maandag 28 mei 2012

Affluenzen

Mirjam van den Broeke, de jonge hoofdredacteur van Quote, u weet wel het blad van Jort Kelder, schreef onlangs een interessant stuk over overvloed. Mensen hebben tegenwoordig steeds meer van alles en worden desondanks steeds ongelukkiger. De opeenvolgende crises sinds 2008 zouden wel eens een blessing in disguise kunnen betekenen, want misschien is het omgekeerd ook waar dat hoe minder mensen van alles bezitten hoe gelukkiger ze worden. We kennen allemaal de verhalen over Afrikaanse landen, waar per hoofd van de bevolking gemiddeld maar een paar honderd dollar verdiend wordt. Die mensen daar blijven er toch gewoon vrolijk onder.
De Amerikaanse historicus Simon Schama schreef in de jaren tachtig een prachtig boek over de Nederlandse cultuur van de Gouden eeuw: Overvloed en onbehagen. De titel geeft de ambivalente houding van de Nederlander tegenover welvaart en bezit goed weer. Hij stelt dat aan het typisch Hollandse karakter het sociale dilemma ten grondslag ligt van hoe burgers hun rijkdom en moraal moesten verzoenen. Enerzijds toonden dezen hun rijkdom maar al te graag, en zagen ze er zelfs een teken van uitverkorenheid door God in, anderzijds bleven ze de woorden van Johannes Calvijn gedachtig dat zij die overvloed hebben er aan moeten denken dat ze omgeven zijn door doornen. ‘En laten ze goed oppassen dat ze er niet door geprikt worden’, waarschuwt de stichter van de godsdienst die de volksaard van de medelanders boven de rivieren, maar uiteindelijk ook die van beneden de rivieren sterk zou bepalen. Eerder gaat nog een kameel door het oog van een naald dan dat de rijke het koninkrijk der hemelen zal verwerven, waarschuwde in die tijd de Statenvertaling plechtstatig.
Totdat de ‘patatgeneratie’ (term van oud-voetbaltrainer Leo Beenhakker) het levenslicht zag in de swingende jaren zestig van de vorige eeuw. Deze generatie en ook de generatie daarna, onze studenten dus, hebben geen gevoelens meer van onbehagen bij al hun overvloed. Ze vinden dat ze er gewoon recht op hebben, en hierin zouden ze duidelijk anders zijn dan hun welvarende voorouders. Of toch niet? 

zondag 20 mei 2012

Hellas

Wat gebeurt er als een land failliet gaat, houdt het dan op te bestaan? Valt voor Griekenland over een maand het doek als de euro-sceptische politieke partijen de verkiezingen hebben gewonnen? De volgende regering daar zal dan immers weigeren nog langer  te bezuinigen op de schaal dat Brussel wil en Brussel zal dan de geldkraan dichtdraaien. Ambtenarensalarissen en pensioenen kunnen niet meer betaald worden en de openbare voorzieningen zullen een gevoelige tik krijgen. De Griekse burgers zullen in een toestand van voortschrijdende maatschappelijke ellende terechtkomen, maar het leven zal ‘gewoon’ doorgaan en het land zal niet ophouden te bestaan. Maar Griekenland gaat wel failliet, wat alleen maar wil zeggen dat het land zijn schulden niet meer kan betalen en de schuldeisers hun verlies zullen moeten nemen. De schulden worden door hen dan afgeboekt en de wereld draait vervolgens weer gewoon door. Of Griekenland uit de euro zal stappen of daar door Europa toe gedwongen zal worden, is nog maar helemaal de vraag. Misschien blijft de Europese Centrale Bank in Frankfurt wel lenen aan het arme land. De Europese Unie en haar muntunie kan niet langer de voortgaande imagoschade gebruiken. Maar als Griekenland weer terug gaat naar de drachme zal het doen wat er vroeger altijd werd gedaan als het economische tij tegen zat: de munt zal gedevalueerd worden ten opzichte van de euro, en flink! Vervolgens wordt Griekenland voor ons lekker goedkoop en gaan wij er weer met zijn allen op vakantie, want wij hebben het zelf intussen ook niet meer zo breed. Dit jaar gaan er al 400.000 Nederlanders niet meer op vakantie, die dat vorig jaar nog wel deden. Wellicht bedenken zij zich op het laatste moment en boeken een last minute naar de Peloponnesos. Je kunt er nu al overigens supervoordelig naar toe, laten ons de aanbiedingen op internet weten. Want failliet of nog niet failliet, als het economisch tegenzit, als de vraag dus is afgenomen omdat de vakantieganger het te duur vond in verhouding tot de geboden kwaliteit, dan dalen de prijzen. Tien jaar geleden ging Argentinië failliet en de schuldeisers hadden het nakijken. Vervolgens devalueerde het land zijn munt, de peso. Vandaag de dag is Argentinië economisch weer booming, maar de voormalige schuldeisers bezien dit met gemengde gevoelens. Dat dan weer wel.

zaterdag 12 mei 2012

De paradox van Groucho Marx

Van de Amerikaanse komische acteur uit de dertiger jaren, Groucho Marx, is de paradoxale uitspraak bekend: ik zou niet bij een club willen horen die mij als lid wil hebben. Hij veronderstelt hierin de mogelijkheid dat er   zo´n club bestaat. Dat zou dan een club moeten zijn die een berucht persoon als Groucho Marx, die niet alleen als acteur elke situatie waarin hij optrad uit de hand liet lopen, tot zijn gelederen zou toelaten, terwijl het daarbij het niet denkbeeldige risico loopt dat de gevolgen hiervan desastreus voor de club kunnen zijn. Zoals bekend veranderde elke situatie waarin Groucho Marx als filmpersonage optrad in totale wanorde en chaos, met als apotheose vaak een massale kloppartij. Niet zo goed voor het voortbestaan van de club dus; toch wil hij zelfs daar niet bij horen. Dat kan om twee redenen zijn: hij wil de club zijn lidmaatschap besparen, opdat deze kan blijven voortbestaan of hij vindt zichzelf dermate onmogelijk dat hij zelf(s) niet bij een club wil horen die hem als persoon wil hebben. De eerste motivatie duidt op moreel besef, de tweede op zelfkennis. De eerste mogelijkheid moeten we uitsluiten, omdat Marx een totaal gebrek aan zedelijk besef tentoonspreidt. Hij loopt letterlijk en figuurlijk over mensen heen, beledigt en bruuskeert hen, waarbij hij lichamelijk contact niet uit de weg gaat. Hij lijkt eerder amoreel dan immoreel te zijn. Het laatste veronderstelt nog enig besef van normen en waarden, het eerste sluit dit uit. Houden we dus over de tweede motivatie: Groucho Marx kent zichzelf zo goed dat hij zich zelfs in staat acht om een club die totale chaos niet uit de weg gaat, te ontwrichten. En zo zou hij dan het tegendeel van zichzelf worden, want het negatief van chaos is orde en samenhang. Marx dus als iemand die mensen verbindt, maar dat wil hij natuurlijk niet zijn. We kunnen dus concluderen dat Groucho Marx geen lid wil worden van een club die hem zou willen, louter uit zelfbescherming. Hij zou zichzelf in zichzelf verliezen.

zaterdag 5 mei 2012

Serendipiteit

Je zoekt het een en je vindt het ander, of je zoekt niet eens en je vindt opeens iets wat je al een tijd kwijt was. Vroeger baden we tot de H. Antonius van Padua (niet de heremiet!) als we iets kwijt waren: Heilige Antonius, beste vrind zorg dat ik mijn … vind. In te vullen afhankelijk van wat je zocht. Doordat je gedachten wat minder op het zoeken gericht waren, trad er in het zoekproces een zekere mate van ontspanning in, waardoor het verloren voorwerp eerder werd gevonden. Bidden werkt helend, want het leidt je af van je probleem. Je creëert een leeg plekje in jezelf dat met iets onverwachts, een oplossing vaak, kan worden opgevuld. Denk maar eens aan de helende activiteit van dromen. Ik heb al heel wat problemen weggedroomd en er vaak iets nieuws voor terug gekregen, waardoor het probleem minder betekenis had gekregen. ’s Nachts en overdag. Wanneer we krampachtig met iets bezig zijn, bijvoorbeeld met het vinden van een oplossing voor een probleem, dan lukt dat meestal niet. Of de vermeende oplossing blijkt achteraf geen oplossing te zijn, maar een remedie die nog erger is dan de kwaal. De beste en meest creatieve ideeën blijken te ontstaan als je er niet bewust mee bezig bent. Om creatief te zijn moet je je onverbeterlijke controleneigingen loslaten. Ik heb veel langeafstandgelopen. Vaak begon ik mijn loop met een vol hoofd problemen en ervaringen die dag doorgemaakt. Deze losten vaak als sneeuw voor de zon op, al lopende. Voor de joggers onder ons een heel bekend fenomeen. Voor het vinden van creatieve oplossingen is afstand nodig en vooral ontspanning. Ik heb in mijn jonge tijd eens een blauwe maandag bij een Amerikaans elektronicabedrijf gewerkt, begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Daar zat een aantal jeugdige types computerprogramma’s te bedenken. Met de benen op tafel, casual gekleed, languit hangend op sofa’s en in fauteuils. Dit beeld bracht bij ons kantoorpersoneel, gestoken in keurig confectiepak met stropdas,  de nodige hilariteit teweeg: rare jongens die Amerikanen, zeiden wij dan.
Serendipiteit, ergens iets vinden wat je er niet zocht, is het vermogen om uit schijnbare toevalligheden juiste conclusies te trekken. Daarvoor moet je juist wel erg goed voorbereid zijn, met andere woorden, alvorens in de relaxmodus te gaan, moet je gepokt en gemazeld zijn in het probleem. Om aan de hand van het toeval oplossingen te vinden. Zoals Alexander Fleming de penicilline ontdekte.