Er bestaat een taalkundig verschijnsel dat wordt aangeduid met de term ´hypercorrect taalgebruik´. Zo heb ik eens tijdens een televisierapportage van de Ronde van Vlaanderen de verslaggever horen spreken over het wielerparcours, dat wel vijftien stroken ´kasseiden´ telde. Voorwaar geen geringe opgave voor de renners, maar de goede man bedoelde natuurlijk ´kasseien´. En in de Vlaamse versie van de televisiereeks ´Man bijt hond´ hoorde ik een geïnterviewde van de liefde voor zijn ‘koeden’ verhalen. Koeien dus. De i-klank in combinatie met klinkers heeft kennelijk soms de ´mindere´ bijsmaak, die aan dialect doet denken. Dialectsprekers die over moeten schakelen naar een ander taalregister, bijvoorbeeld het Algemeen Nederlands, - de Nederlandse standaardtaal ofwel het ABN - , gebruiken ook wel eens hypercorrecte uitdrukkingen, bijvoorbeeld ‘door’ in plaats van ‘deur’ en ‘raas’ in plaats van ‘roze’. Kleuters zijn in hun taalgebruik soms ook hypercorrect als ze ´loopte´ in plaats van ´liep´ zeggen. De taalregels zijn correct toegepast, alleen de verkeerde, namelijk die voor de vervoeging van de zwakke werkwoorden in plaats van de sterke. En dat is heel begrijpelijk, omdat de groep sterke werkwoorden (zwem/zwom, - er zijn er nog maar vijftig en niet allemaal even actief) alsmaar kleiner wordt en de groep zwakke werkwoorden dientengevolge groter wordt.
Nu zijn dit soort taalfouten onschuldig, maar anders wordt het met taalgebruik dat door politieke of ideologische motieven gekleurd wordt. Je kunt dan spreken van een variant op hypercorrect taalgebruik, namelijk politiekcorrect taalgebruik. Sommige woorden komen in een ander daglicht te staan en worden verdacht. Zo schijnt de ‘negerzoen’ nog wel een populaire lekkernij te zijn, maar de populariteit van de naamaanduiding is tanende. Zo is de lekkernij die met ‘jodenkoek’ wordt aangeduid nog steeds in trek, maar de naam verliest terrein. En wie hoort een kind nog wel eens roepen: brillenjood!? Ook ‘Zwarte Piet’ is al in het verdachtenhoekje gezet door een politiekcorrect spraakmakende gemeente. En niet alleen de term, maar ook de figuur zelf. In
Trouw zag ik van de week een ‘Witte Piet’ en een zwarte Sint. Leuk, maar het geeft ook te denken. Zo moesten van sommige ´postume´ wereldverbeteraars afbeeldingen van ons koloniale verleden (Ja, dat hebben we een; zelf woon ik zonder gewetensbezwaren vlakbij de J.P. Coenstraat.) van de Gouden Koets van Beatrix worden verwijderd. Het moet niet gekker worden; hoe ver wil je gaan met je herschrijving van de geschiedenis?
Er is nog een voorbeeld van politiekcorrect taalgebruik: ‘bemensing’. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mijn geestesoog blijft er altijd aan haken: bemensing. Klinkt naar bemesting, vind ik, ofschoon beide begrippen niets met elkaar te maken hebben. Maar associaties worden spontaan ingegeven, en vaak op basis van klankovereenkomst. Veel hypercorrect taalgebruik komt voort uit onzekerheidsgevoelens: zeg ik het wel goed, ben ik taalvaardig genoeg in de ogen van mijn gesprekspartner? Kijk maar eens naar die dialectspreker van hierboven. Of: denk ik wel correct genoeg in de ogen van mijn gesprekspartner of publiek? Ik lees het B-woord regelmatig terug in allerlei teksten die binnen ROC Tilburg verspreid worden, waaronder deze blogs. Van politiekcorrect taalgebruik wordt er onze taal niet mooier op: want de nieuwerwetse woorden doen soms geforceerd aan en ze verarmen onze taal, als ze de oude daarmee wegdrukken. Ik zou zeggen politieke weldenkers: bedenk eens wat anders en laat mooie oude woorden, die vaak een specifieke cultuurhistorische oorsprong hebben, met rust. Jullie zullen toch ook wel willen toegeven dat de frase ‘bemensing van het fregatschip Michiel de Ruijter’ de plank toch echt misslaat. Ook al zitten er tegenwoordig ook vrouwelijke matrozen op.