zaterdag 31 oktober 2015

Galgje: less is more!

Mijn leerlingen, studenten, deelnemers, cursisten, the whole bunch houdt ervan dat ik de les afsluit met een woordspelletje. ‘Galgje’ blijkt nog steeds populair, tot ver in de adolescentie toe. Als ik aan de klas vraag: “Waarmee zal ik deze prachtles weer eens leuk afsluiten?”, dan klinkt het vaak uit één mond: “Galgje!”

In de loop der jaren heb ik een heus lexicon van galgjewoorden aangelegd, waaruit ik uit voorraad naar believen kan putten. Nu zou je misschien denken dat dit voornamelijk uit lange woorden zal bestaan, maar het tegendeel blijkt waar te zijn, zo heeft langjarige galgje-ervaring geleerd. De moeilijkste galgjewoorden zijn nogal kort: woordjes als curry, taxi, quasi, quiz, lynx, psyche, cacao, sfinx, uier, dodo, oase, qua en zelfs ei blijken verrassend moeilijk te raden te zijn. Terwijl lange woorden als rioolwaterzuiveringsinstallatie, arbeidsongeschiktheidsregeling, televisieproductiemaatschappij of bedrijfsevenementenorganisatie en geneesmiddelenvergoedingssysteem, ja zelfs arbeidsongeschiktheidsverzekeringsformulier relatief gemakkelijk geraden worden. 

Dat komt omdat deze laatste groep woorden veel verschillende letters, veel klinkers, maar nauwelijks of niet 'moeilijke' letters als c, q of x bevat. De groep met relatief korte woorden wordt juist door het tegenovergestelde gekenmerkt: weinig letters, weinig klinkers, maar wel ‘moeilijke’ letters als c, q en x bevattend. 

De kunst van het galgjespelen is nu om de klas met zo gewoon mogelijke woorden om de tuin te leiden; ik noemde al taxi, ei en curry. Maar een woord als jazzzanger of herfsttruitje is ook verrassend leuk. Natuurlijk kun je de klas ook met lange woorden bij de neus nemen, maar dat betreft dan vaak chemische substanties als acrylnitril of dichlorodifenyltrichloorethaan en zo. En die ‘mogen’ niet bij Galgje. Klassieke lange woorden als hottentottententententoonstelling worden betrekkelijk vlot geraden vanwege algemene bekendheid, evenals het fantasiewoord uit de trailersong van de musicalfilm Mary Poppins: supercalifragilisticexpialidocious.

Over het algemeen doen lange woorden de klas niet aan de galg eindigen, maar ze maken enkel dat het spelletje wat langer duurt. Ook voor Galgje geldt: less is more!


zaterdag 17 oktober 2015

Succes!

Vrouwen wensen elkaar ‘Sterkte!’ en mannen ‘Succes!’. Als ze iets moeilijks gaan ondernemen. Dat las ik in de krant, en dan moet het wel waar zijn want de krant is een meneer. Ik ben er eens op gaan letten, en verrek het klopt! Sterker nog, steeds meer mannen nemen dat vrouwelijke ‘Sterkte!’ over.

Nederland is in rap tempo gefeminiseerd, en het onderwijsveld vormt in dit emancipatieproces(?) de voorhoede. Wat dit laatste betreft constateerden een goede vriend van me en ik onder het genot van een Cubaanse sigaar dat onze kinderen voornamelijk bij juffrouwen op de basisschool hadden gezeten. Wij noemen dat onder elkaar nog ouderwets mannelijk: ‘lagere school’, want verschil moet er zijn en het neutraal klinkende ‘basisschool’ verdoezelt dat. 

Onze kinderen hebben op hun lagere scholen letterlijk maar van één mannelijke leerkracht les gehad. Mijn goede vriend en ik noemen dat nog ouderwets mannelijk ‘onderwijzer’, want verschil moet er zijn tussen de meester en zijn leerling. Kom daar bij het vaagtalige ‘leerkracht’ maar eens om. 

Zelf hebben we op onze lagere scholen enkel van mannelijke onderwijzers les gehad, zij het dat sommige onder hen een (zwarte) rok droegen. Maar verder was er niets vrouwelijks aan deze laatsten te ontdekken, want ze mepten er als het nodig was behoorlijk op. Een van deze onderwijzers, frater Bernulfus, placht met zijn zware zegelring de tere hoofdjes van zijn leerlingen te kastijden, als ze weer eens zaten te klieren. Ik heb er gelukkig geen jeugdtrauma aan over gehouden, wel ben ik behalve docent ook schrijver geworden. En zoals bekend: ‘An unhappy childhood is a writer’s goldmine.’ 

(Terzijde: ‘An unhappy childhood is a writer’s gold mine’, dat is het motto van de ‘Brief uit het huis genaamd “Het Gras”’ van Gerard Kornelis van het Reve, die in januari 1966 in Tirade verscheen en later werd opgenomen in Nader tot u (1966). Nop Maas wijdt in Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven. Deel 2 – De rampjaren1962-1975 (2010) op pagina 255-256 bijna een halve pagina aan dit motto en aan het feit dat blijkbaar niemand de precieze herkomst ooit heeft weten te achterhalen.)

Van de andere kant: mede door de gestage toestroom van migranten uit overwegend F-cultuurlanden (David Pinto), lijkt er wel een masculiene tegenbeweging gaande, maar deze manifesteert zich nog voornamelijk achter huisdeuren en in koffie- en gebedshuizen. Maatschappelijk gezien merk je er nog niet zoveel van, maar dat komt wellicht nog vreest een bange verwachting.

vrijdag 9 oktober 2015

Cut the crap!

Onlangs werd in de krant ervoor gepleit het hele circus van functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken maar af te schaffen. Ze passen niet meer bij deze tijd en leveren voor de gesprekspartners hoofdzakelijk frustraties op, omdat er na verloop van tijd altijd wel iets mis is gegaan. En wat mis gaat blijft het langste hangen, ook al ging er nog zo veel goed. Ook tijdens de Tweedaagse van het Platform Medezeggenschap begin oktober werd hiervoor door enkele key note sprekers gepleit.

De jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was de tijd van vrijheid, blijheid, creativiteit en niet onbelangrijk: vrije, maar ook onveilige, seks. Maar daarover een andere keer: zaken gaan ook in dit geval voor het meisje. 

In de jaren tachtig en negentig probeerden we weer wat greep te krijgen op al het vrolijke jolijt, dat niet zelden ontspoorde in mallotigheid. De jaren nul (2000-2010) maakten ons in dit streven tot ware control-freaks, iets waarvoor prof. Paul Frissen al halverwege dat decennium waarschuwde. Ik hoorde zijn intelligente boutade tegen al dat dwangmatig controleren van elkaar aan tijdens een ICT-conferentie in Eindhoven: ‘Stop met die bull-shit!’, riep hij vanaf zijn spreekgestoelte maar niemand luisterde. Integendeel, we verfijnden met obsessieve overgave ons controle-instrumentarium, en de ‘bilatjes’ van weleer tussen baas en medewerker woekerden uit tot heuse gesprekkencyclussen met bijbehorende formulieren en afvinklijsten. 

De jaren tien (2010-2020) laten (gelukkig) weer een omslag zien. We willen met zijn allen  af van dat wederzijds checken van het behalen van targets, en zoeken een nieuwe vrijheid. Niet de vrijheid-blijheid van de swinging sixties, maar een vrijheid die ons aan elkaar verplicht. En zonder de tot nu toe gebruikelijke bullshit. 

Controle is in essentie gebaseerd op wantrouwen, waarvoor we kennelijk alle reden hebben. De afgelopen decennia hebben ons sadder but wiser gemaakt, maar we zijn in onze ijver en vlijt doorgeslagen. Wat iedereen op zijn klompen aanvoelt. We willen weer terug naar vroeger, maar dan anders. Semper idem, sed aliter, zeiden de oude Romeinen: alles blijft hetzelfde, maar steeds weer anders. 

De zelfbewuste, goedopgeleide professional wil serieus genomen worden, en vertrouwen krijgen. Het management en bestuur zijn daarbij niet leidend, maar dienend. Bij tijd en wijle praten heren en mevrouwen elkaar bij, maar dan zonder format.