De Onderwijsgroep Tilburg is een school, of liever een
conglomeraat van scholen, en daarin zit tegelijkertijd iets paradoxaals, zodat het moeilijk
blijft deze zelf als school (Huis?) te definiëren. Maar goed, de omschrijving is in elk
geval kernachtig en beter dan bedrijf. Wat het overigens ook is; vraag maar aan
onze collega’s van de diensten. Maar we zijn in elk geval geen onderneming, wat
een bedrijf met een winstoogmerk is.
Fred spoorde ons dus aan tot nieuwsgierigheid, en niet
zozeer tot hard werken, want dat doen we in het onderwijs al. No kidding! Hij ging verder
niet echt op de term nieuwsgierigheid in en waarom we nieuwsgierig moeten
zijn, maar hij benadrukte deze wel een aantal malen.
Ik vul zijn
woorden met deze blog aan:
Aan nieuwsgierigheid gaat de verwondering vooraf. Wanneer er
geen verwondering (en bewondering!) is, houdt het met de bepaalde soort nieuwsgierigheid
die van docenten en dienstverleners gevraagd wordt snel op. Die bepaalde soort
zou ik de onderzoekende nieuwsgierigheid willen noemen. Je hebt daarnaast nog
een kwalijke vorm van nieuwsgierigheid, die haakt naar dingen die je wilt weten,
maar die je eigenlijk niets aangaan. Zoals bepaalde privéaangelegenheden van anderen.
In zijn boekje ‘Inleiding tot de verwondering’ scheef de
Brabantse (van Udenhout!) filosoof, Cornelis Verhoeven, dat verwondering ten grondslag ligt aan
elke bezinning. Volgens Plato was de verwondering het begin van de filosofie.
Verhoeven noemt zijn boekje een oefening in de vrije val. Wanneer je je over
iets verwondert verliest het zijn vanzelfsprekendheid en gaan onvermoede
facetten, ook van de meest bekende dingen, voor je open. Je kunt je zo oefenen
in verwonderen, dat voortdurend een onderzoekende nieuwsgierigheid bij je
opgewekt wordt. Een (school)cultuur van vanzelfsprekendheid leidt tot tirannie
van de middelmaat en tot verstarring.
Verwondering en bewondering vormen noodzakelijke voorwaarden tot onderzoekende nieuwsgierigheid. Je kunt deze echter niet afdwingen.