zondag 25 september 2016

Op konijnen schieten

Hoe begin jij je werkdag? Ga je eerst mailtjes lezen of begin je gelijk aan de klus die je al dagen als een donkere wolk boven het hoofd hangt? Het verstandigst is het vanuit oogpunt van timemanagement en voorkoming van een werk-gerelateerde  burn-out, gelijk aan je bloedeigen rotklus te beginnen en je babbelzieke collega vriendelijk doch beslist de deur te wijzen. Zet ook je mobiel uit, om niet gehinderd te worden door whatsappjes en andere digitale ruis. 
 
Deze tips komen van een arbeidspsycholoog in de krant (BD), die de lezer nog veel meer tips geeft ter voorkoming van mentale uitputting door werk. Zelf had ik haar tips al eerder aangewend, nog voor ik erover las. Of liever: proberen aan te wenden, want het valt verhip niet mee. Er is discipline voor nodig en dat is niet altijd voorhanden. Maar soms lukt het wel en dat levert steevast een goed gevoel op. Terwijl het eerst urenlang mailtjes, chats en whatsappjes beantwoorden je steevast een onbestemd leeg gevoel oplevert, waardoor je uiteindelijk verzucht: wat heb ik nu al die tijd zitten doen? Alleen maar op konijnen schieten? Er zijn nog genoeg olifanten om te doden. 

Daarom heb ik sinds enige tijd een afbeelding van een olifant op mijn bureau staan, die mij maant eerst aan de gemiddeld drie substantiële klussen te beginnen, waarvoor ik me elke dag gesteld zie. Als eerste neem ik de rotklus die geen uitstel (meer!) verlangt. Als ik die klussen met wisselend succes heb afgewerkt,  - soms moet je een zaak echt over de dag heen naar de volgende dag tillen -, beloon ik mezelf met mailtjes doen. Maar ook hierin tracht ik me te beperken. Daarna ga ik over naar de substantiële klussen, die ik leuk vind om te doen. 

Als docent heb ik echter het geluk dat ik vaak de werkdag mag beginnen met een substantiële klus die geen uitstel verlangt: lesgeven. Of ik het nou leuk vind of niet: die les aan die klas moet worden gegeven. De leuke klussen bewaar ik tot het laatst. Idealiter bezien. Ik sluit mijn werkdag af met mailtjes doen, etc. En ga daar soms thuis nog wel eens mee verder. 

Olifanten doden doe ik natuurlijk niet in het echt, ik schiet zelfs niet op konijnen.

zondag 18 september 2016

Helper’s High

Wie goed doet goed ontmoet, placht mijn goede moeder te zeggen. Als jij wat voor de ander doet, zal die ander eerder geneigd zijn voor jou hetzelfde te doen. Do ut des, zeiden de Oude Romeinen, ik geef opdat jij mij geeft. In deze zegswijze zit echter het aspect van tegenprestatie opgesloten. Er is dan geen sprake meer van het onversneden altruïsme, dat in mijn moeders spreuk was inbegrepen.

Het katholieke geloof schreef de meesten van ons naastenliefde voor: Gij zult (God en) uw naaste liefhebben als uzelf. De Godsdienst van de Vaderen legde de lat hoog. De vraag bleef of je hiertoe wel in staat was in combinatie met je aangeboren driften tot zelfbehoud. Sigmund Freud sprak van de drift tot voedselopname en de seksuele drift. De laatste was niet alleen gericht op de voortplanting, maar ook op de lustbeleving. Ook was het maar de vraag of je (naasten)liefde überhaupt kunt opleggen, laat staan afdwingen. Feit blijft echter wel dat mensen tot naastenliefde in staat blijken te zijn, maar dan uit vrije wil of uit religieuze inspiratie (Gods Woord). Of van nature, die tot uiting komt in de liefde voor je kinderen. Maar dan kun je niet anders. 
 
Kun je ook goed zijn voor je collega’s, of staat je omgang met hen enkel in het teken van functionaliteit? Ieder van ons kent zijn functie- en taakomschrijving en handelt instrumenteel daarbinnen, om zo het beste resultaat te krijgen. Of beste? Goed, want we leggen doorgaans de lat niet zo hoog. Als je goed bent voor je collega’s dan is je handelen niet instrumenteel, maar teleologisch: doel op zich. 

In de loperswereld is de Runner’s High een geliefde ervaring. Van langdurig hardlopen kun je blij worden, omdat je tijdens de loop op den duur in een soort trance geraakt, door de productie van serotonine en dopamine in je brein. Iets dergelijks schijnt te gebeuren, maar dan in veel mildere vorm als je een goede daad verricht. Bij Rotary Clubs is deze kennis gemeengoed. Iets voor het onderwijsveld?

zaterdag 10 september 2016

Onzekerheid

De beste feedback die ik ooit gekregen heb luidde: ‘Wij zijn er zeker van dat je onzeker bent.’ Nu klinkt dit niet naar een advies, maar eerder naar een constatering: er wordt vastgesteld dat een persoon in kwestie anderen overtuigd heeft van zijn onzekerheid. 

Toch heb ik deze vaststelling als een goed advies opgenomen, niettegenstaande dat er een stevige kritiek in doorklonk op mijn functioneren. Ik werd namelijk onzeker over mijn onzekerheid. Ik werd onzeker van mijn onzekerheid. Was ik werkelijk zo onzeker? In de ironische vaststelling van mijn beoordelaars was ook humor te horen. Daarom kon ik er zelfs om lachen, en lachte daarmee tegelijk om mijn onzekerheid, waardoor die minder onzeker werd. Ik werd door deze onzekere situatie paradoxaal genoeg juist wat meer zeker van mezelf.

Kennelijk was onzekerheid niet iets om erg onzeker over of van te worden. Bovendien stelde ik zelf vast dat nogal wat mensen om me heen ook verkondigden dat ze onzeker waren. Waarop ik binnensmonds reageerde, - ik hield mijn constatering (of advies) voor me: ‘Ik ben onzeker over jullie onzekerheid.’ Met die onzekerheid van die mensen in mijn omgeving vond ik het eigenlijk wel meevallen. Te meer omdat er mannen en vrouwen tussen zaten tegen wie ik opkeek. Ik was met andere woorden niet zeker van hun onzekerheid. Daarnaast verzekerden de mensen tegen wie ik opkeek mij dat ik ook wat in mijn mars had en dat ze soms ook van mij opkeken. En ik redeneerde: als ik dan kennelijk volgens anderen over capaciteiten beschik, wat voor zekerheid kan ik dan hebben van mijn eigen onzekerheid? Aan de onzekerheid van mensen die veel in huis hebben, - en sommigen van hen zeggen dat ik dat ook heb -, durf ik wel te twijfelen en aan de onzekerheid van mezelf niet? Vreemd toch. 

Deze vraag heb ik heel lang bij mezelf overwogen. Tot ik mezelf op een dag tegen iemand hoorde zeggen, die vertelde dat hij zich zo onzeker voelde over zijn functioneren, dat onzekerheid bij kwaliteit hoort. Hè?! Ik stond van mezelf te kijken, maar de aanzet tot onzekerheid over mijn uitspraak verdween, toen ik mezelf hoorde redeneren dat mensen die zichzelf niet bekritiseren aangaande hun functioneren, niet onzeker hierover durven te zijn, het niet denkbeeldige gevaar lopen op den duur juist slechter te gaan functioneren. Rust roest. 

Een goede vriendin heeft jarenlang geleefd met een zekere vrees voor ontmaskering: ‘Ooit moeten mensen doorkrijgen dat wat ik doe niet veel voorstelt.’ Niet veel voorstelt! Ze heeft een topfunctie bij de politie.