vrijdag 30 augustus 2013

Eed

In het dagblad Trouw stond onlangs een cartoon met daarop een loodgieter die bij binnenkomst bij een klant de eed aflegt: ‘Ik ben een nette loodgieter, zo waarlijk helpe mij God almachtig’. ‘Handig, zo’n eed’, is de reactie van de klant. Vaak zeggen beelden meer dan woorden: de tekening duidt de licht potsierlijke trekjes van de hedendaagse mode van eedaflegging treffend aan.
We weten nog waar deze nieuwe gedragscode vandaan komt: de herinnering aan sjoemelende en overmoedige bankiers ligt nog vers in ons geheugen. Hun opvolgers staan voortaan deemoedig met twee vingers omhoog en beloven en verklaren de goegemeente dat het een aard heeft. Grappig is dat ze het vaak nog fout doen ook, want die twee vingers naast elkaar opgestoken is niet de juiste wijze van eedaflegging, en ook onze nieuwe koning Alexander blijkt het verkeerd te hebben gedaan. Koningen leggen ook eden af en doen dat kennelijk al heel lang, net als medici (Hypokrates) en politici.
En omdat we in de jaren van de lumpsumfinanciering en de onverantwoorde schaalvergroting in het onderwijs die dat soms tot gevolg had, ook de schoolbestuurders hebben leren kennen die toegaven aan de kardinale zonde van de overmoed (Superbia) kennen we sinds kort ook de eed van schoolbestuurders. Het tweekoppige college van bestuur van de beroepsschool (mbo, hbo) Deltion in Zwolle legde aan het begin van het nieuwe studiejaar de eed af. Het toekijkend personeel, docenten, managers en dienstenfunctionarissen, keek ontroerd toe: ‘Ach kijk ze toch eens bezig, zijn het geen kanjers?’ Het ritueel haalde zelfs het achtuurjournaal.
De loodgieter uit de cartoon laat ons zien dat zo’n eed voor gewone beroepen nogal overbodig is: doe nou maar gewoon je werk man, en verlos ons van het  sanitair ongemak. Tot de schoolbestuurders in Zwolle zou ik willen zeggen: doe nou maar gewoon je werk mannen, - er zit (helaas) geen vrouw in dat schoolbestuur -, en verlos je mensen van het bureaucratisch ongerief.

vrijdag 23 augustus 2013

Exodus

De grote uittocht lijkt begonnen en de vleespotten van Egypte worden de rug toegekeerd; op weg naar het Beloofde Land? Ik waag het te betwijfelen als ik op Ons Plein de namen lees van de maar liefst 76 (zesenzeventig!) nu ex-collega’s die onze schoolorganisatie deze zomer hebben verlaten. Hier tegenover staat een schamel aantal nieuwkomers: we gaan het weer of nog drukker krijgen leert een snelle rekensom. Betekent deze uittocht een voorbode van een nog groter aantal werknemers dat zijn baan gaat verliezen? De tijden zijn er wel naar: de werkloosheid stijgt en stijgt maar.
Een baan lijkt vaak zo bedrieglijk zeker als een huis, totdat het onder water komt te staan. Dan is er uiteindelijk geen houden meer aan.
We staan er goed voor volgens het College van Bestuur en het wijst daarbij naar de cijfers: weer een goed (zij het bescheiden) bedrijfsresultaat vorig jaar. Maar het werknemersaantal daalt in rap tempo en dat noem ik een slecht resultaat. En dat had ook wel mogen aangestipt tijdens de opening van het nieuwe schooljaar in de stadsconcertzaal. Het grote aantal vertrekkende werknemers vraagt om een toelichting.
Moet je deze uittocht niet liever een reorganisatie noemen? De aantallen zijn er wel naar en in een niet eens zo ver verleden zou een sociaal plan uit de kast zijn gehaald. Nu kennelijk niet meer; de mensen gaan ‘gewoon’ weg en blijven weg. Er kraait geen haan naar. Daarom dit stukje, uit piëteit met de vertrekkers. En om de vraag hoe het eigenlijk zit.
Ik zie veel namen op de lijst van mensen met wie ik direct heb mogen samenwerken; goede collega’s, stuk voor stuk. Achter veel namen waarschijnlijk een klein of groot persoonlijk drama: baanverlies, en hoe nu verder.
Wij achterblijvers rechten onze ruggen en gaan er weer een jaar tegenaan, het steeds weer terugkerend gevecht om het behoud van onze baan.

donderdag 1 augustus 2013

Mevrouw Lohmark

Na ‘Stoner’ dat ik kort voor de zomervakantie besprak, deze keer mijn leesbevindingen van Judith Schalansky’s ‘De lessen van mevrouw Lohmark’. Het boek beschrijft het laatste schooljaar van een oudere lerares biologie op een middelbare school kort na Die Wende in Oost-Duitsland begin jaren negentig van de vorige eeuw. Het is een merkwaardig en hoogst opmerkelijk boek, om diverse redenen. De bladzijden tekst worden zeer frequent afgewisseld met grafische voorstellingen van het evolutieproces en de erfelijkheidsleer. Op elk bladzijde wordt bovenaan aangegeven wat het kernbegrip is in die bladzijde. De hoofdpersoon en de personages zijn uitermate ‘flat’ en gortdroog gekarakteriseerd en beschreven in darwinistisch jargon; het zijn geen mensen maar genendragers. En als genendragers wordt hun leven volledig beheerst en is totaal gericht op hun procreatie, ofschoon hun natuur die lang niet altijd tot een succes maken. Voor een niet-bioloog is het boek zwaar om te lezen: het boeide me bijzonder matig, maar iets dwong mij (en dwingt blijkbaar ook andere lezers), om het uit te lezen. Waren het de tekeningen, de signaalwoorden, de lovende reacties van gerenommeerde kranten op de boekflappen?
Mijn sceptische leesbevindingen veranderden plotsklaps van inhoud toen ik de laatste twee bladzijden van het boek las: de dochter van de lerares smeekt haar om hulp tijdens een les, omdat ze vreselijk gepest wordt door haar medescholieren; zij is dat schooljaar tevens mevrouw Lohmarks leerling. Die laat haar barsten, omdat ze niet in staat blijkt voor een volle klas met leerlingen haar lerarenrol af te leggen en als een moeder haar kind in de armen te nemen en te troosten. Pas toen werd mij als lezer voelbaar duidelijk dat het boek één lange metafoor is voor het Oost-Duitsland van na het vallen van de muur, een land dat moeite heeft de schijnrealiteit van de communistische heilstaat van zich af te schudden.
‘De lessen van mevrouw Lohmark’ is een iconisch boek, omdat het het eentonige en vreugdeloze leven in de voormalige DDR verbeeldt. Het lezen van het boek laat zich vergelijken met het lezen van het toenmalige officiële partij-orgaan 'Neues Deutschland', zowat de enige landelijke krant in de DDR in die tijd. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw toen ik de stad Leipzig bezocht, bij gelegenheid van een voetbalwedstrijd van het Nederlands Elftal tegen de National-Mannschaft van de DDR (uitslag 2-3), kreeg ik de krant in een restaurant eens in handen. Ik had nog nooit zo'n oorverdovend saaie krant gezien, met vooral nietszeggend nieuws: bezoeken van partijkopstukken aan fabrieken en kolchozen, verslagen gelardeerd met onwaarschijnlijk hoge productiecijfers. Intussen lag de stad Leipzig er als een ruïne bij; daar kon de communistische nieuwbouw aan de randen van de stad niets aan veranderen. Voor de DDR was de Tweede Wereldoorlog pas in 1989 afgelopen, maar eigenlijk pas nog veel later.
De Nederlandse vertaler heeft voor het boek zijn eigen titel bedacht, want in het originele Duits heet het: 'Der Hals der Giraffe, Bildungsroman'. Inderdaad, de Nederlandse titel lijkt daar niet erg op, ofschoon je de 'Lessen van mevrouw Lohmark' nog wel kunt associëren met het begrip 'Bildung', dat ontwikkeling en vorming betekent. Het beeld van de nek van de giraf in de titel van het Duitse origineel is echter dermate essentieel dat het toch wel in de Nederlandse titel had mogen doorklinken. Mogelijk heeft de Nederlandse uitgever geprobeerd met zijn titel het boek in de slipstream van het succes van 'Stoner', ook een boek over een leraar, te krijgen.