Iedereen ging ter communie en het aantal parochianen dat voor
de celebrant de tong uitstak om de H. Hostie te ontvangen, was zo talrijk dat
de concelebrant alvast maar aan de tweede mis begon. Ik herinner me dat ik een
keer, - ik was toen kennelijk niet een van de vlugsten, later zou dat
spectaculair veranderen, zoals een ieder van u kan getuigen – dat ik dus, als
één van de laatsten aan de beurt was om een hostie te ontvangen en de priester
aan het altaar al aan de derde mis begonnen was. Als laatste in de rij droop ik
af, mij dieprood schamend.
Tot overmaat van ramp bemerkte ik te laat dat de hostie die
ik ontvangen had aan mijn verhemelte was blijven plakken. Dat zat zo: bijten op
een hostie mocht absoluut niet. De communicant werd geacht al zuigend op het
stukje ongedesemd brood te sabbelen; zoals een baby aan de moederborst doet.
Nou is die beweging met de mond, - flux de bouche - instinctmatig aangeboren, dus veel moeite
kostte de orale bewerking niet, maar zoals gezegd: kennelijk was er iets mis
gegaan.
In paniek liep ik de kerk uit, even later gevolgd door mijn
bezorgde pa: “Mar menneke, ge zèèt toch nie ziek zeker?”, “Nèè, pa, mar ik krèèg munnen hostie nie
durgeslikt; hij zit vaast.” “Och menneke, toch, kom mar ’s hier”. En met zijn
wijsvinger peuterde mijn vader het stukje brood los. “En nou slikken, Tôntje! ”
Ik volgde maar al te graag zijn ouderlijk bevel op, maar vroeg hem zachtjes bij
het teruglopen naar onze plaatsen: “Pa, maag dees wel?” “Vandaog wel”, zei mijn
vader, “vandaog is het Kerstmis en dan is ’t Kiendje Jezus geboren. En dè is
belangrijker dan wè dan ôôk.” Gerustgesteld door vaders onverbiddelijke logica,
nam ik weer plaats.
Al gauw begon ik heimelijk te denken aan de worstenbroodjes
die mijn moeder thuis aan het bakken was. En niet te vergeten de haan die ze
aan het braden was. Er liep mij zoveel warme speeksel in de mond dat voornoemde
hostie er ‘mee gemak’ in gesmolten was. Vertelde ik mijn vader weer op weg naar
huis. Moeder ging toen haar kinderen klein waren nooit mee naar de nachtmis; in
die zin had de kerk vroeger wel iets van een moskee nu.
Kerst is voor mij toch vooral een feest van heimwee en
verlangen; een romantisch feest pur sang. Een feest met heel veel warme
herinneringen. In mijn latere jonge jaren als tiener, twen, als dertiger nog
een tijdje heb ik Kerstmis weg gerationaliseerd, maar toen er kinderen in mijn
bestaan opdoken, kwam Kerstmis in al zijn licht en glorie weer terug. We
bootsen thuis het ouderlijk thuis van vroeger weer na en weer zag en zie ik
kinderogen glinsteren van puur geluk. Na het kerstdiner op Eerste Kerstdag doen
we spelletjes; en worden spelborden weer geopend die de rest van het jaar dicht
blijven. Ik eet en drink iets te veel van het goede en aan het einde van de
avond zing ik zachtjes Stille Nacht, Heilige Nacht, als ik de trap bestijg.