vrijdag 30 januari 2015

Tilburgse Revue: Ik zal oe leere

Onlangs ging in de stadsschouwburg de twaalfde Tilburgse Revue in première, getiteld ‘Ik zal oe leere’. Het thema van deze stadsrevue was het onderwijs in onze stad en ommelanden. Vorige week bezocht ik met mijn vrouw, - ook werkzaam in het onderwijs -, de zesde uitvoering. De acteurs en actrices waren merkbaar op elkaar ingespeeld en presenteerden het hooggeachte publiek een spetterende voorstelling. Het speelplezier spatte ervan af! Afgelopen zondag was de laatste uitvoering in het stadtheater.
De vormen van onderwijs van lager naar hoger die onze stad en regio bieden, werden in korte sketches, dans en liedjes ten tonele gebracht. Tussen de bedrijven door werd afwisselend een viertal ouders opgevoerd die op de vormen van onderwijs reageerden. Het spektakel trapte af met een diorama van levende mensen, leerlingen en juffrouw in een lagere-schoolklas. Jantje Meurs, een voorouder in de Lekker & Laag-dynastie hield in het Tilburgs een spreekbeurt: hij kreeg een nul voor taal, maar een tien voor rekenen! Verdekt opgesteld stond de pastoor saome mee de fabrikaant samen te zweren: ‘Houde gij ze mar dom, dan houw ik ze wel èèrm!’ Gelukkig verscheen ook de Tilburgse vakbonds-Walesa, Bart van Pelt, ten tonele om deze samenzwering tegen d’n arbeider te dwarsbomen.
Enkele scènes later waren we in het hedendaagse onderwijs aanbeland, met sport en spel, Tilbotaal, de nieuwste school en masterclasses (met nieuwetijdskinderen die allemaal hoogbegaafd of op zijn minst hyper-sensitief waren).  En een heus orthopedagogisch lab. Persoonlijk vond ik dit het hoogtepunt van een kaaigezellige Tilburgse avond vol gemoedelijk maar kritisch vertier. Kinderen met nieuwe-tijdsaandoeningen als ADHD, autisme, asperger, gilles de la tourette stonden opgesloten in een transparante dwangbuis waaruit geen ontsnapping mogelijk was. Ze maakten daar zelfs overigens geen punt van, want ze vonden hun aangeprate handicap wel handig voor het overgaan.
In de scènes kort voor en na de pauze kwam het middelbaarberoepsonderwijs aan bod: in company (Jumbo-academie) en gewoon bol en bbl op school. Dat kon de Rooi Pannen zijn en het ROC Tilburg. Grappig was het geflirt tussen de stewardessen en de werktuigbouwkundigen. Rappers hielden tijdens en tussen de scènes de vaart erin.
Professor Doctor Driek Pièdestal (anagram van de voormalige prof. Dr. Diederik Stapel) liet op het eind iedereen cum fraude slagen!
Al bij al een kostelijke avond, waarin de spelers voortdurend overladen werden met applaus, goedkeurend gefluit en aanmoedigende kreten. Jammer genoeg deed de programmaflyer geen recht aan deze kanjers; ze werden er niet eens in genoemd. Niet éen bij naam. Een merkwaardig omissie, terwijl daarentegen wel het voltallige bestuur van de Stichting Tilburgse Revue naam voor naam werd genoemd. Gelukkig was daar thuis de website. Daarop stond onder anderen onze eigen Sabrina Corsten (top!) te stralen. Klasse Rob, Walther, Martijn, Sanne, Eva, Britt, Louis, Mirjam, Anne-Marie, Teun, Fanny, etc. etc., ik ben pas bij de B van de achternamen. Van het productieteam vermeld ik met ere Linda van den Hout, onze collega van KMC. Mocht ik collegae OGT over het hoofd gezien hebben dan bij dezen mijn verontschuldigingen.
Ik zag overigens maar één collega en een student van me onder het publiek. Theaterbezoek is ook iets van kijken en bekeken worden.

vrijdag 23 januari 2015

Geen tijd van wegkijken

Wat doen scholen aan de signalen van radicalisering van islamitische jongeren? Vinden zij dat een issue? Beschouwen ze radicalisering als een hype die wel over zal gaan? De minister van Onderwijs is daar niet zo gerust op en vindt dat scholen meer en beter moeten gaan letten op signalen. Er moet discussie en debat plaatsvinden op die scholen. Ze erkent dat de leraren voor een moeilijke taak komen te staan, maar het moet. Er dringt zich een nieuwe werkelijkheid op, waar je het liefst niet aan wil, zoals de werkelijkheid van de oorlog iets was waar Nederland in de vorige eeuw niet aan wou. 
De tijd van wegkijken is voorbij, volgens Jet Bussemaker, leraren moeten het gesprek aangaan. De vraag is of dat helpt bij radicaliserende islamitische jongeren; de kloof lijkt al te breed en te diep. De minister vindt dat docenten zich meer moeten richten op hun maatschappelijke taak. Die taak is net zo belangrijk als de vakinhoudelijke van taal en rekenen, zegt ze. Een docente schrijft in een reactie in de krant dat ze al genoeg maatschappelijke taken op haar bordje heeft gekregen, zeker na de toedeling van specifiek-onderwijstaken aan het reguliere onderwijs. Laat die ouders het maar doen. Met hen is echter de kloof vaak nog groter, en helaas niet alleen vanwege het taaldeficit.
Lerares van het Jaar, Petra Coenen (vmbo-school in Amsterdam), vertelt dat ze elke les begint met een gesprek over welke actualiteit haar leerlingen bezighoudt. Ze is zich kapot geschrokken, zegt ze. Van de reacties van haar islamitische leerlingen op de aanslagen in Parijs. En van hun ouders, die in de opvattingen van de jongeren doorklinken. In  Frankrijk zijn ze er zelfs zo van geschrokken dat scholieren, alle scholieren, via het onderwijscurriculum opnieuw geleerd gaan worden om eerbied voor de nationale vlag en het volkslied, de Tricolor, te betonen. De onderwijsminister daar kondigt een ethisch offensief aan, want veel ouders én scholen doen daar niets meer aan.
En wat doen wij? Hier en daar is een o, zo voorzichtig gesprek opgestart. Eén haalde zelfs de krant. Verder blijft het stil, te stil.

zondag 18 januari 2015

Jongens

‘Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest.’
Zo begint het aardige-jongens-boek  Titaantjes van de voor de hedendaagse jongeren helaas onbekende schrijver Nescio. Oudere-jongeren kennen hem nog wel. Die wouwen ook eens de wereld veranderen.
De seriemoordenaars van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo worden in de media steevast met ‘jongens’ aangeduid. Die ‘jongens’ ken ik niet, wel de ‘jongens’ van Nescio. Zelfs Bavink die een beetje mal was geworden. Als taalliefhebber vraag ik mij af waarom deze misdadigers met dit misplaatste eufemisme worden aangeduid.
Er klinkt in het woordje ‘jongens’ iets vergoelijkends door: eigenlijk zijn ze helemaal zo kwaad niet. Ja, ze zijn wel kwáád, maar zelf zijn ze heus niet zo slecht. Ze hebben gewoon pech gehad als slachtoffers van het mislukt project ‘Multiculturele Samenleving’. Er klinkt ook iets van chronologie in door: de ‘kutmarokkaantjes’ van de Amsterdamse oud-wethouder Rob Ouwerkerk van tien jaar terug zijn tot wasdom gekomen. Wie zaait zal oogsten, zegt het bijbelboek Prediker.
Er klinkt ook een zekere neerbuigendheid in door, in het woord ‘jongens’. De blanke zichzelf  superieur wanende autochtoon houdt ervan te betuttelen. Ook dat is volkomen misplaatst, want die kwade ‘jongens’ zijn in oorlog met hen. Met ons. Met allen die het  tempo van het moderne westerse leven wél kunnen bijhouden. Jihad als strijd om respect.
‘Jongens waren ze – maar vervelende jongens. Ze zouden de wereld wel eens laten zien hoe ’t moest’, schrijf ik na honderd jaar mijn geliefde schrijver Nescio na. Zijn pseudoniem betekent: ‘Ik weet niet’. Ik weet het ook niet. Ze zijn kennelijk, net als Bavink, een beetje mal geworden. Zou je zeggen, als dat niet weer zo eufemistisch klonk.

zaterdag 10 januari 2015

Missie

Mission statements rieken naar gebakken lucht, want ze hebben kraak noch smaak. De verklaringen waarmee schoolorganisaties zich in beweging zetten om met hun activiteiten de wereld te verbeteren, bestaan vaak slechts uit gemeenplaatsen, platitudes in ronkende bewoordingen. Wat zegt nu de bewering: ‘Onze school wil eigentijds onderwijs bieden dat aansluit bij de belevingswereld van de student?’ Niets, omdat alle scholen dat al beweren. Ook de uitspraak: ‘Onze school wil het beste onderwijs van Nederland aanbieden’ zegt ook weinig, want welke school wil dat niet? Het enige wat er uit spreekt is ambitie ins Blaue hinein. Want wat is ‘het beste’ en hoe stel je dat empirisch vast? Het aantal leerlingen, studenten, het aantal diploma’s? Die cijfers zeggen sinds InHolland niets meer, sterker nog: ze roepen slechts argwaan op.
Ajax, PSV of Feyenoord willen ook dit seizoen weer kampioen van Nederland worden, daarom doen ze hun stinkende beste om het beste voetbalteam op de grasmat te krijgen. Een voetbalteam bereikt de top als het bestaat uit zeer goede zo niet de beste voetballers, die bovendien tot een eenheid zijn gesmeed door een klasse-trainer. Zo moet mutatis mutandis het beste onderwijsteam bestaan uit zeer goede zo niet de beste docenten van het land, die bovendien tot een eenheid zijn gesmeed door een klasse-schoolleider.
Zeer goede zo niet de beste docenten moeten worden geworven en vervolgens behouden. Daar moet je financieel veel voor over hebben. Met andere woorden, je kijkt als bestuur niet op een schaaltje om het beste docentencorps in huis te hebben, te krijgen en te houden. Deze ‘voetballistische’ aanpak ontbreekt ten ene male in onderwijsland. Soms wordt er nog wel eens met de beurs geschud om vakdocenten binnen te halen, maar dat is dan uit de nood geboren.
De ambitie om ‘slechts’ een goede school te zijn getuigt van een gezond boerenverstand. Je hoeft daarvoor niet zeer goede zo niet de beste docenten binnen te halen en te houden. Goed is dan goed genoeg, dat wil zeggen: bekwaam én bevoegd, met een marktconforme schaal. Én betaalbaar, kwestie van prioriteiten.  

maandag 5 januari 2015

Tristitia post

De scheurkalender in het kleinste kamertje vraagt de lezer waarom de meeste mensen blij zijn dat de feestdagen weer achter de rug zijn, terwijl we er nog zo naar uitgekeken hadden. Volgens de opgevoerde psycholoog ligt dat aan de kerststress die de feestdagen onvermijdelijk opleveren. De verwachtingen zijn kennelijk steeds zo hooggespannen dat het verzamelde gezelschap van gezin, familie, vrienden daar onmogelijk aan kan voldoen. De uitputting die na de voorbereidingen volgt draagt ook bij aan deze jaarlijkse tristesse.
Een columnist schrijft dat ze blij is dat de kerstboom weer weg kan, en dat de vakantie er weer op zit. De reden hiervoor is volgens haar dat de meeste mensen het liefst in hun gewone ritme zitten. Vakantie levert ook een hoop negatieve stress op kennelijk. Bij mij is dat met de kerstvakantie allerminst het geval. Ik ervaar deze steeds weer als een soort winterslaap.
Een filosoof in een tijdschrift denkt dat mensen na een tijdje gewoon genoeg hebben van de collectief opgelegde bezinning en dat ze hunkeren naar ontnuchtering, letterlijk en figuurlijk. We willen gewoon weer aan de slag en verder geen gezeur! Misschien zijn we de oude tradities wel beu? Dat zou je overigens niet zeggen in de volle kerk waarin ik mij in de Stille Nacht, Heilige Nacht bevond. Bomvol, loaded, uitverkocht!
De verlangde ontnuchtering wordt vaak gezocht in goede voornemens: stoppen met roken, drinken, snaaien en vooral meer bewegen! Goede voornemens daar is de weg naar de hel mee geplaveid. Het werd ook dit jaar weer niks. Of het moet dat nog worden. Maar wellicht ligt het allemaal een stuk eenvoudiger. De dagelijkse boterham met kaas gaat niet gauw vervelen, maar elke dag chique uit eten?
In zijn onvolprezen boek ‘Overvloed en onbehagen, de Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw’ betoogt de Britse historicus Simon Schama dat een dilemma ten grondslag ligt aan het typisch Hollandse karakter. Dat dilemma is de vraag hoe de pas verworven rijkdom verzoend moet worden met de moraal van matigheid en caritas. De koopman en de dominee in één persoon verenigd. Zit een diep schuldgevoel onze volle magen in de weg? De kersttijd is een tijd van overvloed en onbehagen, van gezelligheid en eenzaamheid.