Deze wijze woorden zijn niet van mij, - ofschoon ik hier en daar wat heb
geparafraseerd en aangevuld -, maar van
een collega die ruim dertig jaar jonger is dan ik. Hij werkt o.a. als lector
bij Fontys en is november vorig jaar gepromoveerd op het onderwerp ‘morele vorming
in het onderwijs’: Wouter Sanderse (29).
Morele vorming gaat voor hem over de vorming van het karakter van de student of leerling en ik citeer: ‘Op scholen wordt morele vorming vaak heel anders uitgelegd, namelijk als de overdracht van waarden in bepaalde vakken, zoals bij levensbeschouwing, godsdienst, maatschappijleer of filosofie. Ook schoolregels worden hiervoor gebruikt. Maar lang niet iedere docent realiseert zich, dat morele vorming op een andere manier plaatsvindt. Uit allerlei kleine beslissingen of emotionele reacties blijkt of de leraar een goed karakter heeft, bijvoorbeeld of hij geduldig, respectvol en betrouwbaar is. Deze morele dimensie van het onderwijs is moeilijk zichtbaar, reden waarom er weinig aandacht aan besteed wordt. En dat is jammer, want morele begrippen zijn vaak erg omstreden. Wat verantwoordelijkheid, geduld, respect of integriteit inhouden, daar heeft iedereen zijn eigen ideeën over.’
Toch zijn dit de vier kernbegrippen waarmee Wouter Sanderse de juiste attitude van de docent beschrijft, en hij baseert zich hierbij op de filosoof Aristoteles, die bijna 2500 jaar geleden in zijn ‘Ethica Nicomachea’ de menselijke deugden, maar ook ondeugden beschreef. Sanderse haalt hieruit ook vier oude deugden van stal: de leraar behoort te beschikken over moed, matigheid, zelfkennis en rechtvaardigheidsgevoel. Vul zelf maar in als docent; er valt nog genoeg te doen aan je karaktervorming wat de oude wijsgeer betreft.
Morele vorming gaat voor hem over de vorming van het karakter van de student of leerling en ik citeer: ‘Op scholen wordt morele vorming vaak heel anders uitgelegd, namelijk als de overdracht van waarden in bepaalde vakken, zoals bij levensbeschouwing, godsdienst, maatschappijleer of filosofie. Ook schoolregels worden hiervoor gebruikt. Maar lang niet iedere docent realiseert zich, dat morele vorming op een andere manier plaatsvindt. Uit allerlei kleine beslissingen of emotionele reacties blijkt of de leraar een goed karakter heeft, bijvoorbeeld of hij geduldig, respectvol en betrouwbaar is. Deze morele dimensie van het onderwijs is moeilijk zichtbaar, reden waarom er weinig aandacht aan besteed wordt. En dat is jammer, want morele begrippen zijn vaak erg omstreden. Wat verantwoordelijkheid, geduld, respect of integriteit inhouden, daar heeft iedereen zijn eigen ideeën over.’
Toch zijn dit de vier kernbegrippen waarmee Wouter Sanderse de juiste attitude van de docent beschrijft, en hij baseert zich hierbij op de filosoof Aristoteles, die bijna 2500 jaar geleden in zijn ‘Ethica Nicomachea’ de menselijke deugden, maar ook ondeugden beschreef. Sanderse haalt hieruit ook vier oude deugden van stal: de leraar behoort te beschikken over moed, matigheid, zelfkennis en rechtvaardigheidsgevoel. Vul zelf maar in als docent; er valt nog genoeg te doen aan je karaktervorming wat de oude wijsgeer betreft.
De
volledige titel van het proefschrift van Wouter Sanderse luidt: Character Education: a Neo-Aristotelian
Approach to the Philosophy, Psychology and Education of Virtue.