau van de student te komen. Maar in hoeverre wordt de student gemotiveerd om op zijn tenen te gaan staan, om bij het niveau van de docent te komen?

Overigens blijkt dat het middelbaar beroepsonderwijs in allerlei ook internationaal onderzoek hoog scoort. De tijden veranderen en de ontwikkelingen gaan razendsnel, om maar eens cliché te gebruiken. Om deze bij te kunnen benen, moet de docent zijn hard skills, zijn vakkennis, bijhouden en verbeteren. Daarop ligt al veel te lang juist niet de focus, wat het scholingsbeleid betreft. Op dat terrein valt nog een wereld te ontdekken en te winnen. Temeer als je bedenkt dat de komende twintig, dertig jaar zeer veel beroepen in het middensegment onder druk komen te staan, en zelfs zullen verdwijnen als gevolg van automatisering en digitalisering.