zondag 29 januari 2012

Dan gaan we naar de Dam!

Gaan we naar de Dam? Dan gaan we naar de Dam! Met deze inmiddels tot een aforisme gepromoveerde strijdkreet wist de vakbondstycoon Herman Bode in de jaren tachtig de arbeiders, in dit geval ambtenaren van de ABVA/KABO,  zo op te zwepen dat ze optrokken naar de Dam in Amsterdam. En gelijk hadden ze want ze waren woedend. En aan woede moet je lucht geven. Anders krijg je revolutie, en wat daar van komt dat heeft de twintigste eeuw ons in ruimschootse mate geleerd. Staken is niet alleen een rationele bezigheid, maar meestal een uiterst redmiddel, om vastgelopen verhoudingen los te wrikken. En als de VVD ´er Ton Elias staken een paardenmiddel uit de jaren tachtig noemt, dan heeft hij in die zin gelijk dat staken per definitie een paardenmiddel is. Maar niet dat het des jaren tachtig is, want staken is van alle tijden. Daar helpt geen marktwerkinkje lief aan. Dat gaat niet over 1000 of 1040 klokuren, inderdaad Paula. Dat is peanuts als je het over onderwijskwaliteit hebt. Let  op: die 1040 is geen peulenschil voor de lesboeren en -boerinnen in het v.o. Voor hen maakt het wel degelijk wat uit. Zeker als je ook nog het V-woord in de mond waagt te nemen. Het gaat over waardering en het gaat over gekwetste zielen. De leraren in het v.o. die staken hebben reden tot klagen. De minister van Onderwijs liet fijntjes weten dat ze meer van het werken is dan van het staken, daarmee de stakende leraren opnieuw in de hoek zettend. We hoeven deze minister niet zo serieus te nemen volgens een volledig stakingsbereide bestuurder van de onderwijsbond AOb, vanwege haar vermeende, ontoereikende intellectuele vermogens. Ik vrees voor hem dat het niet zo simpel ligt, Van Bijsterveldt gaat wel over onderwijsbeleid, intellectueel of niet.
Een schoolbestuurder uit het westen des lands schreef dat hij de woede van de leraren goed kon begrijpen. De politiek pleegt in onze dagen met enig dedain over docenten te praten. Ze hebben te lang vakantie, ze klagen te veel. Een groot deel van hen presteert onder de maat. Terwijl aldus diezelfde bestuurder van een middelbare-scholengemeenschap uit Haarlem de Nederlandse leraar in Europa de meeste lessen per week draait en relatief het minst vakantie heeft van het Europese onderwijsverzorgend personeel.
In het mbo is de 1040 nauwelijks een discussie, en op het ROC Tilburg kom ik niemand tegen die ermee zit. Dit heeft te maken met het feit dat onze leerlingen een behoorlijk deel van hun onderwijstijd vullen door middel van hun stages. En stage-uren zijn geen lesuren. De staking was dan ook niet voor deze onderwijssector georganiseerd.

zaterdag 21 januari 2012

Goedgetòld

Het Brabantse dialect is op zijn retour, maar staat desondanks volop in de publieke belangstelling. Voor dingen die verdwijnen geldt de paradoxale regel dat ze juist daardoor in beeld komen. Omdat ze weer bijzonder worden. Zelf nog dialect praten, nee dat niet meer. Hoewel, ook voor het dialect geldt een soort wet van Murphy: hoe hard je ook beweert dat dialect nu toch echt passé is, duikt het toch weer op, en op plaatsen waar je het niet meer zou verwachten.
De moderne taalkunde beschouwt het dialect als een bepaald taalregister, een taalvorm die gelijkwaardig is aan de overige taalversies van het Nederlands, inclusief de standaard. Daarmee wordt ook bedoeld dat verschillende vormen van taalgebruik afhankelijk zijn van situatie, sociale status en functie. Zo gebruiken we (verplicht) ABN in het onderwijs. Gebruiken we het Standaard Nederlands in het publieke domein, omdat we daarin te maken krijgen met taalgebruikers van allerlei afkomst en culturen. Zo heet tegenwoordig het ABN: het begrip ‘beschaafd’ werkt negatief discriminerend voor andere taalvormen van het Nederlands.
Met het Brabants, en trouwens met elk dialect, is er iets tegenstrijdigs aan de hand. Aan de ene kant zijn we er trots op, als cultuurtaal, en aan de andere kant generen we ons er een beetje voor, als spreektaal. Zelfs ons Brabantse accent doet al schaamblosjes op onze konen verschijnen, zo gauw we boven de grote rivieren zijn, of  alleen al als we in het gezelschap van Randstedelingen verkeren. Dat gevoel van schaamte wordt er sinds het verschijnen van Tante Hanny op tv in de jaren 50 in geheid; op radio en tv hoor je vrijwel alleen Randstedelijk Nederlands sprekend omroeppersoneel, dat zijn moderne stadsdialect nog eens extra aanzet met Gooise R ‘en, zoals Saskia de Boer van het Journaal.
Uit verontwaardiging daarover heeft de Tilburgse journalist Paul Spapens (maar hij woont sinds geruime tijd al in Moergestel) de stichting Tilburgs Dictee opgericht, die elk jaar haar dicteewedstrijd organiseert in de Postelse Hoef of bij Boerke Mutsaers. Hij is al jaren lang bezig om het gebruik van het Brabants te promoten. En dat doet-ie zo goed dat hij veel mensen weer van hun gène heeft afgeholpen. Trots op Tilburgs! Bekijk toch eens de site www.cubra.nl van een andere Tilburgs-dialectgoeroe, Ben van de Pol. Je vindt daarop nog oud-Tilburgse verhalen en gedichten van pater Piet Heerkens. Over het oer-Tilburgse woord ‘klotteren’ bijvoorbeeld. Of ‘golliepaopen’.
Het populairste Brabantse woord is nog altijd, hoe kan het ook anders, ‘houdoe’. Geef toe dat dit woord direct warme gevoelens bij je oproept; bij mij in elk geval wel. Zo krijg ik ook ‘penopauzale’ opvliegers als ik met mijn broers en zussen eindelijk weer eens dialect kan praoten. Met mijn kinderen spreek ik overigens ABN, maar daarover een andere keer. Dat is als taalverschijnsel een geval apart.
Wist u trouwens dat de oer-Tilburgse exclamatie: ‘Verrekte koekwaus’ in populariteit aan het winnen is bij onze schooljeugd?  Dat zegt de dialectprofessor Jos van Swanenburg in het Brabants Dagblad van zaterdag jl. Waarom je koekwaus volgens de dialectprofessor met ‘adje-au’ schrijft daar kan ik slechts naar gissen. Volgens 'De disjenèèr van de Tilbörgse taol, goedgetòld' (ook o.a. van Paul Spapens) moet het met 'otje-ou'. Wellicht geeft die ‘au’ het Tilburgse dialect fonologisch adequater weer dan ‘ou’. Tilburgers rekken klanken op: Ge maokt menne zèèk nie lauw.
Of vende dees stukske mar zèèk op ‘ne riek?

zaterdag 14 januari 2012

De babyboomer-docent zwaait af

Het gezag van de leraar beweegt zich op een hellend vlak. Twintig jaar geleden scoorde hij nog een dikke 8, nu is de waardering voor zijn gezag ruim een punt lager. Een 7. Eigenlijk niet slecht, als je beseft dat er al tientallen jaren aan zijn stoelpoten wordt gezaagd. Toch voelt iedereen wel aan dat er iets aan de hand is.
Het gezag van de leraar stoelt op drie zaken: natuurlijk overwicht, contact met de leerlingen en last but not least vakkennis. Het landelijke onderwijsbeleid heeft er de laatste decennia aan bijgedragen dat dit behoorlijk is afgenomen: de onderwijsvernieuwingen hebben veel schade aangericht, helaas. Vindt u dat de ellende bij Ritzen begin jaren negentig begint, of ging het al mis met de invoering van de Mammoetwet halverwege jaren zestig, minister Cals weet u nog wel? Maar Deetman met zijn HOS-nota halverwege jaren tachtig past ook wel in dit treurige rijtje. Daardoor werd het imago en het maatschappelijk aanzien én gezag van het lerarenberoep definitief onderuit geschopt. Bent u eerstegraads of academisch gevormd: fijn voor u, maar ons onderwijs kan er verder niets mee. O tempora, o mores!
De docenten van de babyboomgeneratie zijn volop aan het afzwaaien. Een braindrain van jewelste, want deze lichting is over het algemeen nog hoogopgeleid. Hun vervangers hebben veelal een lagere opleiding achter  de rug, of een halve en zelfs geen. Daar is een jaar of tien geleden een nieuwe term voor bedacht. Je bent als docent in zo´n geval dan wel niet lesbevoegd, maar wel lesbekwaam. In het mbo gaat om al om 15% van het lerarencorps. Corps, mooi woord dat de goeie ouwe tijd van de docent adequaat weergeeft. De meeste docenten nieuwe stijl, dus zonder lesbevoegdheid, worden tegenwoordig geworven in het bedrijfsleven, de zorg of de overheid, niet op de lerarenopleidingen. Veel van hen hebben na hun aanstelling geen aanvullende lerarenopleiding gevolgd. De Onderwijsraad vindt dit een zorgelijke ontwikkeling en de MBO Raad onderschrijft dit. Daarom heeft die eind vorig jaar met staatssecretaris Zijlstra afgesproken dat het aantal leraren in het mbo met een masteropleiding omhoog moet. De MBO Raad zegt heel blij te zijn met mensen uit het bedrijfsleven die in het mbo willen lesgeven, maar vindt het behalen van een onderwijsbevoegdheid noodzakelijk. Gelukkig zien we in de Onderwijsgroep Tilburg steeds meer docenten die met het behalen of opwaarderen van hun bevoegdheid bezig zijn, al dan niet ondersteund door de lerarenbeurs. Laatst kwam ik er nog een tegen in de studentenkantine van de UvT.

donderdag 5 januari 2012

Balgstuw

Het Genootschap Onze Taal heeft weigerambtenaar tot het populairste nieuwe woord uitgeroepen van 2011 op basis van een online-enquête. Goede tweede en derde waren Arabische lente en plaszak. De rest van de toptien werd gevormd door neologismen als app, casinopensioen, eurocrisis, occupy, wordfeud en schuldencrisis. Het winnende woord herinnert me eraan dat iemand op de valreep van het oudejaar nog het woord griepweigeraar voorstelde, daarmee de griepprikweigeraars aanduidend. Veel oudere jongeren voelen zich daar nog te veel krasse knar voor, om het met Koot & Bie te zeggen.
Griepweigeraar is net zo´n woord als luiestoel;  er klopt iets niet, maar je kunt niet meteen onder woorden brengen wat. Hoe kun je nu griep weigeren? Ofschoon bepaalde newagevolgelingen beweren dat het mogelijk is, uitgaande van hun psychosomatische ongerijmdheid: fysiek is altijd psychisch.
Je gedachten maken bij woorden als griepweigeraar een sprongetje, omdat taal een hekel heeft aan te lange woorden, of liever te uitgebreide samenstellingen. Laat dat nou net de term voor het taalverschijnsel  zijn: paardensprong, of in het jargon: hyppalage. Een ander voorbeeld van een te uitgebreide samenstelling is handschudweigeraar of –ster. Weet u nog, Rita en haar handschudweigerende Tilburgse imam? Ik ben overigens het verkorte woord ervoor 'handweigeraar' nog niet tegengekomen, ofschoon dit wel  net zo logisch klinkt; je hoeft er geen gedachtesprongetje voor te maken.
Onze Vlaamse taalvrienden hebben ook een leuk lijstje woord van 2011 samengesteld met als winnaar stoeproker; ça va sans dire. Daar is het rookverbod inmiddels ook ingevoerd.
Behalve de winnende woorden stonden er nog andere prachtexemplaren in de woordenhitlijsten. (Er is ook een 'grotepubliektoptien'.) Wat denkt u van tuigdorp? Sinds enige tijd kent het onderwijsgebied Stappegoor er ook zo een, alle processen van instituut Broers ten spijt. Een paar hele mooie staan hieronder, overigens licht discriminatoir. Met een knipoog naar onze Griekse debiteuren: acceptgyros; asielzoekers die het beste in ons naar boven roepen, namelijk onze tranen: mauro’s; de allochtone subsidiemaffia: subsidiemocro’s; burgers die het slachtoffer worden van seksuele discriminatie: wegpesthomo; wetenschapfraudeurs: stapelonderzoek, (en ontstapelen om het onderzoek weer valide en betrouwbaar te maken);  haatdemocraat (Wilders); mensen die stilte en rust zoeken: filefreak; vleeshufter (als uitkomst van stapelonderzoek); bedrijfspoedel (Cohen); dierenpolitie met een knipoog naar de fysionomie van Dion Graus: caviapolitie.
In het begin van dit nieuwe jaar wordt onze moerasdelta geteisterd door depressies en stormen met windstoten tot orkaankracht. De elementen jagen het water zo hoog op dat dijken dreigen te bezwijken en polders dreigen onder te lopen. Zandzakken worden aangesleept om de dijken een steuntje in de rug te geven. De kades in Dordtrecht lopen over en het water staat tot vensterbankhoogte. In Kampen wordt de balgstuw opgeblazen. Voorspelling: hét 'nieuwe' woord van het jaar 2012!