maandag 23 december 2013

Kerst-evocatie

Kerstmis was voor mij als kind de mooiste tijd van het jaar. Diep in de jaren vijftig van de vorige eeuw liepen we met ons gezin van zeven kinderen, met inwonende opa,  bij nacht en ontij naar de kerk om de Kerstnachtmis bij te wonen. Daar krijgen we de traditionele drie missen achter elkaar; gelukkig in een steeds sneller tempo elkaar opvolgend. Zozeer zelfs dat de laatste mis nog maar een misje bleek, omdat ie bijna wel werd afgeraffeld.
Iedereen ging ter communie en het aantal parochianen dat voor de celebrant de tong uitstak om de H. Hostie te ontvangen, was zo talrijk dat de concelebrant alvast maar aan de tweede mis begon. Ik herinner me dat ik een keer, - ik was toen kennelijk niet een van de vlugsten, later zou dat spectaculair veranderen, zoals een ieder van u kan getuigen – dat ik dus, als één van de laatsten aan de beurt was om een hostie te ontvangen en de priester aan het altaar al aan de derde mis begonnen was. Als laatste in de rij droop ik af, mij dieprood schamend.
Tot overmaat van ramp bemerkte ik te laat dat de hostie die ik ontvangen had aan mijn verhemelte was blijven plakken. Dat zat zo: bijten op een hostie mocht absoluut niet. De communicant werd geacht al zuigend op het stukje ongedesemd brood te sabbelen; zoals een baby aan de moederborst doet. Nou is die beweging met de mond, - flux de bouche -  instinctmatig aangeboren, dus veel moeite kostte de orale bewerking niet, maar zoals gezegd: kennelijk was er iets mis gegaan.
In paniek liep ik de kerk uit, even later gevolgd door mijn bezorgde pa: “Mar menneke, ge zèèt toch nie ziek zeker?”,  “Nèè, pa, mar ik krèèg munnen hostie nie durgeslikt; hij zit vaast.” “Och menneke, toch, kom mar ’s hier”. En met zijn wijsvinger peuterde mijn vader het stukje brood los. “En nou slikken, Tôntje! ” Ik volgde maar al te graag zijn ouderlijk bevel op, maar vroeg hem zachtjes bij het teruglopen naar onze plaatsen: “Pa, maag dees wel?” “Vandaog wel”, zei mijn vader, “vandaog is het Kerstmis en dan is ’t Kiendje Jezus geboren. En dè is belangrijker dan wè dan ôôk.” Gerustgesteld door vaders onverbiddelijke logica, nam ik weer plaats.
Al gauw begon ik heimelijk te denken aan de worstenbroodjes die mijn moeder thuis aan het bakken was. En niet te vergeten de haan die ze aan het braden was. Er liep mij zoveel warme speeksel in de mond dat voornoemde hostie er ‘mee gemak’ in gesmolten was. Vertelde ik mijn vader weer op weg naar huis. Moeder ging toen haar kinderen klein waren nooit mee naar de nachtmis; in die zin had de kerk vroeger wel iets van een moskee nu.
Kerst is voor mij toch vooral een feest van heimwee en verlangen; een romantisch feest pur sang. Een feest met heel veel warme herinneringen. In mijn latere jonge jaren als tiener, twen, als dertiger nog een tijdje heb ik Kerstmis weg gerationaliseerd, maar toen er kinderen in mijn bestaan opdoken, kwam Kerstmis in al zijn licht en glorie weer terug. We bootsen thuis het ouderlijk thuis van vroeger weer na en weer zag en zie ik kinderogen glinsteren van puur geluk. Na het kerstdiner op Eerste Kerstdag doen we spelletjes; en worden spelborden weer geopend die de rest van het jaar dicht blijven. Ik eet en drink iets te veel van het goede en aan het einde van de avond zing ik zachtjes Stille Nacht, Heilige Nacht, als ik de trap bestijg.


woensdag 11 december 2013

Regels zijn regels?

Het gezegde ‘Regels zijn regels’ wekt de haast dwingende suggestie dat regels geen middel zijn tot, maar doel op zich. Dat is onjuist: regels zijn middel tot doel. Of zouden dat altijd moeten zijn. Doel moet hier op tweeërlei manieren worden verstaan. Regels hebben een intrinsiek en een extrinsiek doel.
Om met het laatste te beginnen: regels zijn bedoeld om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. Omdat verondersteld wordt dat dit zowel de effectiviteit als de efficiency van en in de organisatie bevordert. De vraag is of dit altijd juist is. De neuzen dezelfde kant op leidt maar al te vaak tot ‘duikgedrag’ en organisatiepolitieke correctheid. Steek vooral niet je kop boven het maaiveld, of streef vooral je leidinggevenden niet voorbij in ambitie en intelligente aanpak.
Van de andere kant, een organisatie als een kruiwagen vol met kikkers schiet ook niet op. Ook hier bewijst een gulden middenweg zijn nut. Intelligente en creatieve dissidenten met hart voor de zaak, - dat dan weer wel -, krijgen de ruimte, ook al kijkt de zwijgende, maar de laatste jaren steeds luidruchtiger wordende, meerderheid hier verstoord van op.
Het intrinsieke doel van de regel is het bevorderen van hoogwaardige kwaliteit van en in een organisatie. Voor dit doel mogen zelfs regels wijken, als dit nodig is. Dit vereist van een organisatie wel de nodige flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Met andere woorden: als het intrinsieke doel het vraagt van de regels af te wijken, dan heeft het externe doel, -  alle neuzen dezelfde kant op -, het nakijken. Het is goed in discussies over regels met dit gegeven rekening te houden, want maar al te vaak krijgt het extrinsieke doel de voorrang.
Van bepaalde soorten regels kan een schoolorganisatie niet afwijken, de wet op de BVE, bijvoorbeeld. Dura lex, sed lex. (De wet is streng, maar het is de wet.) Toch biedt de wet genoeg mazen om zelfs een school vissen er doorheen te laten zwemmen.


zaterdag 7 december 2013

It’s De Cock that makes the man

In het dorp van mijn jeugd woonde een slager die een bedenkelijke reputatie had vanwege veronderstelde louche praktijken. In het dorpssufferdje adverteerde hij voor zijn slagerszaak met de slogan ‘Vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan’. Dat sloeg op de ontstellend lage prijzen die hij voor zijn vleeswaren placht te vragen. Iedereen in het dorp dacht daar het zijne van, want behalve dat de slager met betrekking tot zijn vrouwelijke clientèle als minder betrouwbaar bekend stond, hield hij er ook een paar minder leuke vriendjes op na, afkomstig uit de stropers- en smokkelwereld. Niet dat dat de mensen in het dorp  weerhield om als aasgieren op de kiloknallers van de slager af te komen.
Het liep echter slecht  af met de slager, want hij draaide de bak in vanwege veediefstal. Wat weer meteen als voordeel had dat de dorpsbevolking zo een beter inzicht kreeg in de slogan van mijn slagertje ‘Vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan’.
Met de moraal van de man in kwestie was het dus slecht gesteld, maar zijn gevoel voor humor, daar was niets mis mee. Zijn ironie grensde aan cynisme, maar was zeker niet gespeend van lef.

Reclameslogans roepen allerlei bedoelde, maar soms ook onbedoelde associaties op. Zo vond ik de in Tilburg overbekende slogan ‘In elk handje een broodje Jantje’ iets dubbelzinnigs hebben. Het zal wel aan mijn verdorven karakter liggen, maar bij mij riep deze reclameleus jarenlang ranzige gedachten op. Misschien werden deze wel ingefluisterd door het feit dat de zaak van ‘Broodje Jantje’ niet ver van de Koestraat af lag, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw Tilburgs red-light district. Aan hetzelfde plein waar vroeger de snackzaak gevestigd was, is sinds jaar en dag ook de modekledingzaak De Cock gevestigd. Deze voert als slogan ‘It’s De Cock that makes the man’.  Een reclameleus die blijkt te blijven hangen (no pun intended), maar vanwege de voor de hand liggende associatie is deze dit jaar door de een als ‘allerslechtste slogan ooit’ gekapitteld (zie website Slechte Slogans*), een ander vindt ‘m geniaal. Zoals gezegd, hij blijft beslist hangen. Dat wordt ook bevestigd door de eigenaar Jan de Cock, schreef het Brabants Dagblad vorige week. Hij is niet bang voor de titel ‘slechtste slogan van 2013’, waar de website mee dreigt, want slechte publiciteit bestaat niet, juist omdat het altijd publiciteit blijft!

* http://slechteslogans.blogspot.nl/p/verkiezing-slecht.html


zondag 1 december 2013

Black Pete

Dit wordt geen blog over Zwarte Piet. Black Pete noemde onze premier Mark Rutte hem tegen een buitenlands regeringsleider op staatsbezoek. Ik ga aan dit Onderwerp mijn vingers niet (zwart) branden. Maar het Onderwerp waarover ik niet zal schrijven boeit me wel. In die mate dat ik er flink moeite mee heb er met mijn fikken af te blijven. Voor de columnist is Zwarte Piet een godsgeschenk. Begin ik nu ineens toch over het Onderwerp te schrijven? Nee, alleen maar in meta-linguïstische zin. Het Onderwerp maakt de pennen van mijn schrijfbroeders en –zusters vaardig, maar vreemd genoeg lijken haast allen zich er meteen de beperking in op te leggen om er maar niet over te schrijven. Het Onderwerp ligt té voor de hand. Daar laat een beetje blogger zichzelf niet mee wegkomen.

Toch blijft het Onderwerp hem kittelen. We hebben nu eenmaal een koloniaal verleden, waarvan nog lang niet alle plooien zijn gladgestreken. Remember Zuid-Celebes. In Suriname is een proces tegen de Nederlandse staat in voorbereiding waarin enkele miljarden euro’s geclaimd gaan worden als ‘Wiedergutmachung’ voor onze slavendrijverij ten behoeve van onze cultuurpolitiek, de tabaks- en koffieplantages in De Oost en De West. En Nederland heeft een kleurtje gekregen de laatste decennia. Niet gek dus dat het Onderwerp zich opdringt maar, nogmaals ik brand er mijn vingers niet aan. Remember Zuid-Celebes.

Zeker niet in deze sinterklaastijd, nu menig kinderhartje sneller gaat kloppen en dat van hun ouders ook, want die moeten met steeds minder cash de Sint van voorraad blijven voorzien. Bij mij thuis hebben we dan ook dit jaar Sinterklaas 2.0 ingevoerd. Kinderen en ouders geven elkaar enkel pakjes die koopwaar bevatten uit de winkels van het onderste marktsegment: Lidl, Action, Zeeman, Aldi en Wibra, en niet te vergeten La Poubelle. Zitten Sint en Piet op zwart (pardon!) zaad dit jaar? Op de sinterklaasrijmpjes hebben we gelukkig niet hoeven te beknibbelen.