Kinderen krijgen op steeds
jongere leeftijd te maken met grammatica. Er komen alsmaar meer taalkundige
prikkels op hen af, aldus Van Straten. Veel leraren zien niets in meer grammatica op school. Bah,
ontleden, hoor ik ze al zeggen. Net als wiskunde is grammatica helemaal niet
leuk voor hen die er niet de moeite voor willen nemen, om zich hiervan de kennis en
vaardigheden eigen te maken. Het is overigens een groot misverstand dat beide
vakken moeilijk zijn. In feite zijn ze nogal eenvoudig, want erg voorspelbaar,
alleen je moet er wel de concentratie voor willen opbrengen. Zo is schaken ook
niet leuk, maar als je je eenmaal hebt overgeleverd aan de boeiende bewegingen van de stukken op de 64 velden, ben je verkocht.
Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, is bang dat meer aandacht voor ontleden op school de oriëntatie van de leerling op de maatschappij in gevaar brengt. Je zou weinig tijd meer overhouden voor seksuele voorlichting, voedselveiligheid, drugs en de risico’s van sociale media. Hij noemt ook mindfulness als niet te missen schoolvak voor onze schooljeugd. Volgens hem creëer je met meer grammatica-onderwijs een generatie van homofobe(!) taalpuristen. Nou ja, zeg!
Op de risico’s van sociale media wijst prof. Van Straten juist in zijn pleidooi voor meer taalbeschouwing in het onderwijs, want zo mag je grammatica ook noemen. Van Straten denkt dat leerlingen op latere leeftijd veel voordeel kunnen hebben van betere taalkennis: “Steeds meer sectoren maken in hun communicatie gebruik van grammatica. De komende jaren zal je zien dat werkgevers alleen nog mensen aannemen die gewend zijn om met grammaticale regels om te gaan.” Denk aan de nieuwe computergestuurde communicatietechnieken die op hen af gaan komen.
Ons grammatica-onderwijs gaat terug op de taalbeschouwing van de oude Grieken en Romeinen. Het maakt deel uit van een eeuwenoude onderwijstraditie. Hét begin van de grammaticale traditie in Nederland is de 'Twespraack vande Nederduitsche letterkunst' van Hendrik Laurensz. Spiegel uit 1584. Daarna zijn er verschillende grammatica's verschenen, zoals van Siegenbeek, van Weiland en van De Vries.
In 1857 schreef de Wet op het Lager Onderwijs grammatica als een apart vak voor op de lagere school en sindsdien staan woordbenoemen en zinsontleden op het programma. Ook in het VO en MBO uiteraard, of beter: sinds kort weer, want nadat we sinds de jaren 80 Nederlands communicatie zijn gaan noemen, heeft het vak een grote kaalslag qua onderwijsinhoud gekend. Sinds 2010 heeft de commissie Meijerink ons weer bij de les gebracht.
Het SLO, het onderwijs-expertisecentrum schrijft op zijn website: “Er is altijd twijfel geweest over het nut van grammatica-onderwijs. Argumenten voor het kunnen ontleden zijn, dat leerlingen inzicht verwerven in de taalstructuur, dat het hun spelvaardigheid bevordert, dat ze stijlbesef ontwikkelen, dat het goed is voor begrijpend lezen, dat ze logisch leren denken, dat ze inzicht krijgen in de verschillen tussen hun eigen taal en een vreemde taal, dat ze een vreemde taal gemakkelijker leren, dat het beheersen van de grammaticale leven ze toegang biedt tot 'de cultuur'.”, Ik voeg daar met Jan van Straten aan toe dat het verwerven van inzicht in taal de student weerbaar maakt in de dagelijkse vloed aan taaluitingen die hem / haar dagelijks overspoelt. Als een tsunami. Maar deze stelling vraagt nadere uitwerking.
Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, is bang dat meer aandacht voor ontleden op school de oriëntatie van de leerling op de maatschappij in gevaar brengt. Je zou weinig tijd meer overhouden voor seksuele voorlichting, voedselveiligheid, drugs en de risico’s van sociale media. Hij noemt ook mindfulness als niet te missen schoolvak voor onze schooljeugd. Volgens hem creëer je met meer grammatica-onderwijs een generatie van homofobe(!) taalpuristen. Nou ja, zeg!
Op de risico’s van sociale media wijst prof. Van Straten juist in zijn pleidooi voor meer taalbeschouwing in het onderwijs, want zo mag je grammatica ook noemen. Van Straten denkt dat leerlingen op latere leeftijd veel voordeel kunnen hebben van betere taalkennis: “Steeds meer sectoren maken in hun communicatie gebruik van grammatica. De komende jaren zal je zien dat werkgevers alleen nog mensen aannemen die gewend zijn om met grammaticale regels om te gaan.” Denk aan de nieuwe computergestuurde communicatietechnieken die op hen af gaan komen.
Ons grammatica-onderwijs gaat terug op de taalbeschouwing van de oude Grieken en Romeinen. Het maakt deel uit van een eeuwenoude onderwijstraditie. Hét begin van de grammaticale traditie in Nederland is de 'Twespraack vande Nederduitsche letterkunst' van Hendrik Laurensz. Spiegel uit 1584. Daarna zijn er verschillende grammatica's verschenen, zoals van Siegenbeek, van Weiland en van De Vries.
In 1857 schreef de Wet op het Lager Onderwijs grammatica als een apart vak voor op de lagere school en sindsdien staan woordbenoemen en zinsontleden op het programma. Ook in het VO en MBO uiteraard, of beter: sinds kort weer, want nadat we sinds de jaren 80 Nederlands communicatie zijn gaan noemen, heeft het vak een grote kaalslag qua onderwijsinhoud gekend. Sinds 2010 heeft de commissie Meijerink ons weer bij de les gebracht.
Het SLO, het onderwijs-expertisecentrum schrijft op zijn website: “Er is altijd twijfel geweest over het nut van grammatica-onderwijs. Argumenten voor het kunnen ontleden zijn, dat leerlingen inzicht verwerven in de taalstructuur, dat het hun spelvaardigheid bevordert, dat ze stijlbesef ontwikkelen, dat het goed is voor begrijpend lezen, dat ze logisch leren denken, dat ze inzicht krijgen in de verschillen tussen hun eigen taal en een vreemde taal, dat ze een vreemde taal gemakkelijker leren, dat het beheersen van de grammaticale leven ze toegang biedt tot 'de cultuur'.”, Ik voeg daar met Jan van Straten aan toe dat het verwerven van inzicht in taal de student weerbaar maakt in de dagelijkse vloed aan taaluitingen die hem / haar dagelijks overspoelt. Als een tsunami. Maar deze stelling vraagt nadere uitwerking.