zaterdag 29 november 2014

Roots

Mijn grootvader van moederszijde werd geboren in het jaar 1884 in Raamsdonk. Hij trouwde met een dochter van een binnenschipper. Ze kregen samen snel achter elkaar zeven kinderen, maar mijn opa  verloor zijn  vrouw aan de gevolgen van kraamvrouwenkoorts kort na de geboorte van hun zevende kind. Zij werd slechts 34 jaar. Het laatste kind stierf een half jaar later in 1922. De kinderen werden her en der in de familie geplaatst. Vader werkte als losse arbeider voornamelijk in het gebied van de Biesbosch. Als rietbinder. Hij hertrouwde met een oudere vrouw. In 1928 verhuisde het herenigde gezin naar Goirle, om er te gaan werken in de textielindustrie. In het gebied van Geertruidenberg e.o. was geen werk meer voor hem te vinden. Het tweede huwelijk bleek geen succes en het paar scheidde van tafel en bed. Tot een echtscheiding kwam het echter niet, omdat de kerkelijke autoriteiten daar een stokje voor staken. Een tijdlang werd mijn grootvader de hostie tijdens de communie geweigerd door de pastoor. In de periode dat de stiefmoeder er niet was voedden de kinderen elkaar op. Mijn moeder noemde dit haar gezellige periode thuis.
Mijn moeder was als jonge volwassen vrouw zoals te doen gebruikelijk in die tijd geheelonthouder: ze rookte niet, noch dronk ze. De swinging sixties waren echter ook voor haar niet onopgemerkt voorbijgegaan. Na haar vijftigste stak ze met haar inmiddels vrijgevochten vriendinnen een sigaretje op en dronk samen met hen gezellig een wijntje. Eén keer ging dat mis. Toen ze die keer wat te diep in het glaasje had gekeken, begon ze bij thuiskomst, met het gehele gezin aan tafel om haar heen, tot onze ontzetting te huilen. Out of the blue. Verbouwereerd stonden we om haar heen, niet wetend wat te doen. Ze was ontroostbaar om haar verloren moeder, die ze  maar zo kort gekend had. Ze was nog geen vier jaar geweest toen haar moeder was gestorven. En ze droeg nog slechts een vage herinnering aan haar met zich mee.

vrijdag 21 november 2014

Eigenlijk zijn we best goed!

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vindt in een half november verschenen rapport dat het Nederlandse middelbaar beroepsonderwijs (mbo) tot de beste beroepsopleidingeninstituties ter wereld behoort. Zelfs Chinezen komen naar ons kijken. Daar kijkt de lezer vast van op, maar het staat er echt. Het rapport maakt echter wel de kanttekening dat vooral de niveau 4-opleidingen tot de uitblinkers behoren, terwijl de niveau 3-  en niveau 2- opleidingen vergeleken met mbo-4 wat minder blijken te zijn, maar nog steeds goed op peil. Over de niveau 1-opleidingen toont het rapport zich wat bezorgd en het twijfelt aan de effectiviteit ervan voor de arbeidsmarkt. Een minpunt vindt de OESO ook dat de niveau 1-opleidingen een negatieve spin-off hebben voor de beeldvorming van niveau 4-opleidingen.
Internationaal blijken ‘we’ het erg goed te doen: opleidingen op mbo-4 staan op hetzelfde niveau als sommige Amerikaanse universiteiten. Een tijd geleden al werd hier bij ons het idee gelanceerd om niveau 3 en niveau 4 enkel nog als mbo te betitelen. En er gingen zelfs stemmen op om het mbo als ‘eretitel’ enkel te reserveren voor niveau 4-opleidingen. Happy days are here again: toen scholen als mts, meao, mds en mdgo nog in aanzien stonden. Minister Jet Bussemaker wil eerst de zaak nog eens uit laten zoeken; ze ziet er schijnbaar niet zoveel in.
De Tweede Kamer blijkt vooralsnog niet overtuigd van het middelbaar beroepsonderwijs: het zou opleiden voor ‘banen van gisteren en niet van morgen’. Ook het bedrijfsleven kankert al jaren over het mbo. De oordelen over het mbo lopen binnen- en buitenlands nogal sterk uiteen. Jan van Zijl van de MBO Raad is boos over al de negatieve karikaturen. De werkelijkheid van de beroepenvelden waar het mbo voor opleidt is namelijk complex. Banen van morgen blijken over tien jaar al banen van gisteren te zijn. Een mismatch is gauw gemaakt. Van Zijl en Bussemaker maken zich er dan ook sterk voor om mbo-studenten zo generiek en flexibel mogelijk voor hun ongewisse maar spannende arbeidstoekomst op te leiden. En blijkbaar doen we dit in de ogen van de Chinees zo goed dat hij naar ons komt kijken.

woensdag 5 november 2014

Fins onderwijs: less is more!

HBO-docenten van Fontys Tilburg hebben onlangs Finland bezocht om eens met eigen ogen te aanschouwen hoe het onderwijs daar wordt ingevuld en vormgegeven. Het onderwijs in Finland op alle niveaus van primair tot en met academisch staat zeer hoog aangeschreven. Het viel de Tilburgse docenten vooral op hoe rustig en gedisciplineerd het er daar op onderwijsinstituten aan toe ging. Dat kwam volgens hen omdat docenten daar van alle niveaus waarin ze onderwijs geven universitair geschoold dienen te zijn. Dit gegeven alleen al maakt dat zij door leerlingen of studenten (én ouders!) met respect bejegend worden. In Finland ben je als docent iemand en ben je beslist geen lesboer die op feestjes zijn beroep maar liever verzwijgt. Om het wat cru te zeggen: in tegenstelling tot de docent die vroeger als een notabele in het dorp beschouwd werd, ben je nu als leraar in de ogen van velen vaak een loser.
In het vorige decennium heb ik in het kader van een Europees onderwijsproject Finland een viertal keren mogen bezoeken. Ik bezocht daar met een aantal OGT-collega’s diverse onderwijsinstituten, van primair tot en met hbo. Ik kan volledig bevestigen wat de bovengenoemde hbo-docenten zeggen, maar voeg daar aan toe dat de rust en discipline afgedwongen werd door een strikt sanctie- en beoordelingsbeleid. Als je je niet op school weet te gedragen vlieg je er binnen no time af, en tentamens e.d. worden pas met een voldoende of meer beoordeeld als ze daartoe ook echt aanleiding geven.
Het viel de docenten van Fontys op dat er zo weinig stage-uren in de Finse onderwijscurricula zijn opgenomen, zonder daar verder een conclusie aan te verbinden. Omdat ik op enige zij het bescheiden ervaring met het Finse onderwijs kan bogen maak ik die, zij het tentatief, wel. Zou het niet zo kunnen zijn dat juist mede dankzij het geringe aantal stage-uren het onderwijs daar excellent is. Juist door hun leerlingen en studenten op school te houden blijven de onderwijsinstituten beter in control over de leeractiviteiten en – prestaties van hen. Er is volgens mij nog nooit goed onderzocht hoe effectief BPV is, en uit eigen ervaring kan ik stellen dat de verschillen in kwaliteit van begeleiding groot kunnen zijn.
Less is more in het Finse onderwijs verzuchtten onze hbo-collega’s met bewondering, want inderdaad er worden daar totaal minder lesuren gedraaid als bij ons. Maar dit gegeven is erg relatief, gezien het feit dat onze lesurentotalen ‘vervuild’ zijn door BPV-uren. In het Nederlandse mbo hebben de BPV-uren een bandbreedte van 40% tot 60%! Feitelijk zijn de Finse leerlingen en studenten zodoende veel meer uren op school dan bij ons. Zo bezien is minder inderdaad ook meer!

zondag 2 november 2014

Een vlucht regenwulpen tegen het ontlezen

Met honderdduizenden gratis exemplaren van Maarten 't Harts roman Een vlucht regenwulpen wil Nederland Leest heel het land de maand november lang over hetzelfde boek laten praten.  Maar slaat  deze campagne ook aan bij de meest beoogde doelgroep, jongeren? Dat waag ik te betwijfelen als ik de reactie in een krant lees van een twintigjarige hbo-student journalistiek. Hij heeft het boek met lange tanden zitten lezen, want hij vond het maar saai, er gebeurde niets spannend in. Met literaire formuleringen had de jongeman het ook niet breed, zo moeilijk. Een veel gehoorde klacht van jongeren als het over literatuur gaat. Nu is dat een kwestie van smaak, ontwikkeling, historisch besef, etc., allemaal moeilijke zaken voor jongeren, waarvoor ze naar school moeten. Nu zou ik van deze reactie niet op hebben gekeken, ware het niet dat het om een student journalistiek ging. Iemand die van woorden moet gaan leven.
De minder beoogde doelgroep van de vijftigplussers zal de ontwikkelingsroman van Maarten ’t Hart vast in grote aantallen afnemen, want daar zitten de lezers. Maar omdat deze senioren al lezen, is juist voor hen de leescampagne niet meer nodig.
Een vlucht regenwulpen is een mooie roman die gaat over een ‘eenzijdige’ jeugdliefde van een puber voor een meisje uit zijn klas, de onbereikbare Martha. Ik onderschrijf de ‘klacht’ van de ontleesde student journalistiek van hierboven, want het boek is inderdaad nogal literair van niveau met allerlei tijdslagen, een psychologische problematiek, terwijl het verhaal zich ontvouwt in de context van Nederland in de jaren zestig waarin sprake is van een spectaculair snelle ontkerkelijking.
Volgens de wet van de literaire intertekstualiteit komt een verhaal of een roman nooit uit de lucht vallen; het zit in een web van voorgangers en later navolgers. Toen het boek in 1978 verscheen is het door recensenten meteen vergeleken met de ontwikkelingsroman van de eertijds beroemde Nederlandse schrijver Simon Vestdijk: Terug tot Ina Damman, de geschiedenis van een jeugdliefde. ’t Hart werd zelfs plagiaat verweten; de ongenaakbare Ina Damman is even onbereikbaar voor de hunkerende puber Anton Wachter als Martha uit Een vlucht regenwulpen voor Maarten. Het verhaal speelt in het begin van de 20e eeuw in een context van snelle maatschappelijke ontwikkelingen. De roman die deel uitmaakt van de achtdelige romancyclus Anton Wachter maakt een pas op de plaats, om terug te kijken naar een tijd die onherroepelijk voorbij is.  In 2007 verscheen van Tim Krabbé zijn roman over een obsessionele jeugdliefde Marte Jacobs. Het leeftijdsverschil tussen jongen en meisje blijkt een onoverbrugbare kloof; de zestienjarige Emile valt voor een meisje van negen. Een subtiele verwijzing van de schrijver naar onze tijd? Onbeantwoorde jeugdliefdes zijn van alle tijden. De renaissancedichter Petrarca getuigt van zijn onbeantwoorde obsessionele liefde voor Laura in zijn beroemde Canzoniere. En hebben we allemaal niet eens te maken gehad met zo'n hevig verlangende maar onbeantwoorde liefde?