zaterdag 24 mei 2014

Het gebeurd zó vaak!

Het laatste taboe, - dat heeft weten te ontsnappen aan de culturele-revolutiejarenzestig in Nederland -, is het elkaar wijzen op taalfouten. Dat doe je namelijk niet gauw. Als talenman heb ik het twijfelachtige genoegen dat ik in praktisch elke tekst van wie dan ook, van laagopgeleid tot zeer hoog, wel een of meer spel- of stijlfouten ontdek. En ook in mijn eigen teksten vind ik later altijd wel weer een zonde tegen de taalregels. Soms word ik daar ook door vakgenoten op gewezen. Heel gezond, voor een talenman mag je kritisch zijn. Dat dan weer wel.

Het ontdekken van taalfouten in teksten van collega’s in het onderwijs bezorgt me altijd weer plaatsvervangende schaamte. Zeker als ik fouten zie in teksten die naar buiten gaan, in ouderbrieven bijvoorbeeld. Tenenkrommend lees ik dan zo’n tekst verder, in de angstige hoop verder geen taalongerief erin aan te treffen. In het vakblad Onze taal van deze maand staat een lezersbriefje waarin de schrijver klaagt over een schriftelijke uitnodiging voor een ouderavond op een basisschool. De leerkracht laat erin weten dat hij graag wil kennismaken, want ‘ik begeleidt uw kind dit schooljaar’. De spellingcorrector laat de foutieve werkwoordsvorm gewoon toe… 

Ik herinner me een vakbekwame maar stellig onbevoegde collega die, - ‘Oh, heerlijke onwetendheid!’-, koeien van spelfouten op het schoolbord in de klas placht te schrijven. En niemand zei er iets van. De leerlingen hadden het niet door, menig docent helaas ook niet, maar zij die het wel zagen, hielden hun mond: too embarrassing!
 
Het tij is echter aan het keren en het laatste taboe wordt geslecht, want correct taalgebruik is een issue geworden. Als zelfs het Financieel Dagblad van afgelopen zaterdag al gaat schrijven dat taalfouten schadelijk zijn voor de beroepsuitoefening en het zakendoen, dan is er echt iets aan de hand.
Een kritische noot: in het middelbaar beroepsonderwijs zijn we al sinds 2007 bezig om van taal weer een serieus schoolvak te maken, maar nog steeds heeft een onvoldoende voor Nederlands geen gevolgen voor het behalen van het mbo-diploma. Dit duurt allemaal veel te lang, maar volgend jaar gaat het wel gebeuren. Helaas kunnen de taalvaardigheden die echt een probleem vormen, - lezen en schrijven -, gecompenseerd worden door de mondelinge. En worden de landelijke examens gecompenseerd met de instellingsexamens. De resultaten van beide wijken gemiddeld ontoelaatbaar af.

De spellingchecker had het werkwoordvormfoutje in het kopje van deze blog niet opgemerkt; u wel?

donderdag 22 mei 2014

Niko

Een dag voor Niko overleed, schreef ik onwetend dat hij daags erop ons definitief zou verlaten onderstaande blog. Een in memoriam avant la date zoals later bleek, voor een man die binnen onze schoolorganisatie gewaardeerd en gerespecteerd werd, en bovenal ook geliefd was.

Het zou als niet erg gepast ervaren kunnen worden om een blog te schrijven over een collega die onze organisatie vanwege zijn ernstige ziekte heeft moeten verlaten.  En het is zeker niet gebruikelijk. Net zoals het ongebruikelijk is om te praten over het gemis van een collega die elders is gaan werken. ‘Niemand is onmisbaar heet het dan’, tamelijk gevoelloos. En inderdaad er dient zich altijd wel weer een nieuw (en soms nog jong) talent aan om de werkzaamheden die zijn achtergelaten door degene die vertrok weer op te nemen. Maar toch. 

In het onderwijs is vaak sprake van langdurige arbeidsrelaties, gewoon omdat mensen lang in het zelfde onderwijsinstituut blijven werken. (Onderwijs is een boeiend werkterrein!) En dat schept een band. In een van mijn blogs heb ik deze band uitgedrukt met de term ‘intieme vreemden’. Na jarenlange samenwerking word je zo vertrouwd met elkaar dat de grens van het collega zijn met wederzijds goedvinden wordt overschreden, maar dan niet altijd weer zo ver dat je kunt spreken van een vriend of vriendin. Ofschoon dat ook voorkomt, zelfs tot aan het verschijnen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand toe. Zoals bij schrijver dezes het geval was. (Onze OGT-baby’s zijn intussen vooraan in de twintig.) Maar toch.

Onze eigen Hans Spekman van het college van bestuur is, zoals iedereen die hem wat nader kent weet, ernstig ziek en hij zal naar algemeen verwacht wordt niet meer in ons onderwijsinstituut terugkeren. Dat zijn de  harde feiten. Intussen gaat het werk gewoon door. ‘Who wants yesterday’s papers?’, zong een beatgroep in de sixties. Maar toch.

De Hagenees Niko van Dorp is hét voorbeeld van een geslaagde integratie in ons Brabantse land. En zoals het bij  het ‘import’ zijn betaamt, hij bracht ook veel mee. Zijn bonhomie en (intussen Brabantse) gemoedelijkheid, zijn scherpe intellect en verbale vernuft, zijn onverstoorbaarheid en zijn onovertroffen nuchterheid en eenvoud, die zijn handelsmerk werden. Dat handelsmerk drukt solidariteit uit, om met de socialist  Hans Spekman te spreken, én betrokkenheid met de mensen, studenten, docenten en dienstverleners op onze onderwijsinstituten.




zondag 18 mei 2014

Lean

Het toverwoord lean zoemt plotseling overal door onze schoolorganisatie. Lean opereren gaat ervoor zorgen dat we voortaan efficiënter en effectiever gaan handelen, waardoor onze organisatie minder afval en uitval uitstoot, met daarbij ook nog een vermindering van de financiële uitgaven. Dat is mooi meegenomen!

Als talenman heb ik minder positieve associaties bij het woordje lean en het gerenommeerde woordenboek dat ik al sinds mijn middelbareschooltijd in gebruik heb, The concise Oxford dictionary, bevestigt deze sceptische bijgedachten. De eerste betekenis van het woordje lean als bijvoeglijk naamwoord is, - en ik vertaal nu zelf weer uit het Engels: dun, mager, on-voedzaam, van arme kwaliteit en schaars. Dit woordbetekenisveld wordt toegepast op bijvoorbeeld lichaam, oogst, jaren, dieet. De positieve (en tweede) betekenis van het woord is van toepassing op vlees, te weten niet vet, spierrijk vlees. En daar zal de link dus vandaan komen voor het lean-managementprogramma. (Lean als werkwoord betekent vertaald leunen, maar deze betekenis is in dit verband niet direct van toepassing.)
In de wandelgangen wordt soms misnoegd gesproken van een verkapte bezuinigingsoperatie en gezegd dat lean sturen en opereren tot een verschraling van de organisatiecultuur leidt. Inktbroeder Henk Benders schreef er op Ons Plein al een kritische blog over. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen: wegsnijden van zieke (bureaucratische) delen binnen onze organisatie, daar kan niemand iets op tegen hebben, behalve de collega’s die (deels) overbodig werk uitvoeren natuurlijk. Maar wegsnijden van vitale delen, en daar reken ik weliswaar geld kostende maar uiteenlopende organisatiecultuur bevorderende activiteiten of voorzieningen onder, is natuurlijk slecht voor de gezondheid van het instituut en dus niet ongevaarlijk voor het voortbestaan ervan.
Het woordje lean roept ambivalente gevoelens en gedachten op en daarom stel ik voor om het te vervangen door het woordje slim. Dan zijn we gelijk ook van dat vervelende Engels af dat onze (management)taal teistert.  Ofschoon slim behalve een positieve ook een pejoratieve betekenis heeft in de zin van schuin. In timmerliedenjargon: die deurpost staat slim. Toch is er nog meer aan de hand met dat slim. Maar daarover een volgende keer meer.