vrijdag 11 december 2015

No milk today

No milk today, it wasn't always so
The company was gay, we'd turn night into day
(Herman's Hermits 1966)

Vorige week donderdag kopte gratis krant Metro: Baas geeft meer uit aan kerst. Groothandels zien dat bedrijven en instituten dit jaar weer meer uitgeven aan kerstpakketten dan de afgelopen jaren. Dit jaar geeft een bedrijf of instelling gemiddeld 45 euro (!) uit voor het kerstpakket. Vorig jaar was dat 38 euro. Wat zit er in die pakketten tegenwoordig, zult u vragen, al jaren verstoken zijnd van dit zalige cadeau uit eigen zak. Nou, vooral veel lekker maar verantwoord eten. De kerstpakketten gaan met hun tijd mee: deze tijd heeft een welhaast religieuze, om niet te zeggen obsessieve belangstelling voor voedsel. De kook- en eetprogramma’s in de media zijn niet van de lucht. 

De Metro schrijft in het artikel dat de kans groot is dat je zo’n pakket dit jaar van je baas zult krijgen. Toen ik dat las wist ik dat dit bericht dan niet voor mij bedoeld was, en ik kreeg simultaan beelden uit het sprookje ‘Het meisje met de zwavelstokjes’ voor het geestesoog. Op haar blote teentjes in de koude sneeuw tuurt een haveloos gekleed meisje door het raam van een mooi huis, en ziet een rijk en welvarend gezin gezellig bijeen aan het kerstdiner. Het meisje blijft buitengesloten en ze zal dit schouwspel niet overleven. 

Zo’n vaart zal het met schrijver dezes hopelijk niet lopen: ik heb thuis mijn kerstpakket met sinterklaas al ontvangen. Maar toch blijft elk jaar mijn hart vol verwachting kloppen: wanneer keert het College van Bestuur op zijn schreden terug en geeft gul aan zijn mensen hun kerstpakket? De zuinigheid waarmee het elk jaar afsluit is zo helemaal onbourgondisch en dus niet-Brabants, dat het naast een lichte wrevel ook mijn verbazing wekt. De Engelsen hebben daar een mooie zegswijze voor: Penny wise, but pound foolish. Zo’n kerstpakket levert uiteindelijk geld op vanwege de commitment van de professional die ermee wordt bereikt. Als u me niet geloven wilt, dan sla er onder uw kerstboom de managent-literatuurbestseller van Nassim Nicholas Taleb maar eens op na: The Black Swan, The Impact of the Highly Impropable

Zalige kersttijd en een mooie jaarwisseling toegewenst!


donderdag 3 december 2015

Rhapsody in Black

Zwartkijker, zwarte mis, Black Power, Zwarte September, zwartekousenkerk, black is beautiful, Zwarte Piet, film noir, Schwarze Hefte, Gato Negro, pimienta negra, zwarte pest, zwarte mensen, roetzwart, zwart als de nacht, zwartrok, Le Rouge et le Noir, Cilla Black, Black Adder, de Zwarte Panter, Schwarzenbeck, Blacky, neger, nikker, zwarte handel, zwartmaken, zwarte peper, Zwartje, zwarte humor, Zwarte Cross, zwart transport, Sneeuwwitje, Zwart-Wit, zwarte gat, לילה, zwarte materie, zwart wild, Taxi De Zwart Breskens, Kees de Zwart, zwart goud, zwart bijverdienen, gitzwart, zwart ral, zwart ral nummer, Du Schwarze Zigeuner, der Tod ist ein Meister aus Deutschland, melaena, Paul Celan, zwarte kunst, Niger Delta, Niger, Nigeria, Black Rock, Black Label, de Zwarte Ruiter, de Bende van de Zwarte Hand, zwarte koffie, zwarte thee, Zwarte Libanon, zwarte lingerie, zwarte nylons, Schwarz (Mecklenburg), Koos Zwart, Schwarzenegger, Zwarte Woud, Schwarzkopf, zwart geld, zwarte handen, pieds noirs, Pata Negra, Vaca Negra, café noir, NOIR-lingerie, lion noir, de Zwarte Leeuw, Radis Noir, pinot noir, أسود المرض دي, zwartkijker, zwarte mis, Black Power, Zwarte September, Sprookjes uit Duizendeneen Nacht, zwartekousenkerk, black is beautiful, Zwarte Piet, film noir, Schwarze Hefte, Gato Negro, pimienta negra, zwarte pest, zwarte mensen, roetzwart, zwart als de nacht, zwartrok, Le Rouge et le Noir, Cilla Black, Black Adder, de Zwarte Panter, Schwarzenbeck, Blacky, neger, nikker, zwarte handel, zwartmaken, לילה, zwarte peper, Melanie, Zwartje, zwarte humor, Zwarte Cross, zwart transport, Sneeuwwitje, Zwart-Wit, zwarte gat, una nos manet nox, zwarte materie, zwart wild, μαύρος, Taxi De Zwart Breskens, Kees de Zwart, zwart goud, zwart bijverdienen, gitzwart, zwart ral, zwart ral nummer, Du Schwarze Zigeuner, zwarte kunst, Niger Delta, Niger, Nigeria, לילה, Black Rock, Black Label, de Zwarte Ruiter, de Bende van de Zwarte Hand, melanemie, zwarte koffie, zwarte thee, Zwarte Libanon, zwarte lingerie, zwarte nylons, Schwarz (Mecklenburg), Koos Zwart, morenland, zwartmoor, de pot verwijt de ketel, 'Oh dear what can I do babies in black and I'm feeling blue', Schwarzenegger, Son of Saul, Zwarte Woud, Melanie de Zwart, melasma, melanoom, zwartboek, zwarten, Schwarzkopf, zwart geld, melaniet, حكايات من 1001 ليلة, zwarte handen, pieds noirs, Pata Negra, Vaca Negra, café noir, NOIR-lingerie, lion noir, de Zwarte Leeuw, Radis Noir, pinot noir, danse noir, Perigord Noir, Zwartsluijs, Zwart Land, Zwartje, Noortje, zwart op wit.


zaterdag 28 november 2015

ROC weg ermee? Nou nee

Vorige week werden we opgeschrikt door het bericht dat Tante Jet (Bussemaker) de roc’s kleinschaliger wil maken, naar een menselijke maat wil terugbrengen. We zijn te groot gegroeid, of liever: gemaakt. Opa Jo (Ritzen) en oma Tineke (Netelenbos) hadden in de jaren negentig, bevangen als zij waren geraakt door de twee hardnekkige virussen van marktwerking en schaalvergroting het onderwijskind roc meteen volgroeid ter wereld gebracht. Beter gezegd: in de markt gezet.

De roc's zijn halverwege de jaren negentig ontstaan als gevolg van (verplichte) fusies van diverse mbo-opleidingen. De ruim 500 (vijfhonderd) mbo's werden samengevoegd tot circa 50 (vijftig) grote regionale opleidingencentra. Hierdoor zijn, net als in het voortgezet onderwijs, grote onderwijsinstellingen ontstaan. Instituten met middelbaar economisch en administratief onderwijs (meao), middelbaar technisch onderwijs (mts) en middelbaar dienstverlenings- en gezondheidszorgonderwijs of mdgo (agogisch werk, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening) werden samengevoegd tot grote opleidingscentra. De agrarische scholen fuseerden tot agrarische opleidingscentra (aoc's). 

Niet onbelangrijk is ook te vermelden dat de voormalige mbo-scholen hun ‘ideologische veren’, hun christelijke signatuur in deze grootschalige onderwijsnivellering verloren. Roc’s werden levensbeschouwelijk van alles en dus niets, of hoogstens ‘iets’. 

Heel veel docenten, maakbare subjecten in de ogen van de socialistische minister en secretaris, waren daar beslist niet blij mee. Het fusieproces werd bovendien gecontamineerd door de HOS-nota uit 1985, waarin de salarisschalen waren gedowngraded, met name voor de startende docenten. Er was veel geween en geknars der tanden (Mattheüs 13) en er volgden heuse stammenstrijden, ook in het Hart van Brabant. De samenvoeging van de mts en de meao met de Streekschool, zeker omdat de laatste het voortouw in het fusieproces onder leiding van ‘pater’ Jan Nooijen had genomen, - voor de Streekschool was er een wereld te winnen -, ging niet zonder slag of stoot. De scholenstrijd duurde jaren en werd vooral ook in de lerarenkamers uitgevochten. Het na-ijleffect was hardnekkig.

Maar de tand des tijds vermaalt enerzijds veel goeds, en anderzijds veel slechts, en mensen van goede wil vinden altijd wel een weg en vooral elkaar. ‘Moetjes’ blijken vaak heel solide huwelijken op te leveren, terwijl huwelijken uit hartstocht niet zelden kwetsbaar en zwak blijken te zijn. De partners in het fusieproces waren als het ware aan elkaar uitgehuwelijkt  en net als in de grotemensenwereld hield dit huwelijk bij een groot aantal roc’s stand, en bleek vruchtbaar. 

En nu we elkaar ten langen leste gevonden hebben, moeten we van Tante Jet weer uit elkaar? No way! Weg met ONS roc? Nou nee.

zaterdag 21 november 2015

Een minuut stilte

De maandag na de aanslagen in Parijs houd ik om 12.00 uur een minuut stilte met de klas waaraan ik lesgegeven heb het uur daaraan voorafgaand. Het is doodstil, op een tijdstip waarop doorgaans studenten druk pratend het klaslokaal verlaten. De jonge adolescenten kijken stil voor zich uit, soms een steelse blik werpend naar mij of naar een medestudent. In de studiezaal ernaast wordt de stilte kennelijk minder gerespecteerd. Later verneem ik van een collega dat een studente op het verzoek om stilte reageerde met de vraag waar dat helemaal voor nodig was. Anderen gingen gewoon verder waar ze mee bezig waren en negeerden het verzoek.

Ik breng diezelfde middag het onderwerp van de aanslagen aan de orde in de les. Het is niet zozeer een onderdeel van de les, - ik doceer Nederlands -, maar onder het kopje actualiteit breng ik wel vaker dingen van de dag ter sprake. Soms gaan studenten daarop in, soms niet zo. Deze keer blijft het stil. Zo kort na het gebeuren in Parijs zoeken ze evenals ikzelf naar woorden. Ze kijken bezorgd voor zich uit. 

Een student vraagt waarom er alleen voor Parijs een minuut stilte werd gehouden, waarom niet ook voor Beiroet? Ik antwoord dat de aanslag in Beiroet van een tijdje daarvoor uiteraard meegenomen kon worden in de bezinningsminuut. Het klinkt voor hem niet erg overtuigend. 

In de krant lees ik later die week dat de minuut stilte mensen aandachtig maakt voor hun leefomgeving, en daarom zelfs een praktijkvoorbeeld van mindfulness kan worden genoemd. Doorgaans rennen we maar door en leven van de ene hype in de andere. De Minuut doet ons letterlijk en figuurlijk stilstaan bij ons medeleven met de slachtoffers en onze eigen angsten.

“Kunnen die terroristen ook op school komen?”, vraagt een meisje bang aan haar moeder. Moeder stelt het kind gerust door te zeggen dat de kans heel klein is. “Maar de kans blijft”, zegt het kind.

zaterdag 14 november 2015

Paris s'éveille

Ik hoor van het vreselijk vervolg op Charlie Hebdo tijdens de nazit van het jaarlijkse burendiner. Het is dan al middernacht. Het gesprek stokt en van ontzetting staren we met ogen vol ongeloof naar de beelden op tv. Het gezelschap zet zich schrap, is alert: ‘La vie au 21e sciècle, après neuf/onze’. De onderwerpen van geanimeerde, soms geagiteerde discussie zijn irrelevant en futiel geworden. Thuisgekomen volg ik nog urenlang het nieuws in mijn oortjes tot ik in slaap val.

De volgende morgen zie ik op TV5 Monde beelden van voor het schoolgebouw van het Parijse Lycée Voltaire. ‘La Paris est vide’ zegt een man op tv. De terrassen zijn leeg en de kramen van de zaterdagmarkten worden niet opgebouwd. Vandaag is er geen school, de onderwijsinstellingen en universiteiten zijn gesloten, evenals de meeste andere publieke instellingen, zoals zwembaden en bibliotheken. Het vrije, voorlijke woord is de mond gesnoerd door achterlijk geweld. De Boulevard Voltaire is een van de plaatsen van aanslag: een terrorist blaast zichzelf op. Een statement en affront door woedende jongemannen die zich van het land van de Verlichting hebben afgekeerd. De Duitse denker Peter Sloterdijk schrijft in zijn boek Woede en tijd over 'woede-depots'. Frankrijk is groggy, ‘Paris est en en état de choc’ en neemt de tijd om te recupereren. De Franse president Hollande en minister van Buitenlandse Zaken Fabius spreken van oorlog: ‘La France est en guerre!’. Hun woorden doen me aan de dramatische toespraken van Winston Churchill in 1940 denken: het onverschrokken We shall fight them on the beaches en het paradoxale This was their finest hour. 

De volgende morgen, ‘Le lendemain après la horrible nuit avant’  wappert bij mijn Franse overbuurman fier de tricolor. Christian hangt bij elke memorabele gelegenheid, goed of slecht, ‘Bon ou mauvais’, de Franse nationale driekleur uit. Het schept een band die landgrenzen overschrijdt. In een opwelling besluit ik uit solidariteit met mijn overbuurman en compassie met de slachtoffers de Nederlandse vlag aan mijn huis halfstok te hangen.

In Meppel betogen enkele tientallen mensen tegen Zwarte Piet tijdens de traditionele jaarlijkse Sinterklaasintocht.

donderdag 5 november 2015

Over schuld en schande

Christenen plegen zichzelf de schuld te geven, moslims een ander, zo hoorde ik afgelopen zondag in het tv-praatprogramma Buitenhof. Dat kan wel kloppen voor wat christenen betreft, want het zondebesef is een hard christelijk geloofsgegeven. Voor moslims geldt echter als religieuze grondhouding de onderwerping (= Islam) aan God, zodat me de bevinding dat het geloof van moslims tot een schuldbesef van de ander zou voeren, niet klopt. Mocht het waar zijn dat moslims een ander eerder de schuld geven als iets fout gaat, dan is dat eerder het harde culturele gegeven van het eergevoel. In plaats van schuld is schande voor veel moslims een diep beleefd gevoel. En het daarbij gepaard gaande gevoel van schaamte? Dat is maar de vraag, want schaamte hoort eerder bij schuld dan bij schande.

Nu doet zich in veel westerse landen het feit voor dat met de secularisatie het christelijk zondebesef en daarmee het schuldbesef en schaamtegevoel op de achtergrond is geraakt. De meeste voormalig christenmensen zijn zich van geen kwaad bewust meer en schuiven hun bordje met schuld door naar hun buurman, en als die niet thuis geeft naar de buurman van de buurman, enzovoort. Zo krijgt op den duur de hele maatschappij de schuld, met als zichtbaar effect dat we allemaal korte lontjes dreigen te worden en ons schaamteloos gaan gedragen. Merkwaardig genoeg beginnen zo autochtone en allochtone Nederlanders steeds meer op elkaar te lijken. Als dat geen voorbeeld van integratie is, wat zeg ik: assimilatie!

Maar als iedereen elkaar de schuld geeft dan lijken we allemaal schuldig. Dat komt me erg onpraktisch voor, en daarom heb ik voor mezelf besloten, om op de eerste plaats mezelf de schuld te geven als iets niet lekker loopt. En me diep te schamen als ik me hufterig gedragen heb in het publieke domein. Sinds jaar en dag ben ik weer belijdend christen (van de katholieke gezindheid). Dat heeft als groot praktisch voordeel dat ik niet eerst de maatschappij behoef te veranderen, maar alleen maar mijn eigen uppie. 

Verbeter de wereld, begin bij jezelf!

zaterdag 31 oktober 2015

Galgje: less is more!

Mijn leerlingen, studenten, deelnemers, cursisten, the whole bunch houdt ervan dat ik de les afsluit met een woordspelletje. ‘Galgje’ blijkt nog steeds populair, tot ver in de adolescentie toe. Als ik aan de klas vraag: “Waarmee zal ik deze prachtles weer eens leuk afsluiten?”, dan klinkt het vaak uit één mond: “Galgje!”

In de loop der jaren heb ik een heus lexicon van galgjewoorden aangelegd, waaruit ik uit voorraad naar believen kan putten. Nu zou je misschien denken dat dit voornamelijk uit lange woorden zal bestaan, maar het tegendeel blijkt waar te zijn, zo heeft langjarige galgje-ervaring geleerd. De moeilijkste galgjewoorden zijn nogal kort: woordjes als curry, taxi, quasi, quiz, lynx, psyche, cacao, sfinx, uier, dodo, oase, qua en zelfs ei blijken verrassend moeilijk te raden te zijn. Terwijl lange woorden als rioolwaterzuiveringsinstallatie, arbeidsongeschiktheidsregeling, televisieproductiemaatschappij of bedrijfsevenementenorganisatie en geneesmiddelenvergoedingssysteem, ja zelfs arbeidsongeschiktheidsverzekeringsformulier relatief gemakkelijk geraden worden. 

Dat komt omdat deze laatste groep woorden veel verschillende letters, veel klinkers, maar nauwelijks of niet 'moeilijke' letters als c, q of x bevat. De groep met relatief korte woorden wordt juist door het tegenovergestelde gekenmerkt: weinig letters, weinig klinkers, maar wel ‘moeilijke’ letters als c, q en x bevattend. 

De kunst van het galgjespelen is nu om de klas met zo gewoon mogelijke woorden om de tuin te leiden; ik noemde al taxi, ei en curry. Maar een woord als jazzzanger of herfsttruitje is ook verrassend leuk. Natuurlijk kun je de klas ook met lange woorden bij de neus nemen, maar dat betreft dan vaak chemische substanties als acrylnitril of dichlorodifenyltrichloorethaan en zo. En die ‘mogen’ niet bij Galgje. Klassieke lange woorden als hottentottententententoonstelling worden betrekkelijk vlot geraden vanwege algemene bekendheid, evenals het fantasiewoord uit de trailersong van de musicalfilm Mary Poppins: supercalifragilisticexpialidocious.

Over het algemeen doen lange woorden de klas niet aan de galg eindigen, maar ze maken enkel dat het spelletje wat langer duurt. Ook voor Galgje geldt: less is more!


zaterdag 17 oktober 2015

Succes!

Vrouwen wensen elkaar ‘Sterkte!’ en mannen ‘Succes!’. Als ze iets moeilijks gaan ondernemen. Dat las ik in de krant, en dan moet het wel waar zijn want de krant is een meneer. Ik ben er eens op gaan letten, en verrek het klopt! Sterker nog, steeds meer mannen nemen dat vrouwelijke ‘Sterkte!’ over.

Nederland is in rap tempo gefeminiseerd, en het onderwijsveld vormt in dit emancipatieproces(?) de voorhoede. Wat dit laatste betreft constateerden een goede vriend van me en ik onder het genot van een Cubaanse sigaar dat onze kinderen voornamelijk bij juffrouwen op de basisschool hadden gezeten. Wij noemen dat onder elkaar nog ouderwets mannelijk: ‘lagere school’, want verschil moet er zijn en het neutraal klinkende ‘basisschool’ verdoezelt dat. 

Onze kinderen hebben op hun lagere scholen letterlijk maar van één mannelijke leerkracht les gehad. Mijn goede vriend en ik noemen dat nog ouderwets mannelijk ‘onderwijzer’, want verschil moet er zijn tussen de meester en zijn leerling. Kom daar bij het vaagtalige ‘leerkracht’ maar eens om. 

Zelf hebben we op onze lagere scholen enkel van mannelijke onderwijzers les gehad, zij het dat sommige onder hen een (zwarte) rok droegen. Maar verder was er niets vrouwelijks aan deze laatsten te ontdekken, want ze mepten er als het nodig was behoorlijk op. Een van deze onderwijzers, frater Bernulfus, placht met zijn zware zegelring de tere hoofdjes van zijn leerlingen te kastijden, als ze weer eens zaten te klieren. Ik heb er gelukkig geen jeugdtrauma aan over gehouden, wel ben ik behalve docent ook schrijver geworden. En zoals bekend: ‘An unhappy childhood is a writer’s goldmine.’ 

(Terzijde: ‘An unhappy childhood is a writer’s gold mine’, dat is het motto van de ‘Brief uit het huis genaamd “Het Gras”’ van Gerard Kornelis van het Reve, die in januari 1966 in Tirade verscheen en later werd opgenomen in Nader tot u (1966). Nop Maas wijdt in Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven. Deel 2 – De rampjaren1962-1975 (2010) op pagina 255-256 bijna een halve pagina aan dit motto en aan het feit dat blijkbaar niemand de precieze herkomst ooit heeft weten te achterhalen.)

Van de andere kant: mede door de gestage toestroom van migranten uit overwegend F-cultuurlanden (David Pinto), lijkt er wel een masculiene tegenbeweging gaande, maar deze manifesteert zich nog voornamelijk achter huisdeuren en in koffie- en gebedshuizen. Maatschappelijk gezien merk je er nog niet zoveel van, maar dat komt wellicht nog vreest een bange verwachting.

vrijdag 9 oktober 2015

Cut the crap!

Onlangs werd in de krant ervoor gepleit het hele circus van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken maar af te schaffen. Ze passen niet meer bij deze tijd en leveren voor de gesprekspartners hoofdzakelijk frustraties op, omdat er na verloop van tijd altijd wel iets mis is gegaan. En wat mis gaat blijft het langste hangen, ook al ging er nog zo veel goed. Ook tijdens de Tweedaagse van het Platform Medezeggenschap begin oktober werd hiervoor door enkele key note sprekers gepleit.

De jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was de tijd van vrijheid, blijheid, creativiteit en niet onbelangrijk: vrije, maar ook onveilige, seks. Maar daarover een andere keer: zaken gaan ook in dit geval voor het meisje. 

In de jaren tachtig en negentig probeerden we weer wat greep te krijgen op al het vrolijke jolijt, dat niet zelden ontspoorde in mallotigheid. De jaren nul (2000-2010) maakten ons in dit streven tot ware control-freaks, iets waarvoor prof. Paul Frissen al halverwege dat decennium waarschuwde. Ik hoorde zijn intelligente boutade tegen al dat dwangmatig controleren van elkaar aan tijdens een ICT-conferentie in Eindhoven: ‘Stop met die bull-shit!’, riep hij vanaf zijn spreekgestoelte maar niemand luisterde. Integendeel, we verfijnden met obsessieve overgave ons controle-instrumentarium, en de ‘bilatjes’ van weleer tussen baas en medewerker woekerden uit tot heuse gesprekkencyclussen met bijbehorende formulieren en afvinklijsten. 

De jaren tien (2010-2020) laten (gelukkig) weer een omslag zien. We willen met zijn allen  af van dat wederzijds checken van het behalen van targets, en zoeken een nieuwe vrijheid. Niet de vrijheid-blijheid van de swinging sixties, maar een vrijheid die ons aan elkaar verplicht. En zonder de tot nu toe gebruikelijke bullshit. 

Controle is in essentie gebaseerd op wantrouwen, waarvoor we kennelijk alle reden hebben. De afgelopen decennia hebben ons sadder but wiser gemaakt, maar we zijn in onze ijver en vlijt doorgeslagen. Wat iedereen op zijn klompen aanvoelt. We willen weer terug naar vroeger, maar dan anders. Semper idem, sed aliter, zeiden de oude Romeinen: alles blijft hetzelfde, maar steeds weer anders. 

De zelfbewuste, goedopgeleide professional wil serieus genomen worden, en vertrouwen krijgen. Het management en bestuur zijn daarbij niet leidend, maar dienend. Bij tijd en wijle praten heren en mevrouwen elkaar bij, maar dan zonder format.

zondag 27 september 2015

Altijd september (2)

De schrijver houdt niet van de zomer, die leidt hem teveel van zijn denkwerk af. Het zonnige weer bezorgt hem steevast een schuldgevoel als hij binnen blijft. 'Dit mooie weer is kennelijk niet aan jou besteed, hè? Schaam je!' Dan raapt hij zijn spulletjes en zichzelf maar bij elkaar en steekt – voorzichtig en schuw aanvankelijk  – zijn neus buiten de deur, om verantwoorde dingen te gaan doen als zwemmen, fietsen en mensen-ontmoeten. Zijn vrouw verleidt hem tot dagtripjes en uiteindelijk hele reizen, waardoor hij dagenlang van huis verbannen wordt. Ver weg van zijn vrienden en vriendinnen in zijn werk- en studeervertrek. Ook de doden onder hen zijn de schrijver dierbaar. Zijn boeken wachten geduldig in gelid  op hem tot hij weerkeert. Hij kan altijd op hen rekenen, want zij blijven waar ze staan, tussen de vier planken van zijn boekenkast.

Het licht van de zomer is de schrijver te fel, het is te hard voor zijn zachte ogen en tere gemoed. ‘De dagen zijn lichtreuzen’, dichtte Herman Gorter. Hij heeft daarom een hekel aan het al te uitbundige licht in sommige schilderijen van Vincent van Gogh, en is daarentegen een liefhebber van de ‘nouvelle vague’ avant là date van de schilderijen van Mr. William Turner. De schrijver houdt niet van de middag, zoals die aan hem verschijnt in de duivelsuren tussen twaalf en drie: het licht slaat hem lam en beangstigt hem. De zomermiddagen zijn hem dan ook vaak een gruwel. Dan vlijt hij zich na de lunch bij voorkeur neer op divan of canapé en beidt dromend van betere uren zijn tijd. Op de klanken van ‘Are you going to Scarborough Fair’ slaapt hij rustig in en wentelt zich weldadig in de armen van Morpheus. Soms daarbij geholpen door een Westmalle Trappist tijdens de middagdis. Dat heeft hij van de monniken geleerd in een nabij gelegen klooster.

"In omnibus requiem quaesivi, et nusquam inveni nisi cum libello in angelo", schreef Thomas à Kempis, zijn middeleeuwse zielsverwant. Nergens vindt de schrijver rust, behalve in een hoekje met een boekje.

In de heiig-lichtdagen van eind augustus kondigt zich september aan. De schrijver is weer thuis.





zaterdag 19 september 2015

Paradigmaverschuiving van hoofd naar hart

Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden,
het was de eeuw van wijsheid, het was de eeuw van dwaasheid,
het was het tijdvak van het geloof, het was het tijdvak van ongeloof,
het was het jaargetijde van het licht, het was het jaargetijde van duisternis,
het was de lente van de hoop, het was de winter van de wanhoop.

Met deze beroemde zinnen opent Charles Dickens zijn tweestedenroman A tale of two cities over Londen en Parijs aan de vooravond van de Franse revolutie.

Als ik mijn zegsvrouwe moet geloven leven we in onze tijd, ja zelfs in onze dagen, in een vergelijkbare tijd van omwenteling. Zij spreekt van een paradigma shift, een transitie die een nieuwe oriëntatie inhoudt van het hoofd naar het hart. De periode van de Verlichting, de era van het rationele denken, loopt op haar eind, en voor ons ligt de nieuwe tijd van het gevoel. Aan het einde van september zal deze verschuiving zichtbaar, hoorbaar en voelbaar worden. Ik citeer:

“Wij leven in een bijzondere tijd. Een tijd waarin velen de reis maken van hun hoofd naar hun hart. Van een ego-gedragen bewustzijn naar een hart-gedragen bewustzijn. Dit proces is een versmelting van het licht (je ziel) met je fysieke lichaam. Je kunt het vergelijken met fotosynthese. Zoals bomen en planten dit doen met licht. Het verankeren en transmuteren van licht in materie. Dit resulteert in de activatie van het DNA in je lichaam. Dit proces vraagt om fysieke, emotionele, mentale en spirituele aanpassingen. Deze DNA-activatie heeft een aantal neveneffecten. Ik gebruik het woordje symptomen liever niet. Je bent tenslotte niet ziek en het is ook niet iets wat bestreden dient te worden.”
“De nieuwetijdskinderen, onze nieuwe leerlingen, zullen merken dat ze meer en intenser de neveneffecten van deze activatie ervaren. Zij zijn over het algemeen gevoeliger voor zonnevlammen en kosmische stralen en invloeden. Ook zijn zij vaak de eersten die last hebben van een bepaald neveneffect. Ze trekken als het ware energetisch de kar en lopen voorop.”
Niet te geloven.

zaterdag 12 september 2015

Back to the future, part 1

De leraar van 2032 heeft het stoffige imago van zijn voorganger van zich afgeschud en is weer de baas op school. In het curriculum toont hij zich de meester. Hij heeft afgerekend met de afrekencultuur, waarbij de onderwijsinspectie steeds meer naar resultaten keek en scholen zich daarnaar gedroegen. Een berucht voorbeeld was de oekaze van de overheid dat de schoolexamens en de centrale examens niet teveel mochten verschillen. Schoolleiders gaven als gevolg daarvan aan hun leraren de opdracht om de normering van hun toetsen aan te passen. Het was een puur administratieve maatregel, waarbij de inhoud niet ter sprake kwam.

De afgelopen maanden is er veel te doen geweest over curricula in het funderend onderwijs. De staatssecretaris heeft opgeroepen tot een brede maatschappelijke dialoog over wat leerlingen in 2032 moeten kennen en kunnen om goed in de samenleving mee te kunnen draaien. Een groep leraren heeft de handschoen opgepakt.

Via een landelijke peiling (ingevuld door bijna 800 leraren) en een ‘manifest#leraar2032’ over de rol van de leraar bij curriculumontwikkeling (opgesteld door een groep van 20 leraren po, vo, so en mbo) brengen zij de stem en de mening van leraren in kaart.

De jonge leraren pleiten bij de curriculumcommissie o.l.v. prof. Schnabel voor een nationaal doorgaand kerncurriculum dat zich dynamisch aanpast aan nieuwe ontwikkelingen in wetenschap, economie en samenleving. Ook moet er een landelijke Lerarenraad komen, bestaande uit enkel leraren dus, die beslissen over de inhoud daarvan.

De groep van jonge leraren is luidruchtig (maar misschien heb je ze nog niet gehoord of naar hen willen luisteren) in verzet gekomen en doet pijnlijke uitspraken over hun (meestal oudere) collega’s. Ze zeggen dat het leraren ontbreekt aan eergevoel. Dat is er door de achtereenvolgende onderwijsministers, te beginnen bij Jo Ritzen, uitgeramd. Onder het motto dat het onderwijs vooral maakbaar moest zijn, goten deze een stortvloed van onderwijsvernieuwingen over de arme hoofden van de leraren uit, en maakten daarmee vooral de leraar kapot. De jonge leraren verwijten de Nederlandse leraren dat zij lamlendig zijn. De cultuur in het onderwijs is klagen en vervolgens nietsdoen. Alleen voor hogere salarissen en passend onderwijs gaan ze naar het Malieveld.

De vraag is in hoeverre ik mij in dit sombere beeld wil herkennen, in hoeverre docenten van OGT zich hierin willen herkennen. Immers 'negatieve-aandacht' trekken moet je niet belonen heb ik als didacticus en pedagoog geleerd. Wat het eigenaarschap van de onderwijs-curricula betreft scoren de jonge leraren wel 'a hole in one'. Het is tijd voor een onderwijsdebat op onze school.




zaterdag 5 september 2015

Vuilnisman, mag deze zak ook mee?

“Je kunt altijd nog vuilnisman worden”, waren vroeger de troostende woorden van de ouder en leerkracht tegen kinderen die op school niet goed mee konden of hun best niet genoeg deden. Natuurlijk waren die woorden ironisch bedoeld. Varianten daarop waren beroepen met een laag maatschappelijk aanzien als stratenmaker (‘kaailegger’), grondwerker en putjesschepper. Onze kinderen kennen die oude beroepen vaak niet meer, omdat ze letterlijk en figuurlijk van aanzien zijn veranderd. De schoonmaakster of poetsjuffrouw heet nu interieurverzorgster, de secretaresse is tegenwoordig een bureaumanager (m/v) en het gewone textielfabriek-meisje van vroeger heet sinds geruime tijd modinette.

Neem een beroep als vuilnisman: daar bestaat sinds kort een heuse opleiding voor. Dit schooljaar begint de eerste erkende mbo-opleiding voor vuilnismannen, die opleidt tot 'allround medewerker (m/v) afvalbeheer'. De opleiding is ontwikkeld door de SPA Groep in Bodegraven, specialist in opleidingen in de afvalbranche. ‘Afval bestaat niet’ is een slogan die op sommige vuilniswagens staat te lezen. Een grote afvalwerkende onderneming ‘slogant’ ermee. Sinds het onrustbarende Rapport van de Club van Rome uit 1972 is de afvalverwerking een milieu-industrie geworden, een specialisme dat tot steeds groter technologische hoogtes reikt.

Oude beroepen krijgen maatschappelijke erkenning in de vorm van erkende opleidingen, zoals ik scheef in een eerdere blog over de mbo-opleiding schaapsherder. Of worden opgeschaald naar een hoger opleidingsniveau. De handen aan je bed van de zuster in het ziekenhuis zijn steeds vaker hbo-geschoold. En ook de nomenclatuur is mee veranderd: de zuster is een hbo-v-verpleegkundige geworden. 

Toen de straten rondom mijn woning deze zomer werden opgebroken vanwege werkzaamheden in het kader van riool- en afwateringverbetering merkte ik tot mijn voldoening dat de oude grondwerkers van vroeger specialisten zijn geworden, die tevens over uitstekende communicatieve vaardigheden beschikken. Op mijn belangstellende vraag hoe het werk vorderde, kreeg ik een uitgebreid verslag dat besloten werd met de bezorgde vraag of het werk niet voor teveel overlast voor de straatbewoners zorgde. De rioolspecialist wees mij tevens op een app, waarop je kon volgen hoe de werkzaamheden vorderden: de Bouwapp.

Publicist Henk Spaan besloot vroeger zijn giftige radiocolumns over hooggeplaatste personen en andere Bekende Nederlanders met: “Vuilnisman, mag deze zak ook mee?!” Het dedain dat steevast in deze woorden werd gelegd gold niet alleen zijn columntarget, maar ook degene die het uit de weg moest ruimen: de goede oude vuilnisman.

zaterdag 29 augustus 2015

Oratio pro domo

"En hiermee verklaar ik het schooljaar voor geopend.” In deze rituele bewoordingen besloot de voorzitter van het College van Bestuur zijn oratio pro domo, zijn redevoering voor het huis. Onder het kennelijk onvermijdelijke  managers- en bestuurdersjargon van missies en kerndoelen, vielen mij twee items op. Fred van der Westerlaken benadrukte dat wij een school zijn en dat we (daarom) nieuwsgierig moeten zijn, of worden. De tijd is gelukkig voorbij waarin collegevoorzitters vonden dat we een onderwijsinstituut vooral moeten zien als een bedrijf met kennisproducenten en kennisconsumenten.

De Onderwijsgroep Tilburg is een school, of liever een conglomeraat van scholen, en daarin zit tegelijkertijd iets paradoxaals, zodat het moeilijk blijft deze zelf als school (Huis?) te definiëren. Maar goed, de omschrijving is in elk geval kernachtig en beter dan bedrijf. Wat het overigens ook is; vraag maar aan onze collega’s van de diensten. Maar we zijn in elk geval geen onderneming, wat een bedrijf met een winstoogmerk is. 

Fred spoorde ons dus aan tot nieuwsgierigheid, en niet zozeer tot hard werken, want dat doen we in het onderwijs al. No kidding! Hij ging verder niet echt op de term nieuwsgierigheid in en waarom we nieuwsgierig moeten zijn, maar hij benadrukte deze wel een aantal malen. 

Ik vul zijn woorden met deze blog aan:

Aan nieuwsgierigheid gaat de verwondering vooraf. Wanneer er geen verwondering (en bewondering!) is, houdt het met de bepaalde soort nieuwsgierigheid die van docenten en dienstverleners gevraagd wordt snel op. Die bepaalde soort zou ik de onderzoekende nieuwsgierigheid willen noemen. Je hebt daarnaast nog een kwalijke vorm van nieuwsgierigheid, die haakt naar dingen die je wilt weten, maar die je eigenlijk niets aangaan. Zoals bepaalde privéaangelegenheden van anderen. 

In zijn boekje ‘Inleiding tot de verwondering’ scheef de Brabantse (van Udenhout!) filosoof, Cornelis Verhoeven, dat verwondering ten grondslag ligt aan elke bezinning. Volgens Plato was de verwondering het begin van de filosofie. Verhoeven noemt zijn boekje een oefening in de vrije val. Wanneer je je over iets verwondert verliest het zijn vanzelfsprekendheid en gaan onvermoede facetten, ook van de meest bekende dingen, voor je open. Je kunt je zo oefenen in verwonderen, dat voortdurend een onderzoekende nieuwsgierigheid bij je opgewekt wordt. Een (school)cultuur van vanzelfsprekendheid leidt tot tirannie van de middelmaat en tot verstarring. 

Verwondering en bewondering vormen noodzakelijke voorwaarden tot onderzoekende nieuwsgierigheid. Je kunt deze echter niet afdwingen.

zaterdag 4 juli 2015

Sprokkelingen 2

De laatste blog alweer van dit schooljaar. Bij gebrek aan inspiratie en een teveel aan transpiratie, - we beleefden een hittegolf de afgelopen dagen -, heb ik wat onafgemaakte blogs bij elkaar geharkt om je daarvan mee te laten genieten. Ze hebben het om allerlei redenen niet gehaald, of zijn in andere blogs als tekstpassage opgenomen.

Over twintig jaar is de mensensoort managers uitgestorven. Niet omdat ze dan zou zijn uitgeroeid of aan inteelt ten onder is gegaan, maar omdat er geen behoefte meer aan blijkt te zijn in het mensenpark. Door ouderdom uitgestorven. Hoe is het dan zo ver gekomen? 

Een schoolorganisatie kun je vergelijken met een school vissen: ze is voortdurend in beweging en geen moment hetzelfde. Of met een zwerm spreeuwen, die ’s avonds pas tot rust komt als hij neerstrijkt in bomen of struiken. In de loop der tijd komen er vogels bij en vallen er ook weer af. 

En de dichter sprak: ‘In de mens opent de Natuur haar ogen om zichzelf te bekijken en wat wij zien in de wereld om ons heen is onze eigen voorstelling ervan.’ Deze zin is van een duizelingwekkende diepte. De dichter heeft kennelijk de Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant gelezen die zei over het menselijk kenvermogen dat wat wij waarnemen met onze zintuigen voornamelijk wordt voorgekookt in onze hersenpan. Maar omdat wijzelf ook een deel van de natuur zijn zien wij als wij kijken ook echt een deel ervan. 

De OR wordt vaak verweten dat medezeggenschap stroperig werkt. Van controle achteraf naar mandatering vooraf. Dus voordat bestuur allerlei besluiten neemt. Overlegmodel / poldermodel. Vanwege de complexiteit van de materie.  Is mandaat wel de juiste term? Onderscheid delegeren en mandateren.

Aan het roer dien avond stond het hart
en scheepte maan en bossen bij zich in
en zeilend over spiegeling
van al wat het geleden had
voer het met wind en schemering
om boeg en tuig
voorbij de laatste stad.

De laatste woorden zijn niet mijn eigen woorden, maar van een bekende Nederlandse dichter. Wie het weet mag reageren op deze opruimblog, maar niet tevoren googelen. Fijne vakantie, goede collega!



zaterdag 27 juni 2015

Schabbernakken zijn geen labbekakken!

Mijn Vlaamse collega laat zich in een overleg ontvallen: ‘Ik grijp hem bij zijn schabbernak!’ Schabbernak? Wij ‘Ollanders’ zouden zeggen: ‘Ik pak hem bij zijn lurven!’  Schabbernak klinkt in mijn oren wat gemoedelijker dan lurven; er klinkt enig mededogen in door. Er wordt niet dóór gepakt zoals bij lurven.

‘Hier spreekt men Nederlands’, heette vroeger een programma op de BRT, de Belgisch-Nederlandse tv-omroep van weleer. Schabbernak? Lurven? Is dat goed Nederlands? Ja, maar wat betekenen die woorden en waar komen ze vandaan? De herkomst van lurven is onbekend, zegt Van Dale’s etymologisch woordenboek, maar schabbernak is goed te herleiden. Letterlijk zou het schurftnekje kunnen betekenen. Er zitten de woorden krabben en nek in. De gewone woordenboekbetekenis is echter weer 1. oud rafelig kledingstuk, én 2. kwajongen, straatjongen. De associatie van beide woorden met schurftnekje zijn makkelijk te maken: armoede. 

Ach Vlaanderen, uw taal is zo schoon en zacht. Ik kan me niets mooier voorstellen dan een jonge ‘signora’ in Antwerpen, die mij, verdwaald in ’t stad, de weg uitlegt.  Het Goede Doel overwoog niet voor niets in de tijd van de kruisraketten in de jaren tachtig in België een goed heenkomen:  

`k Heb getwijfeld over België
Omdat iedereen daar lacht
`k Heb getwijfeld over België
Want dat taaltje is zo zacht 

De titel van deze blog luidt: Schabbernakken zijn geen labbekakken! Andere woorden voor labbekak zijn: klaploper, lapzwans, nietsnut, flierefluiter, uitvreter, etc. Zie verder het Bargoens woordenboek of het Woordenboek van de platte taal. Dat laatste bestaat ook! Etymologisch stamt labbekakken van likken, slobberen en kakelen, maar de associatie met poep dringt zich onwillekeurig op. Labbekak zou dan zoiets kunnen betekenen als hielenlikker, of grof: kontlikker (Woordenboek van de platte taal!). Het gewone woordenboek zegt 1. babbelaar, kwaadspreekster, 2 bang, slap persoon.

Waarom Hans de Boer, de voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO/NCW, uitkeringstrekkers labbekakken noemt is hiermee taalkundig duidelijk gemaakt. Maar in mijn optiek zijn deze schabbernakken geen labbekakken.


                                                                                                                                                                   

zaterdag 20 juni 2015

Dikke Ik

Een tijdje geleden kwam minister-president Mark Rutte in het nieuws met een rede tot de VVD-familie bijeen, waarin hij aangaf hoe het eigenlijk heurt. Weg met de Dikke Ikken was zijn devies, want die zitten overal, ook bij zijn eigen VVD-matties. Over de betekenis van de term ontstond in de media direct discussie, want welke Dikke Ik had onze jeune premier eigenlijk voor ogen? Was het de Dikke Ik van collega Diederik Samson of bedoelde hij die van de rechtsfilosoof Kunneman? Mark bleek een eigen definitie te hanteren.

De humanist Kunneman wordt gezien als de vader van het Dikke Ik. Hij muntte de term tien jaar geleden in een boek met als titel ‘Voorbij het dikke-ik; bouwstenen voor een kritisch humanisme’. Hierin kritiseerde hij het consumentisme dat gedachteloos en zonder inspiratie voort graast en de aarde daardoor uitput. Toch was Kunneman niet de bedenker van de term. Dat was de Zwitserse predikant W.J. Oehler die in 1933 het boek 'Vom dicken Ich' publiceerde, en dat in 1938 op de Nederlandse markt kwam als 'Het Dikke Ik'. Vond ik op internet.

Samson vat het Dikke Ik als volgt samen: ‘Het Dikke Ik is de verontrustende uitvergroting van het individu, dat zich bevrijd heeft van alle vormen van moreel gezag en dat zich aan niets en niemand nog wat gelegen laat liggen. Lomp gedrag, minachting voor andersdenkenden, onverzadigbaarheid en zelfingenomenheid zijn de kenmerken van het Dikke Ik.’
Het Dikke Ik staat voor onmatigheid, voor de onverzadigbare zucht naar meer, beter en duurder, voor lomp gedrag en voor een dikke huid.

De premier echter bracht de term in verband met zijn definitie van de verzorgingsstaat: ‘Een samenleving waarin mensen denken dat ze alles kunnen maken en recht hebben op allerlei voorzieningen.’ Een typisch VVD-geluid, toch?

Behoren wij tot de Dikke Ikken? Als je docent bent heb je daar weinig kans op, gezien de goede reputatie als mens, die de beroepsgroep heeft bij het grote publiek. Nu moet je dit niet verwarren met aanzien, dan blijkt de gemiddelde Nederlander veel minder positief over de docent te denken. De maatschappelijke status van de leraar is zoals bekend niet bijster hoog meer.

Voor bestuurders ligt de zaak andersom. Daar blijken verhoudingsgewijs meer Dikke Ikken voor te komen; niet gek als je bedenkt dat ze een hoge organisatiepositie bekleden en een grote maatschappelijke status hebben. Wat reputatie als mens betreft is het net omgekeerd. Die heeft flink te lijden gehad van de bekend geworden schandalen van de laatste tijd. 

En nu de hamvraag: ben ikzelf een Dikke Ik?  Ik heb, docent toch, de neiging om nee te zeggen, maar als ik heel eerlijk ben…

zaterdag 13 juni 2015

Sprokkelingen

Maakt een boom die omvalt geluid, als er niemand in de buurt is? Is een banaan geel in het pikkedonker? Nee, want in beide gevallen gaat het om zintuigelijke waarnemingen. Prikkelender wordt de vraag of iemand die in het geniep diefstal pleegt of geld verduistert crimineel bezig is. Als er niemand in de buurt is zou je zeggen van niet, de bovenstaande redenering doortrekkend.

Ieder weldenkend mens, die bovendien enigszins op de hoogte is van het wetboek van strafrecht, zal zeggen van wel: natuurlijk is diefstal of verduistering crimineel gedrag, want dat zegt de wet. Ons oordeel zit kennelijk altijd al in het gedrag van de dief of de fraudeur ingesloten. Bovendien is deze zelf er al wel van op de hoogte dat zijn gedrag in strijd is met de wet. Hij kan het echter wel niet als zodanig beleven of willen zien.

Toch is het niet helemaal volledig wat ik over geluid en kleur zei. Er blijft natuurlijk altijd iets aan de boom en de banaan wat de waarnemer het geluid en de kleur ervan  doet ervaren. In het geval van het geluid van de boom is het verplaatsten van lucht dat de waarnemer het omvallen doet horen. In het geval van de kleur geel blijft er natuurlijk altijd iets aan de banaan dat mij de kleur geel van het kleurenspectrum doet afzonderen. Waardoor ik de banaan als geel zie. 

In het dagelijks leven maken we onszelf soms wijs dat er iets niet het geval is als we niet kijken. We willen dan bewust of onbewust iets niet onder ogen zien. We kijken weg van een ongemakkelijke waarheid. ‘The inconvenient truth’ van ons milieu is daar een typisch voorbeeld van, zoals oud-vicepresident van de VS ooit aantoonde.  

De filosoof Wittgenstein ging zelfs zover de wereld te definiëren als slechts ‘alles wat het geval is’. Als er zich niets aan de waarnemer voordoet, dan is het er niet volgens ons rationeel kenvermogen.
Maar het kan echter nog wel bestaan. Daarom sloot hij het bestaan van de hemel niet uit.

zondag 7 juni 2015

Uit het oog

Mijn blog op Ons Plein met het korte in memoriam van oud-collega Thérèse Hiwat, die zo tragisch om het leven kwam eind april, bleek in een onverwachte behoefte te hebben voorzien. Ik ontving nogal wat reacties van oud-collega’s van Thérèse die me schreven blij te zijn met mijn korte herinnering in woorden. Ze hadden een in memoriam tot dan toe gemist op Ons Plein. 

Daarmee werd een vergeten of over het hoofd geziene vraag actueel. Moet een organisatie, bij voorbeeld op haar website, aandacht besteden aan het overlijden van oud-collega’s? De functionarissen die daarover gaan vonden kennelijk van niet. Dit stoere standpunt bleek gezien de reacties die mijn in-memoriamblog opriep nogal kort door de bocht. Soms moet het kennelijk wel. 

Een schoolorganisatie kun je vergelijken met een school vissen: ze is voortdurend in beweging en geen moment hetzelfde. Of met een zwerm spreeuwen, die ’s avonds pas tot rust komt als hij neerstrijkt in bomen of struiken. In de loop der tijd komen er vogels bij en vallen er ook weer af. So it goes. De organisatie is voortdurend in beweging; ze vormt een eenheid, maar is aan permanente veranderingen onderhevig. Alles stroomt en niets blijft, is een oud inzicht. Collega’s komen en gaan, en niemand blijkt uiteindelijk onmisbaar. Zo zou je gechargeerd het standpunt  kunnen uitbeelden van degenen die vinden dat na het eervolle ontslag de functionaris ophoudt te bestaan voor de organisatie. Maar ook als mens? 

De mens in de oud-collega blijft natuurlijk gewoon voortbestaan, en die is de organisatie dank verschuldigd om wat zij deed en wie was. Oud-collega’s houden nogal eens contact met elkaar. Een oud-collega bleek een goede vriendin te zijn geworden, met wie ook na het vertrek uit onze organisatie moeiteloos contact wordt onderhouden.

Een collega schreef mij de stilte rondom Thérèse als oorverdovend te hebben ervaren.

zaterdag 9 mei 2015

IM Thérèse Hiwat

Op de laatste zondag van april werd onze oud-collega Thérèse Hiwat (68) dood aangetroffen in haar flatwoning in Tilburg-Noord. Het Brabants Dagblad schreef die week dat zij mogelijk het slachtoffer is geworden van een uit de hand gelopen inbraak. Er was zelfs een verdachte. In het flatgebouw werd veel ingebroken de laatste maanden.

In het krantenbericht omschreven galerijbewoners de uit Suriname afkomstige Thérèse Hiwat als een vriendelijke en lieve vrouw. Ik kende Thérèse vaag via via als een collega die werkzaam was op de School voor Educatie. Tot die avond dat ze bij mij thuis op bezoek kwam en ik haar leerde kennen als een beminnelijke en ietwat deftige mevrouw. Zij sprak uiterst verzorgd Nederlands en  was kennelijk nog van de oude school.

Mijn vrouw had Thérèse uitgenodigd om wat meer te weten te komen over Suriname en dan met name Paramaribo, waar we een dag of tien zouden verblijven, om onze dochter te bezoeken die daar stage liep.
“Loopt ze in Paramaribo stage?”, klonk het bezorgd. Volgens Thérèse was de hoofdstad van Suriname  not the place to be voor jonge studentes. Het was in die stad niet overal even veilig, moesten we weten. Dat bleek overigens achteraf gelukkig mee te vallen. Wij ontmoetten in Suriname een dochter die het reuze naar haar zin had in de hoofdstad, en bovendien door haar hospes nauwlettend werd gechaperonneerd. 

In Suriname kwamen we tijdens een tocht het binnenland in terecht in een indianenresort waar ook een lagere school gevestigd bleek. Daar beleefden we een reisje terug in de tijd, toen we de tekst van een liedje van Annie M.G. Schmidt op het bord in een klaslokaal uitgeschreven zagen: Dikkertje Dap, zat op de trap, ’s morgen vroeg, om kwart over zeven...

Een jonge vrouw organiseerde enkele weken terug een stille tocht uit protest tegen de gewelddadige dood van haar oud-docent Nederlands. Tilburg bleek voor Thérèse Hiwat uiteindelijk not the place to be.