zondag 28 februari 2016

De school als schakel

De school is geen onderneming maar een cultuurinstituut. Na de malle no-nonsense opvatting van een tijd die intussen gelukkig alweer achter ons ligt, dat de school toch op de eerste plaats als een bedrijf met een winstoogmerk en outputtargets gezien moest worden, is déze opvatting gemeen goed geworden: de school is een instelling waarin techniek en cultuur worden overgeleverd. Overgeleverd in de betekenis van doorgegeven. 
 
Op school wordt onderwezen of onderricht gegeven. De leerling, gezel of student wordt de weg gewezen. Het Latijnse woord voor onderwijs is educatio, educatie, dat letterlijk ‘uitgeleide doen’ betekent. De leerling wordt uitgeleid naar buiten, op de weg geleid die richting maatschappij voert. En dit uitgeleide doen gebeurt op tweeërlei wijs: er worden zaken aangetoond en er worden zaken uitgelegd. Het aantonen gebeurt tijdens lessen in de exacte vakken, het uitleggen gebeurt in de menswetenschappen. In schooldisciplines als wiskunde, natuurkunde en autotechniek wordt aangetoond – logisch of experimenteel bewezen – hoe een figuur, bijvoorbeeld een kubus, of een bepaald object, bijvoorbeeld een stopcontact in elkaar zit of werkt. In een alfa- of gammavak als maatschappijleer, geschiedenis of een taal worden de wegen gewezen waarop je je leert bewegen binnen een bepaald maatschappelijk betekenisveld. 

In haar boek De crisis in de opvoeding (1959) schrijft de filosofe Hannah Arendt dat de school een institutie is die we ‘tussen’ het gezin, het ‘private’ en de openbare wereld plaatsen om de overgang van het eerste naar de tweede mogelijk te maken. In die school presenteert de volwassen generatie de wereld aan de kinderen ‘zoals hij is’. En niet zoals hij zou moeten zijn of zoals de nieuwe generatie het graag zou zien. De wereld is zoals die door de docent aan de leerling wordt ‘overgeleverd’ (in de betekenis van traditie) en het is aan de jongeren om deze te veranderen, uit te bouwen of beter te maken, indien ze dat wensen. De toekomst is aan de jeugd. Dat doen deze overigens pas als ze van school af zijn. Tot die tijd wijzen de ouderen de weg in de wereld, die op zekere plaatsen ook een jungle kan blijken te zijn. 

Veel gediplomeerde of zelfverklaarde onderwijskundigen zijn de mening toegedaan dat de docent in zijn lessen zoveel mogelijk behoort aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerling – zoals het kind of de jongere denkt dat deze eruit ziet, of dat hij een voorschot moet nemen op de toekomst, zoals men met de wijsheid van nu denkt hoe deze er straks over pakweg twintig jaar eruit ziet. Lees het rapport van de Commissie Schnabel Leraar2032. Met de wijsheid van dan zal men weten dat men er met de wijsheid van nu bijna volledig naast zit. Hannah Arendt draait zich om in haar graf. 

Wanneer er vroeger zaken werden besproken die niet geschikt waren voor kinderen of jongelieden, dan gebruikte men daarvoor de uitdrukking: ‘Hier onderwijst men de jeugd.’ Volgens van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal was deze zegswijze schertsend bedoeld. Zoiets als: ‘Pas op, er zitten mussen op het dak!’ Kortom, over 'grotemensenzaken' praat je pas met kinderen als ze eraan toe zijn. Niet eerder. Met dit laten in plaats van doen, sluit je aan bij de belevingswereld van het kind. Dat dan weer wel, Fons!

zaterdag 20 februari 2016

Il Nome della Rosa

Vandaag verneem ik dat Umberto Eco gisteren is overleden. De Italiaanse taal- en cultuurwetenschapper en hoogleraar semiotiek schreef begin jaren tachtig van de vorige eeuw de gotische thriller De Naam van de Roos. In het Italiaans klinkt dat zo veel schoner: Il Nome della Rosa

Een neef van moederskant gaf de middeleeuwse misdaadroman in Nederland uit en vestigde daarmee zijn naam in de uitgeverswereld. Ik las het boek net voor het in het Nederlands verscheen in het Engels: The Name of the Rose. In die tijd hield ik me na een laat afgebroken studie theologie onledig met een (verlate) studie Nederlands en ik had behalve uit familiemotieven ook vanwege het taalprobleem dat het boek opwerpt veel belangstelling voor het werk van Eco. 
 
De hoogleraar semiotiek Umberto Eco wil (hij leeft immers in zijn werken voort)  met zijn boek laten zien dat tekens, de letters van een boek, een fictief domein op zichzelf vormen en niet moeten worden verward met de werkelijkheid die ze in symbolen weergeven. Droge kost? Valt reuze mee, want het verhaal loopt als een trein. De Naam van de Roos is immers een erg spannende thriller. Ofschoon het geen gemakkelijk boek is, want in de ‘gothic novel’ wordt onder andere de controverse beschreven tussen de twee overheersende filosofische stromingen in de Hoge Middeleeuwen; de via antiqua en de via moderna. Deze komen tot uiting in het kerkelijk conflict tussen de gevestigde kloosterordes, de benedictijnen, en de nieuwe stadsordes, de franciscanen. De WizKids in die tijd. Als dit conflict uiteindelijk in het voordeel van de laatsten beslecht is, hebben de tekens, de letters van een boek bijvoorbeeld, hun magische kracht verloren. 'Stat rosa pristina nomine, nomina nuda tenemus',  verzucht de hoofdpersoon uit de roman, de oude monnik Adson van Melk aan het eind van het fictieve manuscript, waarop Eco zijn boek zegt gebaseerd te hebben. De roos van vroeger bestaat niet (meer), we hebben alleen maar haar naam. Alles is fictie (geworden). 

Mijn bekende neef vertelde in een interview dat hij Umberto Eco gunstig placht te stemmen tijdens de onderhandelingen over honoraria en dergelijke, door hem mee uit eten te nemen naar  michelinster-restaurants. Behalve van goed eten hield de hooggeleerde ook van een glaasje. Tijdens het diner gingen er met gemak twee flessen wijn doorheen – mijn neef is geheelonthouder; geen familietrekje overigens – afgeblust met een paar kloeke bellen cognac en sigaar. Aan de hooggeleerde Italiaan was niets menselijks vreemd. Ook dat laat hij zien in zijn weergaloos geschreven roman, Il Nome della Rosa.

zondag 14 februari 2016

Deemoed

Op het moment dat ons eerste kind geboren werd, schoot mijn gemoed vol. Van vermoeidheid ongetwijfeld, want de bevalling had ruim een half etmaal, inclusief een doorwaakte nacht, geduurd. Maar tranen ook uit deemoed. Ik werd plotsklaps bevangen door het overweldigende gevoel en de idee dat ik op dat ogenblik tegenover iets stond dat te groot was voor mijn bevattingsvermogen. 
 
Een epifanisch moment. Een zich aan de ratio onttrekkende, plotselinge, kortdurende, diep inwerkende ervaring waarin een zintuiglijk waarneembaar element in de gewone, alledaagse werkelijkheid een niet binnen een gangbaar kader te plaatsen reactie oproept bij wie het ondergaat. Zegt het woordenboek. 

In de haast mystieke schok die ik onderging tijdens de geboorte van onze oudste zoon versmolten verleden, heden en toekomst. De tijd stond stil, de aarde scheerde rakelings langs de hemel en raakte deze voor een ogenblik, zo lang een ‘oogknip’ duurt. Een knipoog duurt tussen de 300 en 400 milliseconden. Zegt de wetenschap.

Epifanie is een literaire term die voortgekomen is uit het religieuze begrip. Driekoningen wordt van oudsher aangeduid met Epifanie: drie magiërs uit het oosten beleven bij het zien van het hoopje mens in de kribbe in een stal een plotselinge, verwarrende openbaring. (Onwillekeurig duiken voor mijn geestesoog verontrustende beelden op van angstige kinderen in rubberbootjes.)

Het woord Deemoed staat bij de lezer wellicht in een kwalijke reuk, omdat het reminiscenties oproept van het Heilige Rooms-katholieke verleden, de jaren vijftig (en nog een stukje jaren zestig) in Zuid-Nederland. De epifanische connotatie van het woord was verdwenen en een haast platte onderworpenheid aan de hogere machten, goddelijke maar vooral menselijke, was ervoor in de plaats gekomen. Houde gij ze dom, dan hou ik ze wel èèrm, zei de fabrikaant tegen de pastoor, was een cynische Tilburgse volkswijsheid.

In onze tijd is het woord Deemoed aan een revival begonnen: het is tegenover hoogmoed en zelfoverschatting van leiders in (semi)overheid en bedrijfsleven komen te staan. De lezer hoeft maar te denken aan de recente debacles en schandalen bij onderwijsgiganten als InHolland en Amarantis en megalomane woningcorporaties als Vestia en Rochdale. Moderne bestuurders zoeken de stilte en bezinning van het klooster op of omringen zich met een ‘kritische massa’ om op tijd bij zinnen te komen. "Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely. Great men are almost always bad men." Zei Lord Acton.

De Brabantse filosoof Cornelis Verhoeven (van Udenhout) schrijft in zijn boek Dierbare woorden: "Deemoed is het aangename gevoel dat wij uiteindelijk de belangrijkste dingen niet zelf maken of veroveren, maar dat wij die cadeau krijgen, dat we er meer de verbaasde en kleine getuigen van zijn dan de trotse bewerkers."