zaterdag 23 april 2016

Digitale dementie 2

Kennelijk heb ik met mijn vorige blog bij een aantal collega’s een open zenuw geraakt, want de reacties erop waren niet van de lucht en bovendien niet van emotie gespeend, 'Etienne'. De discussie over het digitale onderwijs heeft net als over roken wel iets van een godsdienststrijd, met remonstranten en contraremonstranten (google: Dordtse Synode 1618-1619), met rekkelijken en preciezen, met gematigden en fanaten. Voor een nadere plaatsbepaling in de discussie over het nieuwe onderwijs: ik behoor, net als 'Gerard' vermoed ik, tot de rekkelijken. Ik ben niet voor, ik ben niet tegen; zoals ik ook niet tegen het weer ben. Waar ik wel positie tegen kies is het gemak waarmee sommige koffiedikkijkers, aanhangers van de Nieuwe Digitale Leer, de toekomst voorspellen. Ik plaats slechts kritische kanttekeningen bij een door velen onomkeerbaar geachte lineaire ontwikkeling in het onderwijs, 'rudy h.'. De titel van mijn blog heb ik inderdaad van het aanbevelingswaardige boek waarop 'Lisette' in haar reactie wees.
 
Als ik in mijn vorige blog de indruk hebt gewekt dat ik mordicus tegen digitaal onderwijs zou zijn, dan is de teneur niet goed begrepen. Of wellicht is de column te vluchtig gelezen, wat dan weer te wijten kan zijn aan de mentale kortademigheid die het digitale lezen per definitie in de hand werkt. Lezen is netsurfen geworden, 'Henk'. Mijn studenten vragen mij niet voor niets om papieren examens tekstverklaring, 'Guus', zodat ze de tekst beter in zich kunnen opnemen. Ik sluit echter niet uit dat er binnen afzienbare tijd een quasi papieren digitale versie komt, waarin ze kunnen terugbladeren in plaats van scrollen, zonder dat ze het overzicht (helikopterview!) op de tekst verliezen en waarop ze naar hartenlust kunnen markeren. Ik heb mijn blog overigens keurig ingetypt op mijn Chromebook, 'Aldo', een device beschikbaar gesteld voor al mijn collega’s op initiatief van de schooldirecteur.

In de taalwetenschap wordt de term taalregister gehanteerd, die aangeeft welk medium het meest geschikt is voor welke communicatievorm. Zo wordt tegenwoordig het dialect weer gewaardeerd naast de standaardtaal (het vroegere ABN, het Algemeen Beschaafd Nederlands), omdat zich dat uitstekend leent om gewoon met je ouders, broers of zussen te kunnen praten. ABN klinkt dan zo hoog uit de bol en nestvreemd, maar de standaardtaal is echter weer wel beschikt als beroepstaal. Zo is er voor elk wat wils. Hetzelfde geldt voor onderwijs: sommige dingen doe je op de lap top, andere op of van papier. En discussiëren doe je bij voorkeur driedimensionaal.

maandag 18 april 2016

Digitale dementie

Op school is een kleine vaksectie begonnen met een offensief tegen de voortgaande digitalisering van het onderwijs. Geprobeerd wordt om de studenten tijdens de lessen weg te trekken van het beeldscherm van hun laptops en het beeldschermpje van hun iPhones. De docenten bestrijden met hun aanpak de tweedimensionaliteit van de digitale lesvormen en de voorstelling van de wereld daarin als een plat vlak. In plaats daarvan bieden zij meerdimensionale lessen aan waarin een beroep wordt gedaan op de kenvermogens van de hele persoon van de student. Met andere woorden, er wordt inzet gevraagd van alle zintuigelijke faculteiten, het gevoel en het verstand. De hoofden van de student moeten weer richting de docent en de medestudent gekeerd en niet gebogen richting beeldscherm, want interactie vormt de basisvoorwaarde voor het leren. Studenten (én hun ouders) geven te kennen behoefte te hebben aan deze manier van onderwijsverzorging. In steeds meer lessen blijft het scherm van lap top en iPhone dan ook op zwart. Er gaan zelfs stemmen op om die dingen maar helemaal tijdens de les te verbieden.

In de jaren van het competentie-onderwijs raakte het lesboek uit beeld. Alleen de kleine vaksectie bleef als het kleine Gallische dorp tegen de Romeinse overheersing, zich tegen de alomtegenwoordige Pax Digitalis verzetten en bleef koppig (hard copy!) en zelfbewust haar papieren lesmethodes op de boekenlijst plaatsen. In de les spelen de studenten sinds kort taalspelletjes met driedimensionale hard copy bordspellen met dobbelstenen en al. 

Over de meerwaarde van het computergebruik tijdens het leerproces is nog veel onbekend. Als we op de ideeën van opinieproducent Maurice de Hond afgaan, de founding father van de Steve Jobs Schools, gaat het helemaal goed komen. Ook het Platform Onderwijs 2032 gaat er helemaal voor het nieuwe leren. Maar er gaan ook kritische stemmen op. Het gebruik van de computer blijkt in veel gevallen minder effectief te zijn dan de reguliere vormen van leren, doordat het geheugen minder gebruikt wordt. Er wordt te weinig basiskennis eigengemaakt door de leerling. Langdurig computergebruik kan leiden tot aandachtstoornissen en tot leesproblemen. En het geheugen van de student dreigt achteruit te gaan. Digitale dementie ligt op de loer. Elke docent in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs weet hoe moeilijk het is om de aandacht van de student achter zijn beeldscherm bij de les te houden. Voor die het weet surft zijn student ver weg van hem vandaan, weg van de les.




maandag 11 april 2016

Ethische code

In een mailtje aan zijn collega’s eindigde de directeur van mijn school met een uitroeping van verbazing: Mozes kriebel! Co-blogger Guus heeft deze uitroep van verwondering en verbazing in een van zijn blogs ook al eens geslaakt. Uit mijn hoofd weet ik dat hij schreef dat de herkomst van deze uitdrukking niet duidelijk is. De verleiding is nu groot om dit even op te zoeken, ja zelfs het internet gaan af te grazen om de herkomst te checken. Ik zie daar echter bewust van af, omdat ik dit een vorm van lezersbedrog zou vinden. Bloggers en columnisten als ik hanteren ook een ethische code. Over sommige dingen schrijf je niet, bijvoorbeeld over heel persoonlijke zaken, zowel van jezelf als van een ander. Niet iedereen blijkt zich daar echter aan te houden, en zelfs schrijvers van hele novelles en romans niet. 
 
A.F.Th. van der Heijden kreeg naar aanleiding van een passage uit De Helleveeg (draait nu als film in de stad) een proces aan zijn broek. Wat was het geval? In zijn novelle beschrijft hij de ligging van een pand in Eindhoven waar eertijds een engeltjesmaakster zou hebben gewoond. Laat deze beschrijving nu aan duidelijkheid niets te wensen overlaten en bij een lezer van De Helleveeg een woedende reactie teweeg brengen! De popmuzikant Peter Koelewijn herkende er zijn geboortehuis en ouderlijk huis van zijn kindertijd in en eiste via de rechter dat de schrijver de betreffende passage zou schrappen. (De oude rocker kwam in mijn kindertijd – jaren vijftig - door onze straat scheuren met zijn motor. Hij had daar kennis aan een zeker persoon van verdacht allooi, maar dat laatste was je in mijn geboortedorp al gauw.) 

Hoe de zaak afgelopen is, weet ik niet meer, maar ik meen dat Koelewijn zijn zaak verloren heeft. De literaire auteur is immers ongrijpbaar, wat wijlen volksschrijver Gerard Reve al bewees in de prille jaren zestig toen hij vanwege een passage in zijn prachtboek Nader tot U van blasfemie (godslastering) werd beschuldigd. Hij had daarin de metafoor van een ezel gebruikt voor een nadere aanduiding van God. Ik vond deze niet echt steekhoudend, overigens. (Grapje)

zaterdag 2 april 2016

Apartheid

Als het waar is, zoals ik in mijn vorige blog vermoedde, dat er in Nederland sinds een aantal jaren sprake is van een maatschappelijke tweedeling, in hoeverre verschilt deze situatie dan van apartheid? Het antwoord op deze vraag wordt in grote mate bepaald door de maatschappelijke positie die men inneemt. Een uitkeringstrekker kijkt anders tegen de maatschappij en de samenleving aan als jan modaal en al helemaal als een rijk vermogende. Hoger opgeleiden zullen weer een ander perspectief hebben als lager opgeleiden. In de theorievorming over de geschiedwetenschap is hier een Duitse term voor geijkt: Standortgebundenheit. De mening die burgers, én dus ook wetenschappers, over allerlei maatschappelijke verschijnselen hebben, wordt mede bepaald, om niet te zeggen vooral, door de plek die ze in de samenleving innemen.

Om het wat concreter te maken: minimumloners in Nederland zullen vermoedelijk een ander standpunt innemen op de vraag of hier sprake is van tweedeling dan bovenmodalen. Sterker nog: zij zullen vermoedelijk eerder zeggen dat hier sprake is van apartheid.
Hoezo dan? Om deze vraag te beantwoorden moet er even stilgestaan worden bij het onderscheid zelf, los van de beschouwer, in dit geval ikzelf dus. Voor zover dat mogelijk is, wat kennelijk gezien het bovenstaande niet het geval is, maar enigszins wel hoop ik. 

Welaan dan, maatschappelijke tweedeling en apartheid verschillen in haar uitwerking nauwelijks van elkaar. In beide constellaties zijn er twee (of meer) maatschappelijke groepen die niet of nauwelijks contact met elkaar hebben. Er bestaan tussen beide grondige culturele en sociaaleconomische verschillen. Het onderscheid dat ik kan bedenken is dat apartheid per definitie vanuit een politiek systeem wordt opgelegd – zoals eertijds in Zuid-Afrika. En dus, zou je zeggen, mag maatschappelijke tweedeling geen apartheid worden genoemd?
Dat is maar schijn, want er is wel degelijk sprake van dwang: alleen komt die niet vanuit de politiek, maar vanuit de beide groepen afzonderlijk. In plaats van politiek gemotiveerde dwang handelt het hier om mentale dwang. Waarbij beide groepen elkaar uitsluiten, niet in de buurt van elkaar willen zijn. 

De bevoorrechte groep vindt vanuit het meritocratische principe dat er geen sprake is van maatschappelijke tweedeling, laat staan apartheid. In Nederland heeft iedereen gelijke rechten en kansen. Hier  is iedereen gelijk, wat wordt bevestigd door artikel 1 van de Grondwet. De niet bevoorrechte groep vindt wel dat maatschappelijke tweedeling bestaat, misschien zelfs wel apartheid. De mindere sociaaleconomische positie wordt vooral door anderen veroorzaakt. Lees Theodore Dalrymple: Leven aan de onderkant. Het systeem dat de onderklasse in stand houdt.

De cultuurfilosofie  maakt een onderscheid tussen Gesellschaft en Gemeinschaft. Onder het eerste verstaat ze de maatschappij van allerlei rangen en standen, onder het tweede de samenleving van burgers in Nederland die ondanks alle verschillen het idee en het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen. Met het verdwijnen van de traditionele religies (protestanten en katholieken) uit het publieke domein en het maatschappelijk discours is Nederland meer een maatschappij van calculerende burgers geworden en minder een gemeenschap van mensen. Daar staat weer tegenover dat in Nederland wellicht nooit sprake is geweest van een samenleving, gezien het eertijds verzuilde karakter van de maatschappij. 

Christendom en islam zijn anti-apartheidsideologieën. Het middelbaar beroepsonderwijs is een emancipatorisch anti-apartheidssysteem.