Het eerste wat je voelt is een bevreemdende verbazing: hè,
mijn fiets staat er niet meer. Daarna ontsteek ik bij wijze van een veenbrand
in boosheid. Het is geen felle woede, maar een wrevel die blijft hangen als een
dag met druilerige regen. Daarna is er gelatenheid: ik heb nog wat fietsen in
de schuur staan, en dit was zeker niet mijn beste. Integendeel.
Ik had als ik steeds doe op de diefstal geanticipeerd door een
oude fiets mee naar de stad te nemen; er wordt nogal eens een fiets gejat. Een
vorige fiets werd gestolen toen ik bij de barbier in de binnenstad geknipt en
geschoren werd. Toen had ik hem echter vergeten op slot te zetten: de
gelegenheid maakt de dief! Ik vond het toen vooral erg voor de barbier.
Ik heb mijn gestolen fiets maar niet gemeld bij de politie. Heeft
waarschijnlijk toch geen zin; bovendien miste ik alle benodigde gegevens. Mijn vorige
gestolen fiets heb ik wel opgegeven; nooit iets meer van gehoord. In plaats van
de Hermandad sta ik nu zelf op de uitkijk, en wellicht is de lezer bereid mee
te kijken.
Signalement: vrij lage lichtgrijze damesfiets (!), zonder
tierelantijntjes, wel met een opvallend oranje goedkoperig ringslot van de
Axion. Tegen mijn gewoonte in had ik mijn fiets niet met het ringslotje ergens
aan vastgemaakt, maar enkel met het traditionele fietslotje van niks op slot
gezet. Een paperclipje voldoet. De gelegenheid maakte ook hier de dief.
Ethische vraag voor in de klas: ben ik mede schuldig aan
deze diefstal?