vrijdag 19 april 2013

Stoner, a man of his own

Veel mensen die de roman ‘Stoner’ gelezen hebben denken dat de hoofdpersoon een slecht en somber leven leidt. Het tegendeel is waar volgens de auteur van het boek met de gelijknamige titel, de Amerikaan John Williams. De universiteitsdocent Engels, William Stoner, heeft het beroep dat hij wil uitoefenen en heeft daar ook de discipline, de intelligentie en het talent voor. Hij heeft oog voor de waarden die belangrijk zijn in het menselijke bestaan en de samenleving en begrijpt dat het noodzakelijk is om de traditie overeind te houden. Hij heeft gevoel voor het  vak, dat hem zijn identiteit geeft, en koestert deze zonder dat hij zich hier meestal van bewust is. Zoals dat ook bij onszelf gaat. En zo wordt het slechte huwelijk dat hij heeft ook wel iets waar hij mee kan leven. Wij zouden Edith zijn vrouw nu autistisch noemen, borderliner of zoiets, maar in 1965(!) toen de roman verscheen, bestonden die psychische aandoeningen niet, want nog niet opgenomen in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Toen was je gewoon wat je was, en iedereen was wel wat. Net zoals nu, alleen worden we nu al gauw geoormerkt. Stoner zelf is zo introvert dat het bijna extravert wordt. Hij wordt door collega’s en studenten nagewezen, maar zij vinden hem tegelijkertijd een fascinerend figuur. Zijn vakmanschap is onomstreden, hij overvleugelt zijn collega’s door zijn kennis en brille. Geruisloos maakt hij onder druk van de maatschappelijke omstandigheden van zijn tijd, de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw in de VS, een einde aan zijn buitenechtelijke relatie. Gelaten accepteert hij ook de verwijdering met zijn dochter, die door haar moeder tegen haar vader is opgezet.  Aan het eind van zijn leven verzoent Stoner zich met de ontoereikendheid van zijn streven, maar vindt rust in de beleving van de diepte van zijn zielenroerselen, in de diepte van zijn bestaansbeleving.
Een docent pur sang. Hij ontdekt tijdens zijn beroepsleven de kunst van het doceren door zichzelf los te laten, door het krampachtige besef tussen wat je bedoelt te zeggen en wat je uiteindelijk ervan maakt, te laten voor wat het is. Op dat moment voelt hij een krachtige warme eenvoud in zich, de eenvoud van een rustig zelfvertrouwen. En kan hij lesgeven. Lees dit prachtige door Edzard Krol in het Nederlands vertaalde boek, dat vorig jaar verschenen is bij uitgeverij Lebowski in Amsterdam.

zondag 14 april 2013

De school wordt weer een docentenzaak

“Varkens worden niet zwaarder door ze vaker te wegen en scholen worden niet beter door de resultaten te meten.” Zegt René Kneybers, docent aan het vo-Oosterlichtcollege in Nieuwegein in het Onderwijsblad van deze week. Samen met Jelme Revers, docent aan de innovatieve vo-school UniC in Utrecht, is hij een boek over lesgeven aan het schrijven met als (voorlopige) titel ‘Het alternatief: een gids naar goed werk in het onderwijs’.  Zij pleiten ervoor om het onderwijs weer aan de docent terug te geven. Zij  vroegen  aan de Onderwijsraad waarom daar geen docenten zitting in hebben. Het antwoord luidde dat docenten geen wetenschappelijke expertise hebben en te weinig maatschappelijke inbreng. De Onderwijsraad is een invloedrijk adviesorgaan dat de regering adviseert op het gebied van onderwijs en is bijna een eeuw geleden opgericht. De tien leden ervan zijn allemaal op éen na academici. Al kun je de academici binnen de Onderwijsgroep Tilburg op twee handen tellen ze zijn er wel, en in den lande zijn er vast nog meer werkzaam in het onderwijs. ‘Te weinig maatschappelijke inbreng’ kan twee dingen betekenen. Of het is inderdaad zo en blijkt de expertise van de docent beperkt te blijven tot het klaslokaal en of ten hoogste tot de schoolorganisatie waarin hij werkt. Of het is niet waar en wordt de maatschappelijke inbreng van de docent niet onderkend of onderschat. Een antwoord hierop is niet een-twee-drie te geven, maar wellicht verschaft het Lerarenregister hierover binnen afzienbare tijd duidelijkheid. Wat mij altijd weer prettig verrast en vaak ook imponeert is de uiteenlopendheid van maatschappelijke en vaak ook creatieve ‘bijbanen’ waar mijn collega-docenten in bezig zijn. De een is zangeres, de ander is wethouder en weer iemand anders heeft een adviesbureau of vliegt in zijn vrije uren als instructeur. Als dat geen brevet van maatschappelijk vermogen is. Er wordt daarnaast door hen ook heel wat  af geschoold. Naast hun baan. Wel staat vast dat het maatschappelijke aanzien van de docent de laatste dertig jaar flink gedaald is. Ligt daar wellicht een verband met de onderwijsvernieuwingen die in die tijd over hem en haar zijn uitgestort? Jelme Revers en René Kneybers denken daar wel zo over. Onderwijs wordt eenzijdig als een managementobject beschouwd, een beheerszaak. En hoe controleer je dat onderwijs? Met behulp van cijfers: zoveel geslaagden, zoveel uitvallers, zoveel klokuren les. Het gaat veel te weinig on de echte onderwijsinhoud. Er is zodoende een tweedeling gegroeid tussen leidinggevenden en onderwijsuitvoerenden. Zo werden de laatsten op het dieptepunt van de afgelopen jaren genoemd. Terwijl voorheen juist voor onderwijs altijd de synergie heeft bestaan van de schooldirecteur en de docent. De eerste gaf ook gewoon les en de tweede bemoeide zich gevraagd en ongevraagd overal tegen aan. Tot die kleine koning verbannen werd naar het klaslokaal, om er niet meer uit te komen, en de directeur, die liet er zich niet meer in zien. Maar het wordt weer lente in onderwijsland, het tij is aan het keren. Twee weken terug verzorgde de voorzitter van het College van Bestuur van de Onderwijsgroep Tilburg een les in een van mijn klassen. Het high-potentialprogramma 2 Excellente docent is opgestart. Aanmelden!

zondag 7 april 2013

Respect!

Respect schijn je tegenwoordig af te moeten dwingen. Autochtone alfamannetjes maken met hun zwaar getatoeëerde door zonnebanken gebruinde lijven het straatbeeld onveilig en kijken behangen met gouden kettingen dreigend naar de angstige kleinburger om hen heen die ook over straat durft te gaan: respect! Kutmarokkaantjes volgen hen in  dit voorbeeld en zeggen sissend als de bange Spitzburger hen per ongeluk aankijkt: wat man, respect!
Respect komt van het Latijnse ‘respicere’, dat om je heen kijken betekent. En waar keken die Romeinen vroeger naar om? Precies naar hetzelfde gespuis als waar de angstige kleinburger nu naar omkijkt, alleen was de dreiging toen reëler. Als een nette Romeinse burger door Athene liep, een bezette stad, dan keek hij goed om zich heen om te voorkomen dat hij belaagd werd. Als je in die tijd van A naar B reisde kon je er maar beter ervoor zorgen dat je een knuppel of zo bij je had, want de overvallen en de struikroverij waren niet van de lucht. Dat bleef tot in de 19e eeuw zo. Of je had de knuppel nodig om de wilde honden van je af te slaan die je onderweg tegenkwam. Voor de huidige recreatieloper een herkenbaar beeld?
Een variant op deze over-assertieve benadering van respect is de vertaling die deze tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw kreeg. Notabelen, hoogopgeleiden, vermogenden, kortom alle hoger geplaatsten, dokters, notarissen, burgemeesters, profesoren, dwongen louter vanwege hun verworven positie in het maatschappelijke veld ontzag af. De patiënt, cliënt of student zou het niet wagen om hen tegen te spreken.
Er is ook nog een andere, meer menslievende, die sinds de jaren zestig van de vorige eeuw opkwam en in onze dagen uiteindelijk gemeengoed werd. Ieder mens wordt gezien als iemand voor wie we respect hebben, omdat hij of zij een onvervreemdbare waardigheid bezit. Die waardigheid bepaalt zijn autonomie en daarom is de privésfeer tegenwoordig heilig hoewel daar met de komst van de moderne social-media flinke gaten in geschoten worden.
We hunkeren naar respect voor onze hoogstpersoonlijke invulling van ons bestaan. Van onze baan, ons werk. Daarom zegt de vertrekkend chef van het Centraal Planbureau, Coen Teulings: respect op de werkvloer wordt hoger gewaardeerd dan het salaris. Blijkt uit onderzoek. Toch zeggen onderzoekers van de universiteit van Harvard dat leidinggevenden niet teveel complimenten moeten geven aan hun ondergeschikten. Die hebben maar een beperkte houdbaarheid. Dat is bij kinderen net zo. Beter is het volgens de Amerikanen om als baas een degelijke analyse te maken van het werk dat iemand verzet heeft, en hoe deze inspanningen hebben uitgepakt. Respect komt te voet, en vertrekt te paard.