zaterdag 25 mei 2013

Fatsoen moet je voordoen!

Je kunt nog zoveel maatschappelijke relevantie in je lessen stoppen als docent, al dan niet web-based, of nog zoveel leerlingen- of studentengerichtheid in je didactiek, als je als leraar geen voorbeeld bent, heeft het allemaal weinig om het lijf. Al die pedagogische en didactische onderwijsconcepten waarop de onderwijskunde de scholen heeft getrakteerd, sorteren geen effect, als je geen voorbeeld bent voor je leerlingen of studenten. Dat voorbeeldgedrag van de docent mag echter niet leiden tot kopieergedrag van de leerlingen, maar het vormt het kader waarbinnen zij zich kunnen ontwikkelen tot een authentiek persoon, een goed mens, een verantwoordelijk burger en een goede vakman of vakvrouw. De aloude en beproefde methode van het socratisch gesprek is hiervoor een goed middel. Vragenderwijs leert de student weten, begrijpen en kunnen.  En dat voorbeeldgedrag van de docent is gebaseerd op een werkelijk beleefde betrokkenheid bij de leerlingen. Of om het met de apostel Paulus te zeggen: als je de liefde niet kent, ben je als mens niets waard voor je medemens.
Deze wijze woorden zijn niet van mij, - ofschoon ik hier en daar wat heb geparafraseerd en aangevuld -,  maar van een collega die ruim dertig jaar jonger is dan ik. Hij werkt o.a. als lector bij Fontys en is november vorig jaar gepromoveerd op het onderwerp ‘morele vorming in het onderwijs’: Wouter Sanderse (29).
Morele vorming gaat voor hem over de vorming van het karakter van de student of leerling en ik citeer: ‘Op scholen wordt morele vorming vaak heel anders uitgelegd, namelijk als de overdracht van waarden in bepaalde vakken, zoals bij levensbeschouwing, godsdienst, maatschappijleer of filosofie. Ook schoolregels worden hiervoor gebruikt. Maar lang niet iedere docent realiseert zich, dat morele vorming op een andere manier plaatsvindt. Uit allerlei kleine beslissingen of emotionele reacties blijkt of de leraar een goed karakter heeft, bijvoorbeeld of hij geduldig, respectvol en betrouwbaar is. Deze morele dimensie van het onderwijs is moeilijk zichtbaar, reden waarom er weinig aandacht aan besteed wordt. En dat is jammer, want morele begrippen zijn vaak erg omstreden. Wat verantwoordelijkheid, geduld, respect of integriteit inhouden, daar heeft iedereen zijn eigen ideeën over.’
Toch zijn dit de vier kernbegrippen waarmee Wouter Sanderse de juiste attitude van de docent beschrijft, en hij baseert zich hierbij op de filosoof Aristoteles, die bijna 2500 jaar geleden  in zijn ‘Ethica Nicomachea’ de menselijke deugden, maar ook ondeugden beschreef. Sanderse haalt hieruit ook vier oude deugden van stal:  de leraar behoort te beschikken over moed, matigheid, zelfkennis en rechtvaardigheidsgevoel. Vul zelf maar in als docent; er valt nog genoeg te doen aan je karaktervorming wat de oude wijsgeer betreft.
De volledige titel van het proefschrift van Wouter Sanderse luidt: Character Education: a Neo-Aristotelian Approach to the Philosophy, Psychology and Education of Virtue.

maandag 13 mei 2013

‘Want ons ben zuunig!’

Niet het pedagogisch concept, niet de schoolorganisatie, maar leraren bepalen de kwaliteit, benadrukt Ton van Haperen al jaren in het Onderwijsblad van de AOb, de onderwijsvakbond. Ajax is geen bedrijf, zegt hij, maar een voetbalclub, die na de interventie van Johan Cruyff weer geleid wordt door praktijkjongens als De Boer, Bergkamp, Jonk en Van de Sar. En PSV doet het binnenkort na: Cocu, Van Bommel, de broertjes Van de Kerkhof. En zo moet volgens Ton van Haperen, leraar economie en lerarenopleider meldt hij altijd trots bovenaan zijn tweewekelijkse column, onderwijs niet verzorgd worden door instellingen, maar door scholen, geleid door leraren in plaats van managers. Net als Ajax een voetbalclub is zijn wij van de OGT een school, of liever twee scholen voor resp. vmbo en mbo. Mijn pc hapert wat als ik dit schrijf, want dit beeld voor een grote onderwijskolomorganisatie is toch wat ongerijmd. Maar goed de leiding van onze schoolorganisatie voelt de tijdgeest goed aan en komt, echt waar, met het prima initiatief van de excellente leraar. (Aanmelden dames en heren docenten!) Maar tegelijk laten onze bestuurders een kans liggen. 60 KU extra om je excellente docentschap te manifesteren en uit te bouwen is een schamele beloning. De argumenten zijn bekend;  die zijn zoals het ‘Zeeuws meisje’ vroeger zei, als ze haar margarine aanprees: ‘Want ons ben zuunig!’ In de afgelopen vijftien jaar zijn de manager- en bestuurdersbeloningen flink opgeschaald, terwijl de toenmalige MR tandenknarsend (Jesaja 56!) deze gang van zaken volgde. De dames en heren van het management en het bestuur hadden het verdiend en ik wil dit niet bestrijden, ook al is dit op de dag van vandaag de mode. Maar zou het nu geen goed signaal zijn om onze sterspelers (m/v) van in en voor de klas en salarisschaal te geven die bij hen past: LD? Of moet ik zeggen teruggeven? Voor de tijd van de onderwijsvernieuwingen verdiende een eerstegraadsdocent automatisch schaal 12, nu LD. Hoog opgeleid zijn gold automatisch als een blijk van voortreffelijkheid. Behalve het tegenargument van de ‘scheve gezichten’, dat ook wel in stelling wordt gebracht, kan als argument voor ingebracht worden: een aansporing tot excellent docentschap. Want net als bestuurders en managers hebben docenten gezinnen, studerende kinderen,  huisdieren, hypotheken, en auto’s.

zaterdag 11 mei 2013

Weg met de computer in de les

Het particuliere Euro-college voor beroepsonderwijs (mbo, hbo)  in Rotterdam heeft in 2005 de computer in de ban gedaan; het lesmateriaal in de klas bestaat weer traditioneel uit pen, papier en boeken. Uitgangspunt van deze nieuwe retro-aanpak is dat wie beroepsonderwijs volgt eerst zijn denkvermogen moet ontwikkelen. En denken gaat van ‘Au!’, daar is discipline van de student en orde en regelmaat in de leeromgeving, het klaslokaal, voor nodig. En een gestructureerd aanbod van de lesstof via boeken; zelf zoeken in de jungle van internet is uit den boze. Kinderen en jongeren gaan in de regel niet uit zichzelf leren en missen de zelfdiscipline om daarmee planmatig aan de slag te gaan. Dat blijkt ook voor ons volwassenen altijd weer een opgave en de discipline daarvoor vergt jarenlange training om niet te zeggen ‘drill’.
Onderwijsvernieuwers maken steeds weer dezelfde fout dat leerlingen en studenten meester kunnen worden van hun eigen leerproces. Dat is niet zo, hun meester (m/v) staat voor de klas. De etymologie van het woord meester is in dit opzicht veelzeggend: het is afgeleid van het Latijnse 'magister', dat als wortel heeft ‘magis’ dat ‘meer’ betekent. Een meester is een leidsman of leidsvrouw, iemand dus die op een hoger niveau staat. Dat is nog eens andere koek dan de coaches of procesbegeleiders, die de onderwijskunde heeft bedacht  en die verondersteld worden de leerstof in jip-en-janneketaal aan hun leerlingen of studenten over te brengen.
Leren leren, heette het tien jaar geleden, toen ook het OGT en vooral het ROC-smaldeel met volle overtuiging dit onderwijsconcept omhelsde. Maar tegelijkertijd waren er ook veel docenten die er niets in zagen. De directeur van het Euro-college in Rotterdam noemt deze onderwijsaanpak darwinistisch, alleen de overlevers ('survival of the fittest') redden het en worden goede vaklui. Zijn onderwijsinstituut had eerst ook computerlokalen, waar studenten zich zelf moesten zien te redden, maar in hun moderne leeromgeving de voortdurende verleidingen van internet niet konden weerstaan. Eerst was het Hyves wat de klok sloeg en later Facebook. Met daarnaast natuurlijk allerlei andere leuke sites en niet te vergeten de muziek via de oordopjes in het jonge brein gebracht. Intussen is er via de media in brede lagen bekend geworden dat het puber- en adolescentenbrein anders werkt en nog niet aan deze zelfstandigheid toe is. Het aplomb waarmee de onderwijsvernieuwers hun competentie-onderwijs propageerden is dientengevolge verdwenen. Het zijn echte volgers: was lange tijd het constructivisme (afkomstig uit de filosofie)’leading’, nu is het de neuro-programmering. En daar komt kort door de bocht weer die promoting van de computer in de les weer vandaan.
De studenten van het Rotterdamse Euro-college vinden het fijn dat ze op school niet de hele dag achter de computer hoeven te zitten en ook ouders waarderen het dat hun kroost niet aan zijn lot wordt overgelaten. De onderwijsinspectie begint langzaam van haar geloof te vallen, van meer computers in de klas, want die pleegt meestal de‘wetenschappelijke’ output van de onderwijskunde te volgen en niet de signalen uit de klas zelf. Maar daar lijkt nu dus verandering in te komen, mede op instigatie van onze nieuwe onderwijsminister Jet Bussemaker.
Het wil overigens niet zeggen dat bij het Euro-college de computer uit de school is verbannen; die wordt nog steeds gebruikt als 'tool' bij de uitvoering van lesopdrachten en als informatiebron. Maar buiten het klaslokaal en  beperkt. De aanpak van het Euro-college blijkt succesvol: de uitval in het eerste leerjaar op deze school is lager dan gemiddeld in het beroepsonderwijs. Moeten we daar niet eens een keer gaan kijken?