In Trouw stond onlangs een artikel waarin geconstateerd werd
dat er sprake is van een ‘gat’ in het Nederlands. Er is geen woord voor de
nieuwe moeder die de nieuwe vrouw of vriendin van de vader van zijn kinderen is
geworden. Omgekeerd is er geen woord voor de nieuwe vader. En hoe betitel je
als kind de nieuwe man of vriend van je vader, de nieuwe vrouw of vriendin van
je moeder? Opmerkelijk dat de taalgebruiker de juiste woorden niet kan vinden. Zou dat komen omdat scheiden voor hem of haar deep down nog steeds een levensgroot taboe blijkt?
zaterdag 20 december 2014
All-in the family
Stiefmoeder, stiefvader, stiefbroer, stiefzus, stief-oma, Bram,
stief-opa, mevrouw, Sofietje, meneer, Tom, Marij, heks, pluspapa, plusmama,
plus-opa, plus-oma, aangenomen oma, derde oma, aangenomen opa, derde opa,
ex-mama, ex-papa, ex-opa, ex-oma, ex-zus, ex-broer, bonus-oom, bonusmama,
bonustante, bonuspapa, patchworkgezin, extended
family, mozaïekgezin, mikadogezin, samengesteld gezin, combinatiegezin,
stiefgezin, stief-familie, aanwaaimoeder, aanwaaivader, bij-moeder, bij-vader,
bonusmoeder, bonusvader, cadeaumoeder, de Famila, cadeauvader, cadeauzusje,
cadeaubroertje, cadeau-oma, cadeau-opa, cadeaugrootmoeder, cadeaugrootvader,
opa, oma, papa, mama, moeder, vader, ons moeder, ons ma, onze pa, onze vadder,
ons ma, ons pa, ‘ze Cees, ’s Marian, Assepoester, dubbelmama, dubbelpapa,
uitgebreid gezin, grootgezin, grootfamilie, hoeksteen van de samenleving,
nucleus, eenoudergezin, Het Heilig Huisgezin, meemoeder, meevader, halfbroer, halfzus, bommoeder, bomvader, la familia, bomma, bonpa, moeke,
opoe, gebroken gezin, Mother, de Heilige Familie, overgrootmoeder,
overgrootvader, betovergrootvader, betovergrootmoeder, stief-overgrootmoeder,
stief-overgrootvader, stief-betovergrootvader, stief-betovergrootmoeder,
aangetrouwde oom, achternicht, achterneef, vogeltjesfamilie, achter-oom, ex-achter-achter-oom.
Et cetera.
zaterdag 13 december 2014
2032
Staatssecretaris Sander Dekker spoort het onderwijs aan om
zich voor te bereiden op het jaar 2032. De kinderen die nu voor het eerst naar
school gaan verlaten het weer over achttien jaar en moeten dan zijn voorbereid
op de maatschappij van dan. Het plaatsen van een stip op de horizon (Bingo!) in de vorm van
een jaartal heeft altijd iets omineus. We hoeven maar te denken aan het jaartal
1914 dat voor toenmalige Jehova’s Getuigen het einde van de wereld zou betekenen.
Ze kregen zoals bekend een beetje gelijk, want in dat jaar brak de Eerste
Wereldoorlog uit. De schrijver George Orwell noemde zijn bekendste boek naar
een jaartal: 1984. In dat jaar zou Big Brother (is watching you!) de wereld volledig in zijn greep hebben. De
Britse auteur kreeg een beetje gelijk, maar wel zo’n dertig jaar later. Edward Snowden
en Julian Assange spelen in onze tijd de rol van Winston Smith als public enemy #1 uit de maatschappijkritische
roman 1984. Nog een voorbeeld: het jaar 2000 stelde de toen nog onwennige
pc-gebruikers de millennium bug in het vooruitzicht. Al bij al is het
meegevallen.
En nu komt de staatssecretaris met een nieuw jaartal: 2032. Zou
de wereld dan überhaupt nog bestaan? Als er een ding zeker is wat de toekomst
betreft is het dat die onvoorspelbaar is. Met zijn aansporing om onze kinderen
op de toekomst voor te bereiden trapt hij slechts een open deur in. Bovendien doen
we dat al lang in onderwijsland. Ook in de verre jaren vijftig van de vorige
eeuw toen ik voor het eerst naar de toen nog rooms-katholieke lagere school ging werd ik al
voorbereid op de tijd die komen ging. Met gewone schoolvakken als taal en
rekenen, later wiskunde en vreemde talen, aardrijkskunde, natuurkunde en
geschiedenis. Heel generiek allemaal. Alleen aan de redactie van de
leeropdrachten die ik kreeg voorgelegd kon ik zien dat de tijden veranderden. Times they are a changing zong Bob
Dylan, en ik zong als opstandige tiener uit volle borst met hem mee!
zaterdag 6 december 2014
Moedertalen
‘De taal is het huis van het Zijn’, sprak de filosoof Martin
Heidegger. Profetentaal, die moeilijk te doorgronden is, omdat die zoveel
betekenislagen bevat. ‘Onthuld’, zou de grote maar omstreden denker zeggen. Een
van die betekenissen is taal-pragmatisch: alleen in je moedertaal kun je wonen.
Als je een taal met de paplepel krijgt ingegoten, dan leer je uiteindelijk de
vele finesses en subtiliteiten ervan begrijpen. Met een later aangeleerde taal
bereik je dat niveau nooit.
Nu blijken we vaak niet één maar twee taalmoeders te hebben,
van wie een echter de oudste rechten heeft. Bij mij was dat het Brabantse dialect en
bij mijn Turks-Nederlandse vrienden in Istanboel is dat het Turks. Mijn moederdialect
is onnavolgbaar complex. Alleen de uitspraak al met zijn continue woordassimilaties,
- bijvoorbeeld: hedde (gij) -, is voor ‘de
import’ nooit echt goed te volgen laat staan te leren.
In het voorjaar bezocht ik bovengenoemde vrienden in de mega-metropool Istanboel (16 miljoen inwoners!) en zag daar
weer hun kleindochtertje terug dat een aantal maanden daarvoor bij mij thuis met kerstmis
was geweest. Goeddeels slapend toen de hele tijd. Het kind van drie is tweetalig: Turks en Nederlands. Het schakelen
tussen de twee talen kost haar geen moeite.
In het onderwijs gaan steeds meer stemmen op om van het
Nederlands over te schakelen op het Engels in verband met de toenemende
globalisering. Er zijn gelukkig ook de tegenstemmen die beweren dat het onderwijs
zo zal verschralen, omdat spreker noch toehoorder de finesses en nuances van de vreemde taal
kunnen doorgronden, en dus ook niet kunnen toepassen. Met neerlandicus en
filosoof Martin Slagter, die met enige regelmaat in nrc.next en de Volkskrant
over onderwijs publiceert, volg ik met de nodige scepsis de toenemende populariteit van deze modegril
binnen onze onderwijsinstituten, te beginnen op de universiteiten en de
hogescholen. Het middelbaar beroepsonderwijs zal weldra volgen, en hier en daar gebeurt het al. Nu valt er natuurlijk met de toenemende stroom buitenlandse
studenten niet te ontkomen aan colleges in het Engels, maar laat het dan
gebeuren door docenten die de vreemde taal echt machtig zijn. Onderwijs in het
Engels door een Nederlandse docent voor een overwegend Nederlands publiek is
een gotspe.
Met dank aan mijn collega Ietje Engelbarts, met wie ik de
liefde voor de moedertaal deel en die mij wees op een artikel erover van Martin
Slagter in nrc.next.
zaterdag 29 november 2014
Roots
Mijn grootvader van moederszijde werd geboren in het jaar
1884 in Raamsdonk. Hij trouwde met een dochter van een binnenschipper. Ze kregen
samen snel achter elkaar zeven kinderen, maar mijn opa verloor zijn vrouw aan de gevolgen van kraamvrouwenkoorts kort na de geboorte van hun zevende kind. Zij werd
slechts 34 jaar. Het laatste kind stierf een half jaar later in 1922. De kinderen werden her en der in de familie geplaatst. Vader werkte
als losse arbeider voornamelijk in het gebied van de Biesbosch. Als rietbinder.
Hij hertrouwde met een oudere vrouw. In 1928 verhuisde het herenigde gezin naar Goirle, om er te
gaan werken in de textielindustrie. In het gebied van Geertruidenberg e.o. was
geen werk meer voor hem te vinden. Het tweede huwelijk
bleek geen succes en het paar scheidde van tafel en bed. Tot een echtscheiding
kwam het echter niet, omdat de kerkelijke autoriteiten daar een stokje voor
staken. Een tijdlang werd mijn grootvader de hostie tijdens de communie geweigerd
door de pastoor. In de periode dat de stiefmoeder er niet was voedden de
kinderen elkaar op. Mijn moeder noemde dit haar gezellige periode thuis.
Mijn moeder was als jonge volwassen vrouw zoals te doen gebruikelijk in die tijd geheelonthouder: ze rookte niet, noch dronk ze. De swinging sixties waren echter ook voor haar niet onopgemerkt voorbijgegaan. Na haar vijftigste stak ze met haar inmiddels vrijgevochten vriendinnen een sigaretje op en dronk samen met hen gezellig een wijntje. Eén keer ging dat mis. Toen ze die keer wat te diep in het glaasje had gekeken, begon ze bij thuiskomst, met het gehele gezin aan tafel om haar heen, tot onze ontzetting te huilen. Out of the blue. Verbouwereerd stonden we om haar heen, niet wetend wat te doen. Ze was ontroostbaar om haar verloren moeder, die ze maar zo kort gekend had. Ze was nog geen vier jaar geweest toen haar moeder was gestorven. En ze droeg nog slechts een vage herinnering aan haar met zich mee.
Mijn moeder was als jonge volwassen vrouw zoals te doen gebruikelijk in die tijd geheelonthouder: ze rookte niet, noch dronk ze. De swinging sixties waren echter ook voor haar niet onopgemerkt voorbijgegaan. Na haar vijftigste stak ze met haar inmiddels vrijgevochten vriendinnen een sigaretje op en dronk samen met hen gezellig een wijntje. Eén keer ging dat mis. Toen ze die keer wat te diep in het glaasje had gekeken, begon ze bij thuiskomst, met het gehele gezin aan tafel om haar heen, tot onze ontzetting te huilen. Out of the blue. Verbouwereerd stonden we om haar heen, niet wetend wat te doen. Ze was ontroostbaar om haar verloren moeder, die ze maar zo kort gekend had. Ze was nog geen vier jaar geweest toen haar moeder was gestorven. En ze droeg nog slechts een vage herinnering aan haar met zich mee.
vrijdag 21 november 2014
Eigenlijk zijn we best goed!
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) vindt in een half november verschenen rapport dat het Nederlandse
middelbaar beroepsonderwijs (mbo) tot de beste beroepsopleidingeninstituties ter wereld
behoort. Zelfs Chinezen komen naar ons kijken. Daar kijkt de lezer vast van op,
maar het staat er echt. Het rapport maakt echter wel de kanttekening dat vooral
de niveau 4-opleidingen tot de uitblinkers behoren, terwijl de niveau 3- en niveau 2- opleidingen vergeleken met mbo-4
wat minder blijken te zijn, maar nog steeds goed op peil. Over de niveau 1-opleidingen toont het rapport zich wat bezorgd en het twijfelt aan de effectiviteit ervan voor de arbeidsmarkt. Een minpunt vindt de
OESO ook dat de niveau 1-opleidingen een negatieve spin-off hebben voor de beeldvorming
van niveau 4-opleidingen.
Internationaal blijken ‘we’ het erg goed te doen:
opleidingen op mbo-4 staan op hetzelfde niveau als sommige Amerikaanse
universiteiten. Een tijd geleden al werd hier bij ons het idee gelanceerd om
niveau 3 en niveau 4 enkel nog als mbo te betitelen. En er gingen zelfs stemmen
op om het mbo als ‘eretitel’ enkel te reserveren voor niveau 4-opleidingen. Happy days are here again: toen scholen
als mts, meao, mds en mdgo nog in aanzien stonden. Minister Jet Bussemaker wil
eerst de zaak nog eens uit laten zoeken; ze ziet er schijnbaar niet zoveel in.
De Tweede Kamer blijkt vooralsnog niet overtuigd van het middelbaar
beroepsonderwijs: het zou opleiden voor ‘banen van gisteren en niet van morgen’.
Ook het bedrijfsleven kankert al jaren over het mbo. De oordelen over het mbo
lopen binnen- en buitenlands nogal sterk uiteen. Jan van Zijl van de MBO Raad
is boos over al de negatieve karikaturen. De werkelijkheid van de beroepenvelden
waar het mbo voor opleidt is namelijk complex. Banen van morgen blijken over
tien jaar al banen van gisteren te zijn. Een mismatch is gauw gemaakt. Van Zijl
en Bussemaker maken zich er dan ook sterk voor om mbo-studenten zo generiek en
flexibel mogelijk voor hun ongewisse maar spannende arbeidstoekomst op te leiden. En blijkbaar doen we dit
in de ogen van de Chinees zo goed dat hij naar ons komt kijken.
woensdag 5 november 2014
Fins onderwijs: less is more!
HBO-docenten van Fontys Tilburg hebben onlangs Finland
bezocht om eens met eigen ogen te aanschouwen hoe het onderwijs daar wordt
ingevuld en vormgegeven. Het onderwijs in Finland op alle niveaus van primair
tot en met academisch staat zeer hoog aangeschreven. Het viel de Tilburgse docenten
vooral op hoe rustig en gedisciplineerd het er daar op onderwijsinstituten aan
toe ging. Dat kwam volgens hen omdat docenten daar van alle niveaus waarin ze
onderwijs geven universitair geschoold dienen te zijn. Dit gegeven alleen al
maakt dat zij door leerlingen of studenten (én ouders!) met respect bejegend worden.
In Finland ben je als docent iemand en ben je beslist geen lesboer die op feestjes
zijn beroep maar liever verzwijgt. Om het wat cru te zeggen: in tegenstelling
tot de docent die vroeger als een notabele in het dorp beschouwd werd, ben je nu
als leraar in de ogen van velen vaak een loser.
In het vorige decennium heb ik in het kader van een Europees
onderwijsproject Finland een viertal keren mogen bezoeken. Ik bezocht daar met
een aantal OGT-collega’s diverse onderwijsinstituten, van primair tot en met
hbo. Ik kan volledig bevestigen wat de bovengenoemde hbo-docenten zeggen, maar
voeg daar aan toe dat de rust en discipline afgedwongen werd door een strikt
sanctie- en beoordelingsbeleid. Als je je niet op school weet te gedragen vlieg
je er binnen no time af, en tentamens e.d. worden pas met een voldoende of meer
beoordeeld als ze daartoe ook echt aanleiding geven.
Het viel de docenten van Fontys op dat er zo weinig
stage-uren in de Finse onderwijscurricula zijn opgenomen, zonder daar verder
een conclusie aan te verbinden. Omdat ik op enige zij het bescheiden ervaring
met het Finse onderwijs kan bogen maak ik die, zij het tentatief, wel. Zou het
niet zo kunnen zijn dat juist mede dankzij het geringe aantal stage-uren het
onderwijs daar excellent is. Juist door hun leerlingen en studenten op school
te houden blijven de onderwijsinstituten beter in control over de
leeractiviteiten en – prestaties van hen. Er is volgens mij nog nooit goed
onderzocht hoe effectief BPV is, en uit eigen ervaring kan ik stellen dat de
verschillen in kwaliteit van begeleiding groot kunnen zijn.
Less is more in
het Finse onderwijs verzuchtten onze hbo-collega’s met bewondering, want inderdaad
er worden daar totaal minder lesuren gedraaid als bij ons. Maar dit gegeven is
erg relatief, gezien het feit dat onze lesurentotalen ‘vervuild’ zijn door
BPV-uren. In het Nederlandse mbo hebben de BPV-uren een bandbreedte van 40% tot 60%! Feitelijk
zijn de Finse leerlingen en studenten zodoende veel meer uren op school dan bij ons. Zo
bezien is minder inderdaad ook meer!
zondag 2 november 2014
Een vlucht regenwulpen tegen het ontlezen
Met honderdduizenden gratis
exemplaren van Maarten 't Harts roman Een
vlucht regenwulpen wil Nederland
Leest heel het land de maand november lang over hetzelfde boek laten
praten. Maar slaat deze campagne ook
aan bij de meest beoogde doelgroep, jongeren? Dat waag ik te betwijfelen als
ik de reactie in een krant lees van een twintigjarige hbo-student
journalistiek. Hij heeft het boek met lange tanden zitten lezen, want hij vond
het maar saai, er gebeurde niets spannend in. Met literaire formuleringen had
de jongeman het ook niet breed, zo moeilijk. Een veel gehoorde klacht van
jongeren als het over literatuur gaat. Nu is dat een kwestie van smaak,
ontwikkeling, historisch besef, etc., allemaal moeilijke zaken voor jongeren,
waarvoor ze naar school moeten. Nu zou ik van deze reactie niet op hebben
gekeken, ware het niet dat het om een student journalistiek ging. Iemand die
van woorden moet gaan leven.
De minder beoogde doelgroep van de vijftigplussers
zal de ontwikkelingsroman van Maarten ’t Hart vast in grote aantallen afnemen,
want daar zitten de lezers. Maar omdat deze senioren al lezen, is juist voor hen
de leescampagne niet meer nodig.
Een vlucht regenwulpen is een mooie roman die gaat over een ‘eenzijdige’ jeugdliefde van een puber voor een meisje uit zijn klas, de onbereikbare Martha. Ik onderschrijf de ‘klacht’ van de ontleesde student journalistiek van hierboven, want het boek is inderdaad nogal literair van niveau met allerlei tijdslagen, een psychologische problematiek, terwijl het verhaal zich ontvouwt in de context van Nederland in de jaren zestig waarin sprake is van een spectaculair snelle ontkerkelijking.
Een vlucht regenwulpen is een mooie roman die gaat over een ‘eenzijdige’ jeugdliefde van een puber voor een meisje uit zijn klas, de onbereikbare Martha. Ik onderschrijf de ‘klacht’ van de ontleesde student journalistiek van hierboven, want het boek is inderdaad nogal literair van niveau met allerlei tijdslagen, een psychologische problematiek, terwijl het verhaal zich ontvouwt in de context van Nederland in de jaren zestig waarin sprake is van een spectaculair snelle ontkerkelijking.
Volgens de wet van de literaire intertekstualiteit
komt een verhaal of een roman nooit uit de lucht vallen; het zit in een web van
voorgangers en later navolgers. Toen het boek in 1978 verscheen is het door
recensenten meteen vergeleken met de ontwikkelingsroman van de eertijds
beroemde Nederlandse schrijver Simon Vestdijk: Terug tot Ina Damman, de geschiedenis van een jeugdliefde. ’t Hart werd
zelfs plagiaat verweten; de ongenaakbare Ina Damman is even onbereikbaar voor
de hunkerende puber Anton Wachter als Martha uit Een
vlucht regenwulpen voor Maarten. Het verhaal speelt in het begin van de 20e
eeuw in een context van snelle maatschappelijke ontwikkelingen. De roman die
deel uitmaakt van de achtdelige romancyclus Anton
Wachter maakt een pas op de plaats, om terug te kijken naar een tijd die
onherroepelijk voorbij is. In 2007
verscheen van Tim Krabbé zijn roman over een obsessionele jeugdliefde Marte Jacobs. Het leeftijdsverschil
tussen jongen en meisje blijkt een onoverbrugbare kloof; de zestienjarige Emile
valt voor een meisje van negen. Een subtiele verwijzing van de schrijver naar onze tijd? Onbeantwoorde jeugdliefdes zijn van alle tijden. De renaissancedichter Petrarca getuigt van zijn onbeantwoorde obsessionele liefde voor Laura in zijn beroemde Canzoniere. En hebben we allemaal niet eens te maken gehad met zo'n hevig verlangende maar onbeantwoorde liefde?
zaterdag 18 oktober 2014
Vergeetwoorden (2)
In mijn studententijd werd ik in de vreemde stad door een
medestudent die hetzelfde flatgebouw bewoonde als ik, aanvankelijk wel eens
nageroepen met: ‘Hé, oliekont!’ Dit pars pro toto bevreemdde mij: wat had ik
nou aan mijn kont hangen? Nu bleek de jongeman in kwestie belijdend
homoseksueel en daarom vroeg ik mij af, of hij soms iets in mij wou zien. Maar
daar bleek in verdere ontmoetingen weinig van, alleen al om de ontbrekende voorwaarde
van It takes two to tango! Mijn
belangstelling was elders georiënteerd.
Omdat we elkaar via frequente studiecontacten beter leerden kennen, hield hij er al snel mee op mij met het mij onbekende woord na te roepen. Het was voortaan: dag Toon, dag Hans. We konden het uiteindelijk goed samen vinden, in onze strijd om een rechtvaardiger wereld. In de jaren zeventig was deze strijd een hobby voor veel jonge studenten, wier ouders zich overigens het schompes hadden gewerkt om zoonlief of dochterlief zo ver te krijgen, dat ze konden gaan studeren.
Omdat we elkaar via frequente studiecontacten beter leerden kennen, hield hij er al snel mee op mij met het mij onbekende woord na te roepen. Het was voortaan: dag Toon, dag Hans. We konden het uiteindelijk goed samen vinden, in onze strijd om een rechtvaardiger wereld. In de jaren zeventig was deze strijd een hobby voor veel jonge studenten, wier ouders zich overigens het schompes hadden gewerkt om zoonlief of dochterlief zo ver te krijgen, dat ze konden gaan studeren.
Ik vergat Hans, die ik na mijn twee (studeren was toen nog
een zaak van lange adem, en de staat toonde zich terecht heel genereus) propedeusejaren
nooit meer heb gezien, te vragen wat hij toch met die twijfelachtig
aanspreektitel had voorgehad. Het is pas onlangs, dat ik het heb begrepen.
Volgens de vanDale
is ‘oliekont’ Bargoens voor een boer uit Brabant. Deze term vindt zijn
oorsprong in het feit dat er in Brabant veel in olie gebakken werd en dat dit
een teken van armoede zou zijn. Een andere bron zegt dat de term uit de scheepvaart komt. In Raamsdonksveer werden
schepen ter onderhoud aan de achterkant ingevet met olie. De mannen die dat
deden werden oliekonten genoemd.
Maar er is ook nog een andere uitleg over: Tilburgers noemt men namelijk ook oliekonten 'omdat die van Tilburg alles in olie bakken, volgens anderen omdat alle fabrieksarbeiders er naar machineolie stinken.'
Maar er is ook nog een andere uitleg over: Tilburgers noemt men namelijk ook oliekonten 'omdat die van Tilburg alles in olie bakken, volgens anderen omdat alle fabrieksarbeiders er naar machineolie stinken.'
zaterdag 11 oktober 2014
Weg met de zesjescultuur!
Geniale ideeën lijken vaak doodeenvoudig, maar je moet er
wel op komen. Goede ideeën komen vaak voort uit een andere kijk op de zaak. Iemand
heeft het lef, neemt de vrijheid, om een probleem eens totaal anders te
benaderen. Echt goede ideeën worden meestal geboren op de werkvloer, en niet
aan managerstafels, overigens. Op de werkvloer worden slechte aanpakken en
besluiten het hardst gevoeld. Daar kun je een tijdlang tegen een bepaald
probleem oplopen, totdat je er genoeg van hebt, en je het eens op een andere
manier gaat proberen.
Een docent die het geminimaliseer van zijn studenten beu is,
besluit op een dag het eens over een andere boeg te gooien. Hij is het
gejeremieer over de in Nederland heersende zesjescultuur zat en deze
geestelijke nood noopt hem tot een stap. Hij komt op het lumineuze idee om zijn
studenten voor elk proefwerk en tentamen een acht te geven, ongeacht hoe deze
het hebben ingeleverd. De acht moet
echter wel verdiend worden. Een student werkt net zo lang aan een opdracht of
proefwerk totdat hij er ook inhoudelijk een acht voor haalt. Dit houdt dus in
dat hij de toets diverse keren kan maken. (Ik ben me ervan bewust dat dit een
productieprobleem oplevert, maar voor geniale ideeën moet je wat over hebben.) Maakt
ie het nog beter dan is ook een negen of een tien mogelijk. Omgekeerd krijgt
een student die het achtniveau niet haalt een onvoldoende; part of the game! Studenten zijn echter niet verplicht om aan deze acht-afspraak
mee te doen. Ze kunnen ook eenmalig de toets afleggen en het behaalde resultaat
geldt dan.
Het zal duidelijk zijn dat deze aanpak meer middelen
vereist, maar zo lang we nog geen vijftig procent effectief aan de directe
onderwijsuitvoering uitgeven, moet er budgettair ruimte zijn. Gewoon een kwestie
van prioriteiten stellen.
zondag 5 oktober 2014
Hé, ouwe!
Collega-vakgenoot Erwin van Gulik vraagt me om in een blog aan de
lezertjes het taalkundig fenomeen oude /
ouwe uit te leggen. Waarom zeggen
we in de spreektaal eerder ouwe dan oude? Taalkundig gezien zitten aan deze
vraag twee kanten vast: een taal-historische (gaat over de genese, de wording
van de woorden) en een fonologische (betreft de uitspraak van woorden). Beide
aspecten betreffen een veelvoorkomend taalfenomeen: vocalisering. Hieronder
wordt verstaan het tot klinker worden van een medeklinker onder invloed van de
omgeving. Ik leg dit verderop nog uit.
In de taalwetenschap van de Nederlandse dialecten wordt
gewerkt met zogenaamde isoglossenkaarten. Hierop kun je zien in welke streken
een bepaalde uitspraak van woorden gevonden wordt. Zo kun je er op zien in
welke regio’s de N aan het eind van een werkwoord nadrukkelijk uitgesproken
wordt. Dat blijkt zoals te verwachten in het noordoosten van ons land te zijn. Groningers
zeggen niet ‘ete’, maar ‘eteN’, waarbij de laatste e, fonologisch een sjwa, nauwelijks maar nog net wel
hoorbaar is. Nu is dat natuurlijk een open deur, maar interessanter wordt het
wel, tot hoever in Nederland het Duitse dialect zich heeft verspreid. Zo blijkt
het stadsdialect van Kerkrade in Zuid-Limburg meer Duits dan Nederlands te
zijn, maar daarentegen het Kölsch,
het stadsdialect van Keulen, sterk Nederlandse trekken te vertonen.
Een bekende isoglossenkaart is die de grenslijn laat zien
van de uitspraak in de dialecten: oud
en old (en alt). Die blijkt dwars over Nederland te lopen: in het westen
zeggen we oud, maar meer naar het
oosten toe: old of alt. Tot in Duitsland toe. In het
westen, in Zeeland, vinden we bijvoorbeeld een plaatsnaam als Oudorp, in het
oosten, in Groningen: Oldorp.
De uitspraak old/alt is het oudst, maar we zien vanaf de 11e eeuw, te beginnen in West-Vlaanderen (dat toen nog tot de Nederlanden behoorde) een klankverandering van old/alt naar oud. Oudenaarde wordt in 1042 als Oldenarde gespeld, maar een eeuw later in 1187 als Oudenarde. Dit verschijnsel wordt vocalisering genoemd. Om het wetenschappelijker te formuleren: in de cluster a/o + l + d/t is de l in het Nederlands gevocaliseerd tot oe en vervolgens met de voorgaande korte klinker versmolten tot een ou (bijvoorbeeld: houden, goud < Duits: halten, Gold). Om het nog wat ingewikkelder te maken: bovengenoemde vorm van vocalisering is een speciaal geval: de diftongering, waarin de samensmelting van twee klinkers tot een nieuwe klank leidt, bijvoorbeeld: oe, eu, ui, ei, ou.
De uitspraak old/alt is het oudst, maar we zien vanaf de 11e eeuw, te beginnen in West-Vlaanderen (dat toen nog tot de Nederlanden behoorde) een klankverandering van old/alt naar oud. Oudenaarde wordt in 1042 als Oldenarde gespeld, maar een eeuw later in 1187 als Oudenarde. Dit verschijnsel wordt vocalisering genoemd. Om het wetenschappelijker te formuleren: in de cluster a/o + l + d/t is de l in het Nederlands gevocaliseerd tot oe en vervolgens met de voorgaande korte klinker versmolten tot een ou (bijvoorbeeld: houden, goud < Duits: halten, Gold). Om het nog wat ingewikkelder te maken: bovengenoemde vorm van vocalisering is een speciaal geval: de diftongering, waarin de samensmelting van twee klinkers tot een nieuwe klank leidt, bijvoorbeeld: oe, eu, ui, ei, ou.
Wij zeggen in Brabant dus oud, en deze heeft in de officiële
spelling van het Nederlands deze bijzondere taalstrijd gewonnen. Maar waarom
spreken we oude meestal als ouwe uit? Dat heeft met
uitspraaksystematiek te maken. Klinkers zoeken in de spreektaal de meest
gemakkelijke overgang op. Tussen ou en e staat een d, een zogenaamde dentaal,
maar deze tandletter maakt de overgang naar de e minder soepel en daarom wordt
deze maar liever weggelaten. Waardoor we ou
– e overhouden, uitgesproken als ouwe, en fonetisch ook als zodanig
weergegeven.
dinsdag 30 september 2014
Lief ziekenhuis
Een ziekenhuis-vierdaagse leverde voor mij als patiënt én als
beroepsbeoefenaar een interessant inkijkje in het reilen en zeilen op de
werkvloer van een grote organisatie. Omdat ik een redelijk pittige ingreep aan
een deel van het onderstel verzacht door een zogenaamde ruggenprik (epidurale anesthesie) in plaats van narcose verkoos mee te maken, kreeg ik een groot deel
mee van de activiteiten tijdens de operatie en de tijd direct daarvoor en
daarna.
Voordat ik na de operatiekamer word gereden kom ik in een wachtruimte terecht, - nadat mij kort daarvoor de alles meevallende ruggenprik is toegediend -, waar meerdere patiënten geduldig liggen te wachten, in bedden. Ik krijg hier het idee alsof we met zijn allen een ruimtereis gaan maken naar een verre planeet. De gedachte ontroert me en ik voel me verbonden met mijn medereizigers. Mannen en vrouwen in azuurblauwe ruimtevaart-overalls checken de apparatuur en de ruimtereizigers. Er wordt druk in apparaatjes gesproken: Can you hear me Major Thom?
Al mijn zintuigen staan op scherp als ik door een lange brede gang met aan weerszijden operatiekamers word gereden. Ik kijk mijn ogen uit en in plaats van angst voel ik een grenzeloos vertrouwen in het menselijk vernuft. Ik ga door een futuristische werkplaats. Die impressie werkt als morfine op me in.
Ik kom in de voor mij gereserveerde operatieruimte terecht en daar staat bij wijze van triviaal contrast een gezellig muziekje aan: Radio 538. Mannen en vrouwen in de aan-de-slag-modus praten over voetbal, hockey, het bioscoopje van de avond ervoor. Dan komt Captain Kirk binnen en het gekeuvel stopt onmiddellijk: Beam me up, Scotty! De operatie kan beginnen.
Tijdens de operatie beantwoord ik allerlei nuttige vragen aangaande mijn fysieke malheur aan de behandelend chirurg en intussen luister ik via mijn I-phone naar het nieuws op NPO-Radio1.
Lief ziekenhuis is de slogan die het Elisabethziekenhuis in Tilburg sinds enige tijd hanteert om zijn klantvriendelijkheid verder op te voeren. Daar slaagt het bijzonder goed in, terwijl ik het nog niet eens over de prima verpleging en verzorging heb gehad. Iets voor ons? Knappe school!
(Blood is thicker than water, Guus! Ofwel, het bloed kruipt waar het niet gaan kan.)
Voordat ik na de operatiekamer word gereden kom ik in een wachtruimte terecht, - nadat mij kort daarvoor de alles meevallende ruggenprik is toegediend -, waar meerdere patiënten geduldig liggen te wachten, in bedden. Ik krijg hier het idee alsof we met zijn allen een ruimtereis gaan maken naar een verre planeet. De gedachte ontroert me en ik voel me verbonden met mijn medereizigers. Mannen en vrouwen in azuurblauwe ruimtevaart-overalls checken de apparatuur en de ruimtereizigers. Er wordt druk in apparaatjes gesproken: Can you hear me Major Thom?
Al mijn zintuigen staan op scherp als ik door een lange brede gang met aan weerszijden operatiekamers word gereden. Ik kijk mijn ogen uit en in plaats van angst voel ik een grenzeloos vertrouwen in het menselijk vernuft. Ik ga door een futuristische werkplaats. Die impressie werkt als morfine op me in.
Ik kom in de voor mij gereserveerde operatieruimte terecht en daar staat bij wijze van triviaal contrast een gezellig muziekje aan: Radio 538. Mannen en vrouwen in de aan-de-slag-modus praten over voetbal, hockey, het bioscoopje van de avond ervoor. Dan komt Captain Kirk binnen en het gekeuvel stopt onmiddellijk: Beam me up, Scotty! De operatie kan beginnen.
Tijdens de operatie beantwoord ik allerlei nuttige vragen aangaande mijn fysieke malheur aan de behandelend chirurg en intussen luister ik via mijn I-phone naar het nieuws op NPO-Radio1.
Lief ziekenhuis is de slogan die het Elisabethziekenhuis in Tilburg sinds enige tijd hanteert om zijn klantvriendelijkheid verder op te voeren. Daar slaagt het bijzonder goed in, terwijl ik het nog niet eens over de prima verpleging en verzorging heb gehad. Iets voor ons? Knappe school!
(Blood is thicker than water, Guus! Ofwel, het bloed kruipt waar het niet gaan kan.)
zondag 21 september 2014
Bedsermoen
Voor mijn trouwe lezertjes: deze blog is even uit de ether.
De schrijver ervan staat niet meer zo stevig op beide benen en ondergaat zeer binnenkort een
medische ingreep om dit euvel te verhelpen.
‘Niet klagen maar dragen’, maant men me. Nou vooruit dan!
Ether is volgens het radioprogramma Taalstaat op de zaterdagochtend op Radio 1 (vroeger Hilversum 1, en nu officieel NPO-Radio 1; Nederland lijdt aan kippendrift) een zogenaamd vergeetwoord. Vergeetwoorden zijn woorden die praktisch niet meer gebruikt worden en daardoor in de vergetelheid geraken en zo uit het collectieve geheugen verdwijnen. Het specifieke aan vergeetwoorden is dat het jammer is dat ze praktisch of zelfs helemaal niet meer gebruikt worden. Er raken nog veel meer woorden in de vergetelheid, waarvan het verdwijnen over het algemeen niet betreurd wordt en derhalve ook helemaal niet gemist worden. Hypewoorden bijvoorbeeld. Zo zal het begrip participatiesamenleving uit het collectieve geheugen verdwijnen. En weet u nog wat scharrelvrouw betekent? Was kandidaat-woordvanhetjaar-2013. Het is niet wat u denkt vanwege dat ‘scharrel’, maar: ‘vrouw die geen volledige baan heeft, maar in deeltijd werkt’. Er bestaat zelfs een woordenboek van: het Vergeetwoordenboek. Twintig jaar geleden begon het reeds lang ter ziele zijnde literaire tijdschrift Raster met het verzamelen van vergeetwoorden.
Ether is volgens het radioprogramma Taalstaat op de zaterdagochtend op Radio 1 (vroeger Hilversum 1, en nu officieel NPO-Radio 1; Nederland lijdt aan kippendrift) een zogenaamd vergeetwoord. Vergeetwoorden zijn woorden die praktisch niet meer gebruikt worden en daardoor in de vergetelheid geraken en zo uit het collectieve geheugen verdwijnen. Het specifieke aan vergeetwoorden is dat het jammer is dat ze praktisch of zelfs helemaal niet meer gebruikt worden. Er raken nog veel meer woorden in de vergetelheid, waarvan het verdwijnen over het algemeen niet betreurd wordt en derhalve ook helemaal niet gemist worden. Hypewoorden bijvoorbeeld. Zo zal het begrip participatiesamenleving uit het collectieve geheugen verdwijnen. En weet u nog wat scharrelvrouw betekent? Was kandidaat-woordvanhetjaar-2013. Het is niet wat u denkt vanwege dat ‘scharrel’, maar: ‘vrouw die geen volledige baan heeft, maar in deeltijd werkt’. Er bestaat zelfs een woordenboek van: het Vergeetwoordenboek. Twintig jaar geleden begon het reeds lang ter ziele zijnde literaire tijdschrift Raster met het verzamelen van vergeetwoorden.
Enkele vergeetwoorden: ankersteen, jarretel, borsthoning,
kalkedotten, stuiters, lijfje, kapotje, cactusnaald, flatneurose, gloeikousje,
sjamberloek, tift (slang), inktlap,
allumeuse, meekrap, kolenlit, zeepklopper, wasbord, traptax, passedies,
maasbal, hondekar, voetschraper, en tenslotte maar de lijst is bij lange na nog
niet compleet: bedsermoen. Het laatste woord is een juweeltje.
Bedsermoen (bedpreek)
is een vermaning van een vrouw aan haar man als ze in bed liggen. Dat is zo'n
herkenbaar fenomeen. Het bestaat nog steeds, maar het ietwat archaïsche woord is niet meer in omloop.
(De secularisatiegolf heeft niet alleen kerken afgebroken maar ook onze taal.) Je ziet het al helemaal voor je: het bezoek is vertrokken en het gastheerschap
was niet bepaald een succes. Kortom manlief gedroeg zich als een hork tegenover
het bezoek. Verholen blikken van ergernis van de vrouw troffen geen doel.
Of het bedsermoen de opmaat is voor een verzoening hangt van de communicatieve vaardigheden van beide bedgenoten af.
Of het bedsermoen de opmaat is voor een verzoening hangt van de communicatieve vaardigheden van beide bedgenoten af.
zaterdag 13 september 2014
Write drunk edit sober! (Blog in wording) = Metablog IV
Co-blogger Guus stelt voor om samen met ondergetekende
inktkoelie een workshop Blogschrijven tijdens De Parade te organiseren. Goed
idee, of om het in het moderne spraakgebruik te formuleren: strak plan! (Deze zin skippen?) Te denken valt aan
een stappenplan onder het devies ‘Write
drunk edit sober!’, waarbij het devies gelijk stap 1 is. Een korte
schriftelijke cursus vooraf. (Devies
uitleggen!) (Telegraafletters: WRITE
DRUNK EDIT SOBER?)
De slogan zou van de beroemde schrijver-alcoholist-stierenvechtersfanaat (KYD?) Ernest Hemingway zijn en die moet of hoeft door de aspirant-blogger niet zoals door de grote Amerikaanse auteur (Goed afgewisseld! Twee keer schrijver niet mooi.) letterlijk te worden opgevat, maar bij voorkeur figuurlijk. Er wordt mee bedoeld dat je, wanneer de aanmaak van de blog of column aanvangt, je creatieve vleugels zo ver mogelijk moeten worden uitspreidt. Zonder remmingen. ) Schrijf maar aan en bekommer je niet om taal- en stijlfouten, want die maak je vele. Je ziet later wel, als de kater komt, wat je laat staan.
Stap 2 luidt: ‘Kill your darlings!’, afgekort: KYD. We zitten dan al in de post-creatieve fase. Nadat je in het creatieve proces helemaal los bent gegaan, - denk aan je laatste minnespel -, ga je schrappen. Vooral wat je van jezelf erg leuk en knap gevonden vindt; dat is meestal tenenkrommend (KYD?) slecht en het oordeel van de lezer kent geen genade: Van Gestel moet weer zo nodig!
De slogan zou van de beroemde schrijver-alcoholist-stierenvechtersfanaat (KYD?) Ernest Hemingway zijn en die moet of hoeft door de aspirant-blogger niet zoals door de grote Amerikaanse auteur (Goed afgewisseld! Twee keer schrijver niet mooi.) letterlijk te worden opgevat, maar bij voorkeur figuurlijk. Er wordt mee bedoeld dat je, wanneer de aanmaak van de blog of column aanvangt, je creatieve vleugels zo ver mogelijk moeten worden uitspreidt. Zonder remmingen. ) Schrijf maar aan en bekommer je niet om taal- en stijlfouten, want die maak je vele. Je ziet later wel, als de kater komt, wat je laat staan.
Stap 2 luidt: ‘Kill your darlings!’, afgekort: KYD. We zitten dan al in de post-creatieve fase. Nadat je in het creatieve proces helemaal los bent gegaan, - denk aan je laatste minnespel -, ga je schrappen. Vooral wat je van jezelf erg leuk en knap gevonden vindt; dat is meestal tenenkrommend (KYD?) slecht en het oordeel van de lezer kent geen genade: Van Gestel moet weer zo nodig!
Stap 3: Verzin een pakkende titel, ofwel sleur je lezertjes
er met de haren desnoods erbij. Zoals co-blogger Guus het al
proefondervindelijk heeft vastgesteld: seks doet het altijd goed, is een geheid
succesnummer, no pun intended! (KYD?) Al
is de inhoud van de blog nog zo beroerd beschreven, de lezer blijft op zoek
naar het moment suprème (te voor de hand
liggend?), waarin hij in de tekst het in het kopje beloofde aantreft. (boekentaal?) Het pakkend kopje mag ook
vooraf gekozen worden. Vaak komen goede ideeën in flitsen: grap them! = Stap 0.
Stap 4: Schrijf lezersvriendelijk. Formuleer in vlot lopende
zinnen en mijd ‘booky constructions’ (= boekentaal). (Dit zelf-gevonden neologisme, - in het Engels nog wel -, heeft een hoog
KYD-karakter: skippen dus!) Moeilijke woorden zijn ook niet echt bruikbaar
als leesvoer, maar daar hoef (moet?) je je niets van aan te trekken, zoals
schrijver dezes in menig blog etaleert. Hier loop je wel het gevaar dat de
lezertjes al snel afhaken. Al zijn er liefhebbers; die vormen dan je
lezerskring.
Parade vreemd woord voor een onderwijsinstelling; stamt nog
uit de dagen van oud-college-van-bestuursvoorzitter (Scrabble!) Ed van Dam, die
iets met het leger had. (Niet in blog op
nemen; heeft een tamelijk hoog KYD-karakter.)
Post scriptum (Ten
overvloed wellicht.) (Etaleren moeilijke woorden!) Deze blog is een
afbeelding van zichzelf, een blog in een blog in een blog. (Te moeilijk? Begrijp ik dit zelf wel?) Het
laat het gedenk in mijn hoofd zien tijdens het schrijven van een blog. Beslist lezersonvriendelijk,
slechts weinigen zullen de eindstreep hebben gehaald, of liever zullen deze
halen, want de blog is nog lang niet af (Zonder
punt!)
zondag 7 september 2014
Altijd september
The waste land van T.S. Eliot begint met de beroemde
versregels:
April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
De beginverzen van dit epische gedicht, geschreven een paar
jaar na de Eerste Wereldoorlog, leiden een tekstpassage in die de vergeefsheid
van elk leven wil oproepen. Omnes una
manet nox, dichtte Horatius al, ons allen wacht uiteindelijk slechts de
dood.
Kun je iets met maanden hebben? Ja zeker, zo roepen januari
en februari weinig beleving bij mij op, - een beetje saaie maanden, op carnaval
na -, maar maart wekt al wat meer innerlijke roering. Niet toevallig dat deze
samenvalt met een voorzichtig ontluikende natuur. Juli bijvoorbeeld brengt mij
een zekere vermoeidheid, vergelijkbaar met de loomheid die mij overvalt na het eerste
middaguur, als de lunch verorberd is. Ik krijg de middagduivel op bezoek en die
duwt me in de bekende postlunchdip. In de loop van de julimaand wordt de zomer
volwassen en het groene van gras en blad van de maanden mei (te mooi om waar te
zijn!) en juni verliest zijn jeugdige frisheid. De kaarten zijn geschut, het
jaar is gekanteld.
In augustus wordt de zomer oud en verschijnen er lichte grijstinten in het groen. Vijftig tinten grijs. In de dagen van die oogstmaand, vooral in de avonden, word ik aangeraakt door een vleugje heimwee. Waarnaar is niet helemaal duidelijk, het is iets onbestemds uit vroeger jaren. In september voel ik me vaak domweg gelukkig dat ik leef, het is bij uitstek de zachtste maand van het jaar. Ik word dan overspoeld door herinneringen uit mijn kinderjaren en jeugd. Naar de tijd toen ik nog naar school ging. Misschien ben ik daarom wel docent geworden, zodat het voor mij altijd september blijft.
In oktober gaat het licht in de natuur langzaam uit; nog even kleurt die in felle herfsttinten. De depressiemaanden november en december doen de deur dicht, maar gelukkig zijn daar de cosy wintermaanden met gedempt licht en knetterend haardvuur. Maar om nu december een feestmaand te noemen gaat me wat ver.
The waste land van T.S. Eliot vervolgt met:
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.
In augustus wordt de zomer oud en verschijnen er lichte grijstinten in het groen. Vijftig tinten grijs. In de dagen van die oogstmaand, vooral in de avonden, word ik aangeraakt door een vleugje heimwee. Waarnaar is niet helemaal duidelijk, het is iets onbestemds uit vroeger jaren. In september voel ik me vaak domweg gelukkig dat ik leef, het is bij uitstek de zachtste maand van het jaar. Ik word dan overspoeld door herinneringen uit mijn kinderjaren en jeugd. Naar de tijd toen ik nog naar school ging. Misschien ben ik daarom wel docent geworden, zodat het voor mij altijd september blijft.
In oktober gaat het licht in de natuur langzaam uit; nog even kleurt die in felle herfsttinten. De depressiemaanden november en december doen de deur dicht, maar gelukkig zijn daar de cosy wintermaanden met gedempt licht en knetterend haardvuur. Maar om nu december een feestmaand te noemen gaat me wat ver.
The waste land van T.S. Eliot vervolgt met:
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.
De dichter verlangt terug naar de winterslaap die het
doodsbesef buiten de deur houdt. Zoals de maanden van lente en zomer de mensen
naar buiten met al zijn gevaren noden, zo houden die van herfst en winter de
mensen binnen. Binnen is het lekker warm en loop je minder gevaar.
vrijdag 29 augustus 2014
Managementconsigne
Naar verluidt, luidt de nieuwe bestuurs- en directierichtlijn: Warm maar onverbiddelijk! Dit nieuwe leiderschapsdevies
roept vragen op, omdat er iets schijnbaar tegenstrijdigs in de formulering zit.
Bovendien zou je eerder Hard en
onverbiddelijk! verwachten, omdat daarin geen contradictie zit.
Om het met een taalkundige term te zeggen, de nieuwe uitspraak heeft iets
paradoxaals. Taalkundig bezien behoort dit devies tot de stijlfiguren, waarvan er
in het Nederlands wel vijftig courant zijn.
Stijlfiguren zijn retorische formules, bewuste afwijkingen
van de gewone manier van zeggen, met de bedoeling een of ander effect te
bewerkstelligen, bijvoorbeeld: nadruk, verbazing, suggestie, verrassing,
alertheid, vrees, etc. We gebruiken stijlfiguren meestal onbewust; ons
taalvermogen is voor de meesten van ons ondoorgrondelijk, maar voor ieder van
ons onuitputtelijk.
De oxymoron is een
van die stijlfiguren en deze geeft een bepaald soort tegenstelling aan: een
combinatie van twee in wezen tegenstrijdige begrippen: scherp tegenover bot. In
ons voorbeeld: onverbiddelijk versus warm.
In de poëzie van J.C. Bloem tref je het volgende oxymoron aan: Elk wezen is zwanger van de dood. Zwanger en dood vormen hier de haast onoverbrugbare tegenstelling, maar die moet vanwege onze sterfelijkheid door iedereen onderkend worden. De Vlaamse dichter Gaston Burssens schreef: Ik was voor het sterven in de wieg gelegd. Hier vormen wieg en sterven de tegenstelling, die overbrugd wordt door ons besef dat met de geboorte de dood aanvangt.
In de poëzie van J.C. Bloem tref je het volgende oxymoron aan: Elk wezen is zwanger van de dood. Zwanger en dood vormen hier de haast onoverbrugbare tegenstelling, maar die moet vanwege onze sterfelijkheid door iedereen onderkend worden. De Vlaamse dichter Gaston Burssens schreef: Ik was voor het sterven in de wieg gelegd. Hier vormen wieg en sterven de tegenstelling, die overbrugd wordt door ons besef dat met de geboorte de dood aanvangt.
De managementrichtlijn heeft een zachte buitenkant en een
harde binnenkant. Bij snacks heb je vaak het omgekeerde: je moet eerst door een
krokant buitenlaagje heen bijten om bij het zachte binnenste uit te komen.
Onverbiddelijk maar warm! dus? Dit devies heeft echter iets ongerijmds: je stelt je eerst als schoolleider super-assertief op, en uiteindelijk blijkt het toch niet zo bedoeld te zijn maar eerder lief. Het omgekeerde is beter voorstelbaar: je probeert eerst met zachte hand de collega het juiste pad op te sturen, en mocht dit geen resultaat hebben, dan uiteindelijk maar met harde hand.
Onverbiddelijk maar warm! dus? Dit devies heeft echter iets ongerijmds: je stelt je eerst als schoolleider super-assertief op, en uiteindelijk blijkt het toch niet zo bedoeld te zijn maar eerder lief. Het omgekeerde is beter voorstelbaar: je probeert eerst met zachte hand de collega het juiste pad op te sturen, en mocht dit geen resultaat hebben, dan uiteindelijk maar met harde hand.
Toch blijft het wringen, omdat de tegenstelling al te nadrukkelijk is en 'vloekt'.
maandag 25 augustus 2014
Awakenings
Na de jaarlijkse lethargie van de zomervakantie het Grote
Ontwaken, waarvoor zoals in de beroemde gelijknamige film ons geen L-Dopa
toegediend wordt, maar een wake-up call van de baas via een mailtje. Ogen worden
uitgewreven en er wordt verbaasd rondgekeken: waar zijn we nu weer beland, na
onze vakantieomzwervingen over de aardbol? Langzaam dringt het tot ons door dat
deze plek ons enigszins bekend voorkomt. Het blijkt onze arbeidsplek te zijn,
die er anders dan normaal uitziet en ook nog eens anders ruikt. Zo opgeruimd,
zo fris.
Waar waren we ook weer gebleven? Maar de waarschuwende
post-it stickers, - hard copy en / of digitaal -, die her en der opduiken
hebben weinig zeggingskracht voor ons. Eerst maar eens naar het
koffiezetapparaat, waar we collega’s aan hopen aan te treffen die bruikbare
informatie kunnen geven omtrent hoe het verder moet. De vragende blikken die
deze ons op hun beurt toe werpen brengen ons ook niet veel verder. In arren moede
worden dan eerst maar de vakantiebelevenissen doorgenomen. Die blijken zoals
dat gaat niet altijd even gunstig. De een ervoer nogal eens gestreste
aandoeningen, de ander geraakte haast tot een toestand van comateuze lethargie.
Weer een ander werd gewoon depressief van het nietsdoen, en begon steeds
heftiger te verlangen naar zijn werk.
Een eerste vergadering of overleg biedt doorgaans uitkomst. Hierin
heeft de werkgever in zijn onuitputtelijke wijsheid en mededogen voorzien. Door
middel van het draaiboek komen we erachter dat we niet alleen in week 35 van
het kalenderjaar zijn beland, maar tevens in week 0 (hè?) van het nieuwe
schooljaar. Bij verder turen door het programma blijkt dat week 1 de lesweek
is. Verrek!
Ogen worden met ontzetting opengesperd: de studenten komen
eraan! Het plotselinge besef van de voorbereiding die deze zachte invasie van
ons vraagt heeft ons klaarwakker gemaakt. Weer een nieuw schooljaar, heerlijk!
zaterdag 5 juli 2014
Het geheugen als huisdier
Van de schrijver Cees Nooteboom zou de uitspraak zijn: ‘Het geheugen is een
onbetrouwbaar beest dat gaat liggen waar het wil.’ En inderdaad, het lijkt
nogal willekeurig te zijn wat ons bij blijft, wat blijft hangen.
De meesten van ons hebben meerdere relaties in hun leven
gehad; dat heet tegenwoordig seriële monogamie: we blijven trouw zo lang de
liefde duurt. Geen leven lang, - wat voor sommigen onder ons als ‘levenslang’
klinkt -, maar een liefde lang. Om het met een home grown neologisme uit te drukken: ‘liefdeslang’. De
herinneringen aan een voorbije relatie worden fel bijgekleurd door de laatste fase
ervan. Hoe ging je uit elkaar: goed of slecht? Maar in de loop van de tijd
kunnen die kleuren zachter worden; ze krijgen pasteltinten. De tijd heelt vele
wonden, zei men vroeger, toen lijden nog heel gewoon was.
Je kunt herinneringen ook blocken: wanneer je niet voortdurend aan iets herinnerd
wil worden. Je duwt ze dan weg, maar je vergeet ze niet! Veel mensen geloven
dat je herinneringen ook kunt verdringen,
in die zin dat je ze helemaal kwijt raakt. Zelfs wetenschappelijk opgeleide
mensen als psychiaters en psychologen denken dat het kan. Dat populaire idee is
geboren in het brein van Sigmund Freud, zo’n honderd jaar geleden. In zijn boek
Traumdeuting geeft hij allerlei
voorbeelden van symbolen waarmee zijn patiënten hun herinneringen, die dan
vaak trauma’s zijn, versleutelen. Die symbolen fungeren dan vaak als Leidmotiv in
dromen die de patiënt heeft. Ik herinner me uit het boek droomverhalen van een
patiënt waarin het getal 47 steeds in voor kwam. Dat getal bleek de
(huis)sleutel te zijn van de deur, waarachter een incestueus trauma school.
In zijn boek ‘Hervonden herinneringen en andere
misverstanden’ stelt rechtspsycholoog Hans Crombag de vraag of het mogelijk is
dat mensen die een traumatisch voorval hebben meegemaakt dat vervolgens weer
kunnen vergeten. En kunnen zij dan via therapeutische behandeling zo'n
herinnering weer oproepen? Deze vragen zijn actueel nu ook in Nederland velen, onder
wie rechters en therapeuten, de mogelijkheid van de verdrongen en hervonden
herinnering toelaten. In ‘Hervonden herinneringen en andere misverstanden’
worden deze fenomenen geanalyseerd. De auteur is niet onder de indruk van de
aanwijzingen voor verdrongen herinneringen en toont aan dat het geheugen
eigenlijk altijd onbetrouwbaar is.
De Groningse psychologieprofessor Douwe Draaisma verwijst
naar de uitspraak van hierboven, van Cees Nooteboom, met deze formulering: ‘De
herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil’. Hij schrijft dit in
zijn bestseller ‘Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt’, dat als
subtitel heeft ‘Over de geheimen van het geheugen’. Zelfs het te binnen brengen
van aforismen leidt al tot rare bokkesprongen.
Beroemd is het verhaal van het Madeleine-koekje in A la
recherche du temps perdu van Marcel Proust, waarin de schrijver op bezoek gaat
bij een oudtante in het dorp van zijn jeugd, Cambray. Tijdens het bezoek sopt hij gedachteloos het aangeboden
kaakje in de thee en na het proeven van het slappe ding gaat er plotseling een
wereld aan herinneringen voor hem open.
Fijne vakantie, beste collega’s, lees eens een van de boeken
die ik in deze blog genoemd heb.
zaterdag 28 juni 2014
Over beleving en window-dressing
Eén op de vier mbo’ers die op het punt
staan te kiezen voor de arbeidsmarkt of een vervolgstudie voelt zich daarin onvoldoende begeleid door school. Dat
blijkt uit de JOB-monitor 2014, het grootste studententevredenheidsonderzoek
van Nederland. De JOB-monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd in opdracht van de
Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB). Dit jaar vulden in totaal 255.851
mbo-studenten de enquête in: dat is 51 procent van alle mbo-studenten. In
totaal heeft JOB mbo-studenten gevraagd naar 21 onderwerpen betreffende hun
onderwijs, waaronder stagebegeleiding, studeren met een beperking, lesmateriaal
en de behandeling van klachten. Ook is gevraagd om een rapportcijfer te geven
voor hun instelling en opleiding. Gemiddeld geven studenten voor hun instelling
een 6,5 en voor hun opleiding een 7,0. In 2012 waren dat respectievelijk een
6,4 en een 6,9.
De vraag is hoe serieus je zo’n
tweejaarlijkse enquête moet nemen, want vragen over de kwaliteit van de onderwijsinhoud worden nauwelijks (een stuk of
drie) gesteld. De rest van de vijfenzeventig enquêtevragen gaat over
randvoorwaarden, zoals studiebegeleiding, onderwijsfaciliteiten,
studiebeperking-faciliteiten, stagevoorzieningen, etc. Heel belangrijk
uiteraard, maar of het onderwijs echt goed is kun je niet uit de antwoorden (en
de resultaten) die de enquêtevragen opleveren, opmaken.
Veel onderwijsbesturen zijn
daar ook niet zo in geïnteresseerd. Met samengeknepen billen wachten de leden
ervan om de twee jaar de resultaten van de JOB-enquête af. Staan we deze keer
wat beter op de foto, vragen de dames en heren collegebestuursleden zich met
angst en beven af. De studentenenquêtes kunnen hen namelijk behoorlijk in het
nauw brengen, want de onderwijsklant is koning. De student van vandaag wordt
uitermate serieus genomen met zijn klachten over de school, ook als die zelf
nauwelijks is vooruit te branden.
Dat laatste maakt de enquêteresultaten
wat verdacht; het is namelijk niet te verwachten dat een student die als gevolg
van te weinig studie-inspanning slecht scoort, positief zal oordelen over zijn
opleiding of school. Bovendien fungeert de school nogal eens als een pressurecooker
waarin jong en oud dagelijks (intensieve) omgang met elkaar hebben. Dat levert
conflicten op en conflicten resulteren nogal eens in afrekeningen.
Opstandige hoogleraren
van Tilburg University hebben onlangs
een petitie ondertekend waarin gesteld wordt dat het collegebestuur meer geïnteresseerd
is in het beeld dat haar universiteit naar
buiten toe heeft, dan in de vraag of het onderwijs en het onderzoek van
excellente kwaliteit is. Een hoogleraar op tv wordt belangrijker gevonden dan
een publicatie van haar in een wetenschappelijk tijdschrift dat nauwelijks iemand leest, - op wat wetenschappers na -, zo luidt de klacht.
Het zou interessant zijn als de JOB eens een enquête onder docenten in het beroepsonderwijs zou houden over de studiehouding van hun studenten. Recente publicaties in de publieke media wijzen erop dat de studiemotivatie onder jongeren bepaald niet in de lift zit. Social media zouden een enorm belemmerende werking hebben op de studievoortgang.
Het zou interessant zijn als de JOB eens een enquête onder docenten in het beroepsonderwijs zou houden over de studiehouding van hun studenten. Recente publicaties in de publieke media wijzen erop dat de studiemotivatie onder jongeren bepaald niet in de lift zit. Social media zouden een enorm belemmerende werking hebben op de studievoortgang.
zondag 22 juni 2014
Studentennamen onthouden als monnikenwerk en als gedicht
Whimpysinger, Eertwegh, Janboers, De Moraatz, Neutebeum, Boeren,
Wiercx, Drubbel, Schoorl, Azizi, Koster,
De Wolf, De Hond, De Haas, Den Uijl, Bolle, Kaal, Maillard, Lotte Loeff, Leeuwenkamp,
Kock, Kok, Ka Fatt Yu, Margarita Vardanian, Nittikson, Surdie Finnis, Van Acht,
Te Wigchel, Kiekertak, Taas Daamde, Van der Karbargenbok, Peert, Kam, Mes, Punselie,
Bolmikolke, Klotterbooke, Anton Wachter, Waterreus, Nahibaks, Ten Hompel, De
Leeuw, Logister, Oudgaarden, Peij, Van Itterson, Damma Aldiwin, Wendy
Stokwielder, Barbie, Caro, Ceron, De
Szousa Faria, Heijligenleven, Van den Biggelaar, Jordi Zwiep, Zweep, Roest,
Agterberg, Baggerman, Baksteen, Van den Bongaardt, Akgül, Metin Metin, Landmann
of Johann, Huy Lin Yip, Blok, Altin, Mohamed, Orin Tijsse Klasen, Elsjan of
Wipper, Baksteen, Beffies, Bangert, Van Beneden, Van Boven, Van den Hoogen, Kees Koetje, Riffi,
Aziz, Da Costa, Fatou Faye, Ina Damman, Kant, Hasina Zewary, Stjagailo, Berg, Van Dal, Van Hezik,
Ayip, Broeders, Bruurs, Bullock, Chan Jong Chu, Alex Cheung, Buijvoets, Stoeldraaijer,
Aarab, Pieternella, Mathilda, Clement, Barbiers, Dinslage, Lisa Verwijmeren,
Fens, Kapteijn, Koekkoek, Van Oijen, Titulaer, Van de Snepscheut, Reijven, Braafheid,
Brieffies, Broekman, Brood, Oele, Zantkuijl, Oetelaar, Knipscheer, Pien Lansu,
Annefloor van der Aa, Celine Sonjé, Koevoets, Vocht, Tholen, Nonhebel, Yilmaz, Waterloo,
Dogge, Braafheid, Dankbaar, Den Braaven, Goedthart, Nikker, Buster, Baser, Merel
Algra, Kamp, Beljan, Van Bebber, Zeldenrust, Draaibaar, De Pina, Broos, Van
Vroenhoven, Vroom, Den Hulk, Meeuwis, Kamfraath, Amrani, Alaoui, Jean-Marc
Musoko, Mohamed, El Morabet, Çetin, Iskenderkaptanoglü, Bots, Cuperus, Van
Gageldonk, Larmit, Lamtalssi, Yorulmaz, Raasen, Gelderblom, Koreman, De
Brouwer, Van Gestel, Van Gool, Van Tilborg, Van Tilburg, Van Moergestel, Van
Breda, Ali, Van Geffen, Heeren, Pistorius, Pastoor, Engelbarts, Sürücü, Sukel,
Roest, Rietman, Lisa Weesie, Werdekker, Gijbels, De Jong, De Jongh, Van Erica, Van
Antwerpen, Van Poppel, Van den Kieboom, Van den Boogaard, Emre Temirci, Van
Opstal, Boertjes, Guenther, Van Oisterwijck, Van Westerwijk, Brondenstein,
Nguyen, Gedwee, Kogeldans, Martina, Sintnicolaas, Cordelia, Mikhael Meklyan, Dorothea,
Balentina, Felicia, Anita, Li, El Idrissi, Hooi, Hussein, Hussain, Özdemir,
Yilderim, Öztürk, Ali, Paridaans, Rahima Alizadah, Eva Stolk, Duijso, Dinslage,
Abegg, Karakulah, Dunaj Jiran, Anne van Nassau, Arten Samatar, Lilian Yakumina,
Diederik Sonnaville, Charley Hes, Joeri Happel, Samet Yarar, Olivier van
Buijtene, Aditya Hana Gijslian, Ahmed Wali Lalie, Honghai Ngo, Edson Arantes do
Nascimento, Laurens Hoijnck van Papendrecht, Siepestein, Jill Wormer, Angelique
van Zelst...
.
zaterdag 14 juni 2014
Frederico Chaves Guedes
Inkoppertje voor deze blogger op Ons Plein: de middenvoor van
het Braziliaanse nationale voetbalelftal heet Fred. Verder houdt elke
overeenkomst op met de spits van ons eigen eerste OGT-team. Maar die
overeenkomst is taalkundig wel interessant, want de etymologische betekenis van
de voornaam Fred is als volgt.
De naam Fred is een verkorting van de naam Frederik, dat als etymologische samenstelling uit twee delen bestaat: het eerste is het bijvoeglijk
naamwoord ‘frede’ en het tweede is het zelfstandig naamwoord ‘rike’. Beide
woorden komen voor in het Middelnederlands ( het Nederlands van de
middeleeuwen), maar hebben een nog veel oudere oorsprong, namelijk het Gotisch,
dat in de moerasdeltagebieden van de eerste vijf eeuwen van onze jaartelling
werd gesproken en geschreven. Van de laatste taaluiting is maar sporadisch wat
van overgebleven. Onder andere het Onze Vader.
De betekenis van de woordcombinatie ‘frede’ en ‘rike’, die
uiteindelijk leidde tot de voornaam Frederik en nog later Fred of Freek, is:
vrije heerser. Vrij moet hier verstaan worden als ‘niet onderworpen of
belemmerd’. Oorspronkelijk hield deze betekenis in dat je woonde in een gebied
waarin een wettelijke bescherming tegen wapengeweld bestond. Een soort asiel.
Kerken vormden vroeger vaak de plaats waar dit asielrecht, - bescherming of
gevrijwaard zijn van wapengeweld – gold. En in onze tijd zoeken asielzoekers
nog vaak het kerkgebouw op als vrijplaats waarin bescherming wordt geboden
tegen wettelijk geweld.
De moderne betekenis van het woordje ‘vrij’ heeft zich wat
losgezongen van zijn oorsprong: gewoon doen waar je zin in hebt, lekker jezelf
zijn en meer van dat fraais, dat niet altijd zonder schendingen van het
publieke domein uitblijft. Terwijl het publieke domein toch dé vrijplaats verstoken van
geweld en ander ongerief behoort te zijn.
Onze voetballende Fred uit Brasil heet overigens niet echt
Fred met zijn achternaam: die luidt: Chaves Guedes. Maar zijn voornaam is
Frederico, en die is afgekort tot Fred. Doen ze in Brazilië vaak met
voetballers. Denk maar aan hun beroemde voetbalhelden van weleer: Pelé, Vava,
Didi, Zaza, die vaak duizelingwekkend lange en poëtische namen hadden in hun
Braziliaanse paspoort. Zo heet Pelé als staatburger: Edson
Arantes do Nascimento. Een hele mooie voetbalnaam is ‘Garrincha’, dat mus of
klein vogeltje betekent in het Portugees, de taal van Brasil. De legendarische
voetballer Manuel dos Santos werd zo door zijn zus genoemd. Hij was
nogal klein van gestalte en geestelijk ook niet altijd even sterk. Ze
bekommerde zich om hem; zie je vaak bij grote zusjes die hun kleine broertjes
willen beschermen. Hij kwam dan ook geveld door eenzaamheid en alcohol vroegtijdig om het leven. Zijn voetbalnaam is het kortste sportgedicht dat bestaat. What’s in a name, vroeg Shakespeare al
retorisch.
maandag 9 juni 2014
Goed, beter, niet best!
Het is de
ambitie van de Onderwijsgroep Tilburg om het beste onderwijs in Nederland te
verzorgen. Daar kun je natuurlijk weinig meer op tegen hebben, dan alleen wat
bedenkingen. Namelijk, hoe realistisch die ambitie is. Toen uw nederige
letterdienaar deze scepsis uitsprak tegenover een lid van het college van
bestuur, zei hij deze bedenking typisch Brabants, of nog erger typisch Tilburgs
te vinden. Zoals bekend houdt het zelfbeeld van de inwoner van deze ‘schônste
stad van’t laand’ niet over. In
tegenstelling tot de Randstedeling die vaak overloopt van zelfoverschatting,
schat de Tilburger zich gewoonlijk te laag in. Hier had mijn gesprekspartner
wel een punt.
Toch bevind
ik mij met mijn scepsis in goed om niet te zeggen illuster gezelschap. Was
het niet de verlichtingsfilosoof
Voltaire die zei dat het perfecte de vijand van het goede is? Le mieux est
l'ennemi du bien! Aristoteles
stelde al zijn gulden regel voor, die aanraadt het midden te houden tussen twee
extremiteiten. Bijvoorbeeld, het juiste midden tussen roekeloosheid en lafheid
is moed tonen als het moet.
Normaal heb je 20% van je mentale inspanning nodig om 80% van je taak goed uit te voeren. Die 80% vormt het routinematig onderdeel van je functie of taak. Het excellente deel (20%) van je taakuitvoering vergt disproportioneel meer van je geestelijke inspanning. Zeg dat we gemiddeld 10 % extra doen om onze taak meer dan goed, dus excellent, uit te voeren, dan heeft dat nog geen negatieve gevolgen voor onze routinematige bezigheden. Maar zou je de laatste 20% van taakuitvoering helemaal gedaan krijgen, waardoor die perfect zou worden, dan zou dat echter 80% van je cerebrale inspanning vergen. Waardoor het routinematig deel in de knel zou komen. Bijvoorbeeld, je gaat minder tijd besteden aan lesvoorbereiding. Dat maakt dat het streven naar perfectie negatieve effecten heeft op je energiecapaciteit om je functie nog naar behoren (lees: goed, maar niet perfect) uit te voeren.
Normaal heb je 20% van je mentale inspanning nodig om 80% van je taak goed uit te voeren. Die 80% vormt het routinematig onderdeel van je functie of taak. Het excellente deel (20%) van je taakuitvoering vergt disproportioneel meer van je geestelijke inspanning. Zeg dat we gemiddeld 10 % extra doen om onze taak meer dan goed, dus excellent, uit te voeren, dan heeft dat nog geen negatieve gevolgen voor onze routinematige bezigheden. Maar zou je de laatste 20% van taakuitvoering helemaal gedaan krijgen, waardoor die perfect zou worden, dan zou dat echter 80% van je cerebrale inspanning vergen. Waardoor het routinematig deel in de knel zou komen. Bijvoorbeeld, je gaat minder tijd besteden aan lesvoorbereiding. Dat maakt dat het streven naar perfectie negatieve effecten heeft op je energiecapaciteit om je functie nog naar behoren (lees: goed, maar niet perfect) uit te voeren.
Het
onderwijs heeft jarenlang last gehad van ideologieën die het beste ermee voor
hadden. En algemeen wordt erkend dat het daar echt niet beter door is geworden.
Sadder but wiser! De onlangs aan de
universiteit van Groningen benoemde hoogleraar onderwijskunde met als speciale
opdracht ‘de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden van leraren’, Klaas van
Veen, zegt in een interview in het Onderwijsblad dat het onderwijsveld eens op
moet houden met steeds ideologisch naar het beste te streven. Doe maar gewoon
je best(!), dat is al goed genoeg. Met andere woorden, bouw de kwaliteit van je
lessen uit door analyse en consultatie van en met vakgenoten en door training
(scholing!) van je vaardigheden voor de klas en verbetering van de lesinhouden. Je onderwijs
blijft dan lang goed, ook al is het wellicht niet van het allerhoogste niveau. Goed
onderwijs is eigenlijk nog het beste onderwijs!
zaterdag 24 mei 2014
Het gebeurd zó vaak!
Het laatste taboe, - dat heeft weten te ontsnappen aan de
culturele-revolutiejarenzestig in Nederland -, is het elkaar wijzen op
taalfouten. Dat doe je namelijk niet gauw. Als talenman heb ik het
twijfelachtige genoegen dat ik in praktisch elke tekst van wie dan ook, van
laagopgeleid tot zeer hoog, wel een of meer spel- of stijlfouten ontdek. En ook
in mijn eigen teksten vind ik later altijd wel weer een zonde tegen de
taalregels. Soms word ik daar ook door vakgenoten op gewezen. Heel gezond, voor
een talenman mag je kritisch zijn. Dat dan weer wel.
Het ontdekken van taalfouten in teksten van collega’s in het
onderwijs bezorgt me altijd weer
plaatsvervangende schaamte. Zeker als ik fouten zie in teksten die naar buiten
gaan, in ouderbrieven bijvoorbeeld. Tenenkrommend lees ik dan zo’n tekst
verder, in de angstige hoop verder geen taalongerief erin aan te treffen. In het
vakblad Onze taal van deze maand
staat een lezersbriefje waarin de schrijver klaagt over een schriftelijke
uitnodiging voor een ouderavond op een basisschool. De leerkracht laat erin
weten dat hij graag wil kennismaken, want ‘ik
begeleidt uw kind dit schooljaar’. De
spellingcorrector laat de foutieve werkwoordsvorm gewoon toe…
Ik herinner me een vakbekwame maar stellig onbevoegde
collega die, - ‘Oh, heerlijke onwetendheid!’-, koeien van spelfouten op het
schoolbord in de klas placht te schrijven. En niemand zei er iets van. De
leerlingen hadden het niet door, menig docent helaas ook niet, maar zij die het
wel zagen, hielden hun mond: too
embarrassing!
Het tij is echter aan het keren en het laatste taboe wordt
geslecht, want correct taalgebruik is een issue geworden. Als zelfs het
Financieel Dagblad van afgelopen zaterdag al gaat schrijven dat taalfouten
schadelijk zijn voor de beroepsuitoefening en het zakendoen, dan is er echt
iets aan de hand.
Een kritische noot: in het middelbaar beroepsonderwijs zijn
we al sinds 2007 bezig om van taal weer een serieus schoolvak te maken, maar
nog steeds heeft een onvoldoende voor Nederlands geen gevolgen voor het behalen
van het mbo-diploma. Dit duurt allemaal veel te lang, maar volgend jaar gaat het wel
gebeuren. Helaas kunnen de taalvaardigheden die echt een probleem vormen, -
lezen en schrijven -, gecompenseerd worden door de mondelinge. En worden de
landelijke examens gecompenseerd met de instellingsexamens. De resultaten van beide
wijken gemiddeld ontoelaatbaar af.
De spellingchecker had het werkwoordvormfoutje in het kopje
van deze blog niet opgemerkt; u wel?
donderdag 22 mei 2014
Niko
Een dag voor Niko overleed, schreef ik onwetend dat hij daags erop ons definitief zou
verlaten onderstaande blog. Een in memoriam avant la date zoals later bleek, voor een man die
binnen onze schoolorganisatie gewaardeerd en gerespecteerd werd, en bovenal
ook geliefd was.
Het zou als niet erg gepast ervaren kunnen worden om een blog te schrijven over een collega die onze organisatie vanwege zijn ernstige ziekte heeft moeten verlaten. En het is zeker niet gebruikelijk. Net zoals het ongebruikelijk is om te praten over het gemis van een collega die elders is gaan werken. ‘Niemand is onmisbaar heet het dan’, tamelijk gevoelloos. En inderdaad er dient zich altijd wel weer een nieuw (en soms nog jong) talent aan om de werkzaamheden die zijn achtergelaten door degene die vertrok weer op te nemen. Maar toch.
In het onderwijs is vaak sprake van langdurige arbeidsrelaties, gewoon omdat mensen lang in het zelfde onderwijsinstituut blijven werken. (Onderwijs is een boeiend werkterrein!) En dat schept een band. In een van mijn blogs heb ik deze band uitgedrukt met de term ‘intieme vreemden’. Na jarenlange samenwerking word je zo vertrouwd met elkaar dat de grens van het collega zijn met wederzijds goedvinden wordt overschreden, maar dan niet altijd weer zo ver dat je kunt spreken van een vriend of vriendin. Ofschoon dat ook voorkomt, zelfs tot aan het verschijnen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand toe. Zoals bij schrijver dezes het geval was. (Onze OGT-baby’s zijn intussen vooraan in de twintig.) Maar toch.
Onze eigen Hans Spekman van het college van bestuur is, zoals iedereen die hem wat nader kent weet, ernstig ziek en hij zal naar algemeen verwacht wordt niet meer in ons onderwijsinstituut terugkeren. Dat zijn de harde feiten. Intussen gaat het werk gewoon door. ‘Who wants yesterday’s papers?’, zong een beatgroep in de sixties. Maar toch.
De Hagenees Niko van Dorp is hét voorbeeld van een geslaagde integratie in ons Brabantse land. En zoals het bij het ‘import’ zijn betaamt, hij bracht ook veel mee. Zijn bonhomie en (intussen Brabantse) gemoedelijkheid, zijn scherpe intellect en verbale vernuft, zijn onverstoorbaarheid en zijn onovertroffen nuchterheid en eenvoud, die zijn handelsmerk werden. Dat handelsmerk drukt solidariteit uit, om met de socialist Hans Spekman te spreken, én betrokkenheid met de mensen, studenten, docenten en dienstverleners op onze onderwijsinstituten.
Het zou als niet erg gepast ervaren kunnen worden om een blog te schrijven over een collega die onze organisatie vanwege zijn ernstige ziekte heeft moeten verlaten. En het is zeker niet gebruikelijk. Net zoals het ongebruikelijk is om te praten over het gemis van een collega die elders is gaan werken. ‘Niemand is onmisbaar heet het dan’, tamelijk gevoelloos. En inderdaad er dient zich altijd wel weer een nieuw (en soms nog jong) talent aan om de werkzaamheden die zijn achtergelaten door degene die vertrok weer op te nemen. Maar toch.
In het onderwijs is vaak sprake van langdurige arbeidsrelaties, gewoon omdat mensen lang in het zelfde onderwijsinstituut blijven werken. (Onderwijs is een boeiend werkterrein!) En dat schept een band. In een van mijn blogs heb ik deze band uitgedrukt met de term ‘intieme vreemden’. Na jarenlange samenwerking word je zo vertrouwd met elkaar dat de grens van het collega zijn met wederzijds goedvinden wordt overschreden, maar dan niet altijd weer zo ver dat je kunt spreken van een vriend of vriendin. Ofschoon dat ook voorkomt, zelfs tot aan het verschijnen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand toe. Zoals bij schrijver dezes het geval was. (Onze OGT-baby’s zijn intussen vooraan in de twintig.) Maar toch.
Onze eigen Hans Spekman van het college van bestuur is, zoals iedereen die hem wat nader kent weet, ernstig ziek en hij zal naar algemeen verwacht wordt niet meer in ons onderwijsinstituut terugkeren. Dat zijn de harde feiten. Intussen gaat het werk gewoon door. ‘Who wants yesterday’s papers?’, zong een beatgroep in de sixties. Maar toch.
De Hagenees Niko van Dorp is hét voorbeeld van een geslaagde integratie in ons Brabantse land. En zoals het bij het ‘import’ zijn betaamt, hij bracht ook veel mee. Zijn bonhomie en (intussen Brabantse) gemoedelijkheid, zijn scherpe intellect en verbale vernuft, zijn onverstoorbaarheid en zijn onovertroffen nuchterheid en eenvoud, die zijn handelsmerk werden. Dat handelsmerk drukt solidariteit uit, om met de socialist Hans Spekman te spreken, én betrokkenheid met de mensen, studenten, docenten en dienstverleners op onze onderwijsinstituten.
zondag 18 mei 2014
Lean
Het toverwoord lean
zoemt plotseling overal door onze schoolorganisatie. Lean opereren gaat ervoor zorgen dat we voortaan efficiënter en
effectiever gaan handelen, waardoor onze organisatie minder afval en uitval
uitstoot, met daarbij ook nog een vermindering van de financiële uitgaven. Dat is mooi meegenomen!
Als talenman heb ik minder positieve associaties bij het
woordje lean en het gerenommeerde
woordenboek dat ik al sinds mijn middelbareschooltijd in gebruik heb, The concise Oxford dictionary, bevestigt
deze sceptische bijgedachten. De eerste betekenis van het woordje lean als bijvoeglijk naamwoord is, - en ik
vertaal nu zelf weer uit het Engels: dun, mager, on-voedzaam, van arme
kwaliteit en schaars. Dit woordbetekenisveld wordt toegepast op bijvoorbeeld
lichaam, oogst, jaren, dieet. De positieve (en tweede) betekenis van het woord
is van toepassing op vlees, te weten niet vet, spierrijk vlees. En daar zal de
link dus vandaan komen voor het lean-managementprogramma.
(Lean als werkwoord betekent vertaald
leunen, maar deze betekenis is in dit verband niet direct van toepassing.)
In de wandelgangen wordt soms misnoegd gesproken van een verkapte
bezuinigingsoperatie en gezegd dat lean sturen
en opereren tot een verschraling van de organisatiecultuur leidt. Inktbroeder
Henk Benders schreef er op Ons Plein al een kritische blog over. De waarheid
zal wel ergens in het midden liggen: wegsnijden van zieke (bureaucratische)
delen binnen onze organisatie, daar kan niemand iets op tegen hebben, behalve
de collega’s die (deels) overbodig werk uitvoeren natuurlijk. Maar wegsnijden
van vitale delen, en daar reken ik weliswaar geld kostende maar uiteenlopende
organisatiecultuur bevorderende activiteiten of voorzieningen onder, is
natuurlijk slecht voor de gezondheid van het instituut en dus niet ongevaarlijk voor het voortbestaan ervan.
Het woordje lean roept
ambivalente gevoelens en gedachten op en daarom stel ik voor om het te
vervangen door het woordje slim. Dan zijn
we gelijk ook van dat vervelende Engels af dat onze (management)taal teistert.
Ofschoon slim behalve een positieve ook
een pejoratieve betekenis heeft in de zin van schuin. In timmerliedenjargon: die deurpost staat slim. Toch is er
nog meer aan de hand met dat slim. Maar
daarover een volgende keer meer.
zaterdag 19 april 2014
Excellente student
Mijn eerstejaarsstudente Saskia (haar naam is gefingeerd, maar ze bestaat echt) heeft onlangs haar persoonlijke studiewijzer via google met me gedeeld. De
studiewijzer van de laatste lesperiode van het schooljaar voor haar klas had ze
na drie weken al afgewerkt. Geen misverstand, die staan zo vol met studie- en
uitwerkopdrachten dat er steen en been over geklaagd wordt door mijn studenten
niveau 4: ‘En we hebben het al zo druk!’
Saskia wil graag vooruit komen en heeft zin noch tijd om op
haar medestudenten te wachten; zij is in haar persoonlijke studiewijzer
begonnen aan opdrachten van Nederlands 3F-niveau. Die van 2F heeft ze allemaal
al met succes afgerond. Naast de opdrachten voor mbo maakt zij ook nog
havo-examens Nederlands (tekstverklaring en samenvatting) om op stoom te
blijven. In mijn wekelijks gesprekje met haar hebben we het er al over gehad om
eventueel op 4F-niveau uit te stromen.
Naast de excellente docent kennen we ook de excellente
student, maar deze wordt bij ons nog niet als zodanig betiteld of gelauwerd. En
dat wordt hoog tijd! Dertig jaar lang lijkt er een grauwsluier over het mbo te
hebben gehangen, waardoor iedereen er het zelfde uit leek te zien en boven de
rest uitsteken structureel genegeerd werd. De zwakke en of luie student stond
in het centrum van de aandacht: daarvoor werd zelfs de functienaam van de
docent veranderd in coach en studiebegeleider.
Wel kennen we de uitblinker, maar daarmee wordt toch meestal
een student namens de hele school betiteld. Een beetje een diffuse titel
derhalve. Waarom geven we de primus
(m/v) van de klas aan het eind van het jaar ook niet die titel. En geven we de
top vijf een eervolle vermelding. Je zult zien dat onze studenten die in hun
hoofd vol met ‘Idols-lijstjes’ rondlopen dit een cool idee zullen vinden.
Het dagblad Trouw schreef afgelopen zaterdag dat steeds meer
kinderen op de basisschool een klas overslaan. Die komen zodoende vroeger in
het voortgezet onderwijs terecht. Mijn studente is een havist 3/4 die naar het
mbo is doorgestroomd. Ze weet wat ze wil: namelijk via het mbo naar het hbo. Ze
is namelijk ook heel praktijkgericht ingesteld.
zondag 13 april 2014
God bestaat echt: in de Matthaeus Passion
Met een variant op de beroemde uitspraak van Nietzsche kun
je stellen dat de godsdienst in onze seculiere samenleving dood is, maar God
zelf leeft er voort in de Matthaeus Passion. Afgelopen zondag is de Goede Week
begonnen, de Lijdensweek waarin de dood van Jezus Christus aan het kruis wordt
herdacht en al dan niet religieus wordt doorleefd. In ons land wordt de Goede
Week vormgegeven door een bezoek aan een uitvoering van de Matthaeus Passion,
die elk jaar weer een steeds groter en intenser meelevend publiek trekt. Vaak beginnen
die uitvoeringen in den lande al zo halverwege de Vastentijd. Zelf bezocht ik
een uitvoering in de Concertzaal in Tilburg eind maart. Een hedendaagse
tegenhanger is The Passion, mateloos populair wordend onder jongeren, die vaak
helemaal niets hebben met godsdienst.
De Matthaeus Passion gaat over de kruisdood van Christus, en het libretto (de tekst) is gebaseerd op Lutherse evangeliepreken uit de tijd van Johann Sebastian Bach. Het lijden van Christus wordt in onze geseculariseerde samenleving vertaald door het lijden van mensen in de wereld. Een bezoekster vertelde dat haar fascinatie voor het beroemde oratorium haar oorzaak vond in het gegeven dat het een verdriet bij haar oproept “waarvan je niet weet waar het vandaan komt”. Ze liet me in de pauze een pakje tissues zien, zeggende: “Bij het Erbarme dich houd ik het niet droog. Ik huil de hele aria door, van begin tot eind.” Veel mensen worden ten diepste geroerd door het in oorsprong uiterst piëtistische (protestantse volksvroomheid in de achttiende eeuw) muziekstuk.
De Matthaeus Passion gaat over de kruisdood van Christus, en het libretto (de tekst) is gebaseerd op Lutherse evangeliepreken uit de tijd van Johann Sebastian Bach. Het lijden van Christus wordt in onze geseculariseerde samenleving vertaald door het lijden van mensen in de wereld. Een bezoekster vertelde dat haar fascinatie voor het beroemde oratorium haar oorzaak vond in het gegeven dat het een verdriet bij haar oproept “waarvan je niet weet waar het vandaan komt”. Ze liet me in de pauze een pakje tissues zien, zeggende: “Bij het Erbarme dich houd ik het niet droog. Ik huil de hele aria door, van begin tot eind.” Veel mensen worden ten diepste geroerd door het in oorsprong uiterst piëtistische (protestantse volksvroomheid in de achttiende eeuw) muziekstuk.
Het is uitermate curieus dat in een Nederland dat zeer
sceptisch is over alles wat met religie te maken heeft de Matthaeus zo’n grote populariteit
geniet. Het heeft iets van een onverwerkt verleden wat de mensen erin
doormaken, een verleden dat nolens volens
blijft doorleven. Zo vertelde Bachkenner Paul Witteman dat hij toch echt niets
meer had met dat religieuze in de MP, maar dat het hem louter om het kunstwerk
ging. Toch luistert hij opvallend genoeg alleen tegen het eind van de
Vastentijd naar het monumentale muziekstuk: “Het is te mooi om er het hele jaar
naar te luisteren.” Inderdaad zo bijzonder is het dat je het niet uit zijn
religieuze context mag rukken.
Middagduivel
"Terwijl ik in slaap val ben ik tegelijkertijd actief en
passief. Ik ‘ga’ naar bed, maar ik verkeer niet in de mogelijkheid mijn slaap
te kiezen, omdat bewust voor de slaap kiezen het in slaap vallen net zou
verhinderen.” Deze tekst las ik in een vaktijdschrift. Gaan slapen is een act
van actieve overgave, waarbij het accent moet liggen op overgave. De
uitdrukking luidt dan ook ‘je overgeven aan de slaap’.
Schrijver dezes pleegt tussen de middag wel eens een dutje
te doen, een power nap wordt dat ook
wel genoemd. Collega’s kijken daar altijd nogal van op en sommigen bevestigt
deze ‘activiteit’ (zie boven) in een zekere, minder gunstige mening over het intensiteitsgehalte
van de uitvoering van mijn beroepsactiviteiten. Dit op een bepaalde pauze-invulling
gebaseerde oordeel moet beslist een vooroordeel worden genoemd.
Wetenschappelijk onderzoek wijst klip en klaar uit dat de power nap de arbeidsproductiviteit
eerder bevordert dan benadeelt. Wie werd niet eens bevangen door de post lunch dip na een stevig middagmaal,
door monniken de door hen gevreesde middagduivel genoemd. De middagduivel
personifieerde een van de zeven hoofdzonden, acedia, luiheid. De middagduivel meldt zich met een vage innerlijke
onrust, die uiteindelijk tot een gevoel van lusteloosheid leidt. Wie aan deze
aanval van binnenuit niet even toegeeft, kan er lang mee blijven rondlopen die
middag.
Vast staat dat als je even toegeeft aan de verleiding van de
middagduivel je daarna een stuk productiever opereert op de werkvloer. Toen ik
een aantal jaren geleden in het kader van een Europees
onderwijsontwikkelingsproject het technologisch (en onderwijskundig) voorlijke
Finland mocht bezoeken, kwam ik op een hogeschool terecht waar een heuse
stilteruimte was ingericht. Die was niet bedoeld zoals bij ons om er te werken,
maar om er te rusten. Er stonden chaises longues
waarop het heerlijk even toeven was. Hier werd druk gebruik van gemaakt. Tijdens de pauzes welteverstaan.
vrijdag 4 april 2014
'We laten ons niet wegvegen!'
Als lid van de ondernemingsraad kom ik graag bij de mensen
op de werkvloer, omdat je met eigen ogen wilt zien wat er links en rechts
allemaal speelt in de organisatie. Die blijken echter niet altijd onverdeeld
enthousiast te zijn over het OR-lidmaatschap. Soms loop je ongevraagd tegen als
grappig gepresenteerde laatdunkende opmerkingen aan die welbeschouwd nogal vilein om niet te
zeggen denigrerend zijn. Zo voegde een dienstenfunctionaris na wederzijdse
begroeting mij toe: “Zo, jij wordt vandaag weer als joker ingezet!” En een
collega-docent vroeg retorisch: “Jij gaat vandaag weer naar je dagbesteding,
zeker?” Maar gelukkig staan daar weer veel meer positieve reacties tegenover. Die helpen
mee om als OR-lid overeind te blijven. De opkomst bij de laatstgehouden OR-verkiezingen in de Onderwijsgroep Tilburg was ruim 60% en uit onderzoek blijkt dat driekwart van de OR-leden in Nederland op de steun van de achterban vertrouwt.
Het Brabants Dagblad schreef 4 april een stuk over de voor-
en nadelen van het OR-lidmaatschap. 40% van de OR-leden in de profitsector
denkt dat het lidmaatschap van de ondernemingsraad belemmerend kan werken voor de
carrière, en in de non-profitsector zelfs 50%. Het laatste zou je zeker niet
verwachten, maar de werknemers in de zachte sector blijken wel vaker behoudender
dan hun tegenhangers in de profitsector. Maar het tij is aan het keren. De onzekere tijden op de arbeidsmarkt maken dat steeds meer werknemers, ook de twintigers en dertigers onder hen, het belang van de ondernemingsraad gaan inzien.
De persoonlijke voordelen van een OR-lidmaatschap zijn evident:
je scope op je werk in de organisatie wordt een stuk breder. Daarnaast worden je
cognitieve en communicatieve vaardigheden behoorlijk gestimuleerd, want
voortdurend getraind. Bovendien is het OR-lidmaatschap een permanente oefening
in de argumentatieleer. Maar nog belangrijker is het persoon overstijgend belang:
de versterking van de medezeggenschap in onze schoolorganisatie. Bovendien misstaat een OR-lidmaatschap geenszins op je curriculum vitae. Er is minstens één directeur in onze schoolorganisatie die dat kan bevestigen.
Het Brabants Dagblad schreef ook dat een grote groep jongere werknemers
nog steeds maar moeilijk te porren zijn voor de
medezeggenschap. Zou niet bijdragen aan de voortgang in je loopbaan? Ook het
aantal vrouwen in MR en OR blijft getalsmatig flink achter bij dat van de
mannen. Natuurlijk zal geen enkel weldenkend directeur of bestuurder je het
lidmaatschap euvel duiden. Integendeel, mijn ervaring is dat die vaker
positiever ertegenover staan dan menig docent of dienstenemployee. Ofschoon deze laatste zin door sommigen met enige scepsis kan worden gelezen.
Toen in Den Haag het werk van de gemeentelijke straatvegers dreigde te worden geoutsourcet door het gemeentebestuur kwam de vakbond in samenwerking met de OR onder het motto 'wij laten ons niet wegvegen' met een doortimmerd alternatief plan met behoud van werkgelegenheid. De uitbestedingsplannen werden van tafel geveegd.
Toen in Den Haag het werk van de gemeentelijke straatvegers dreigde te worden geoutsourcet door het gemeentebestuur kwam de vakbond in samenwerking met de OR onder het motto 'wij laten ons niet wegvegen' met een doortimmerd alternatief plan met behoud van werkgelegenheid. De uitbestedingsplannen werden van tafel geveegd.
vrijdag 28 maart 2014
Tilbotaal
“Casual, een beetje tandarts, voor hem beroep
vinnik ’t goed als premier zijnde. Bietje meer gel zou wel mogen, ‘net uit bed
zeg maar’.”
Je komt er tegenwoordig mee weg in de krant. Die is allang geen meneer meer; de krant lijkt vaak de spreekbuis van het gewone volk geworden. Toch is dit tenenkrommend Nederlands van een wonderschone elegantie: übertilbo Royke Donders uit Broekhoven schetst met een paar simpele streken een raak beeld van het uiterlijk van onze jeune-premier Mark Rutte. De zinsconstructie is een ingenieus bouwwerkje dat een opsomming inhoudt van zes deelzinnen. De zin als bouwpakket, zeg maar. Bovendien worden er minstens drie talen in gebruikt. De ouverture van de zin wordt gevormd door één enkel Engels woord, dat de kleedstijl van de jonge premier moet oproepen. Die is casual, niet gewoontjes, maar vlot en toch netjes gekleed. Dan volgt de toevoeging ‘een beetje tandarts’ in het Algemeen beschaafd, wat een dubbele upgrading van onze premier inhoudt: Mark Rutte ziet er wel casual uit, maar hij heeft ook iets chique over zich, wat Royke aan een tandarts (veelverdieners!) doet denken. En hij voegt eraan toe in een ontroerend mooi bijzinnetje, dat die uitstraling wel bij de baas van ons land past. Interessant is de zinsnede ‘hem beroep’: hier probeert Roy heel netjes te praten, maar dat verrekte dialect van hem zit hem in de weg en een beetje onhandig gebruikt hij daarom het (verkeerde) persoonlijk voornaamwoord ‘hem’. Het einde van de bijzin is een veelgemaakte tautologie: ‘als’ en ‘zijnde’ betekenen hetzelfde. ‘Vinnik’ is intrigerend omdat het (Brabants) dialect noch ABN (standaardtaal) is, het is randstadtaal, waarschijnlijk opgepikt van de tv. Aan het kapsel van Rutte wijdt Roy twee zinnen: een (bijna) volledige zin, en een ellips; een zin die onvolledig is, maar waarvan de betekenis wel duidelijk is. Rutte’s haar ziet er wat onverzorgd uit in de ogen van de modekoning. Zo’n kapsel past dan weer wel bij een cosy huispak van modehuis Roy Donders.
Je komt er tegenwoordig mee weg in de krant. Die is allang geen meneer meer; de krant lijkt vaak de spreekbuis van het gewone volk geworden. Toch is dit tenenkrommend Nederlands van een wonderschone elegantie: übertilbo Royke Donders uit Broekhoven schetst met een paar simpele streken een raak beeld van het uiterlijk van onze jeune-premier Mark Rutte. De zinsconstructie is een ingenieus bouwwerkje dat een opsomming inhoudt van zes deelzinnen. De zin als bouwpakket, zeg maar. Bovendien worden er minstens drie talen in gebruikt. De ouverture van de zin wordt gevormd door één enkel Engels woord, dat de kleedstijl van de jonge premier moet oproepen. Die is casual, niet gewoontjes, maar vlot en toch netjes gekleed. Dan volgt de toevoeging ‘een beetje tandarts’ in het Algemeen beschaafd, wat een dubbele upgrading van onze premier inhoudt: Mark Rutte ziet er wel casual uit, maar hij heeft ook iets chique over zich, wat Royke aan een tandarts (veelverdieners!) doet denken. En hij voegt eraan toe in een ontroerend mooi bijzinnetje, dat die uitstraling wel bij de baas van ons land past. Interessant is de zinsnede ‘hem beroep’: hier probeert Roy heel netjes te praten, maar dat verrekte dialect van hem zit hem in de weg en een beetje onhandig gebruikt hij daarom het (verkeerde) persoonlijk voornaamwoord ‘hem’. Het einde van de bijzin is een veelgemaakte tautologie: ‘als’ en ‘zijnde’ betekenen hetzelfde. ‘Vinnik’ is intrigerend omdat het (Brabants) dialect noch ABN (standaardtaal) is, het is randstadtaal, waarschijnlijk opgepikt van de tv. Aan het kapsel van Rutte wijdt Roy twee zinnen: een (bijna) volledige zin, en een ellips; een zin die onvolledig is, maar waarvan de betekenis wel duidelijk is. Rutte’s haar ziet er wat onverzorgd uit in de ogen van de modekoning. Zo’n kapsel past dan weer wel bij een cosy huispak van modehuis Roy Donders.
zaterdag 22 maart 2014
Lien
Ons Lien is flink aan de lijn: alle liflafjes en extraatjes
laat ze aan haar mondje en neusje voorbijgaan. En een figuurtje dat ze krijgt! Ze
is rank en slank als een den, met een wespentaille! Lien laat alle feestjes en
partijtjes links liggen, zelfs receptiebezoek heeft ze afgeschaft. Bang als ze
is haar figuurtje te verpesten met lekkere hapjes en drankjes. Bovendien vindt
ze het zonde van haar tijd. Werktijd is beter voor haar lijn en het brengt bovendien
veel meer op. Maar eerlijk gezegd vraag ik me de laatste tijd wel af, of dat
mooie slanke figuurtje niet wat al te slank wordt.
Nu houd ik persoonlijk van vol en voluptueus en uit de museumzalen met Rubensiaanse vrouwenvormenpracht ben ik niet weg te slaan. Nee, Twiggy was in mijn jongste jeugd al niet aan mij besteed. Er moet wat spek aan zitten, zei mijn lieve moeder altijd, die zelf ook nogal gezet was.
Maar helaas voor ons Lien, lean is in de mode. Net als vroeger, toen Kinderen voor kinderen al zongen van: ‘Maak je niet dik, dun is de mode.’ Helaas heeft al die gekkigheid nogal wat collateral damage (nevenschade) opgeleverd. Sommige meisjes nemen de modenorm zo serieus dat ze er ziek van worden: ze beginnen er wel erg pips uit te zien. Nergens geen trek meer in. Nee, dat lean is niks voor jou, Lien!
Daar komt nog bij dat meisjes behalve lean ook nog eens mean kunnen gaan worden: ze worden van al dat ‘gelean’ een beetje bozig van gemoedsgesteldheid. Een beetje vals dus, en chagrijnig.
Daarom, Lien, blijf je maar lekker je liflafjes eten, en je koffie met gebak gebruiken. Dat maakt je leven toch veel meer een feestje. En je werk zal er heus niet onder lijden hoor, schat. Een tevreden mens presteert nu eenmaal beter, dan een sikkeneurige typ.
Is dat wel zo’n goed idee voor je Lien, lean?
Nu houd ik persoonlijk van vol en voluptueus en uit de museumzalen met Rubensiaanse vrouwenvormenpracht ben ik niet weg te slaan. Nee, Twiggy was in mijn jongste jeugd al niet aan mij besteed. Er moet wat spek aan zitten, zei mijn lieve moeder altijd, die zelf ook nogal gezet was.
Maar helaas voor ons Lien, lean is in de mode. Net als vroeger, toen Kinderen voor kinderen al zongen van: ‘Maak je niet dik, dun is de mode.’ Helaas heeft al die gekkigheid nogal wat collateral damage (nevenschade) opgeleverd. Sommige meisjes nemen de modenorm zo serieus dat ze er ziek van worden: ze beginnen er wel erg pips uit te zien. Nergens geen trek meer in. Nee, dat lean is niks voor jou, Lien!
Daar komt nog bij dat meisjes behalve lean ook nog eens mean kunnen gaan worden: ze worden van al dat ‘gelean’ een beetje bozig van gemoedsgesteldheid. Een beetje vals dus, en chagrijnig.
Daarom, Lien, blijf je maar lekker je liflafjes eten, en je koffie met gebak gebruiken. Dat maakt je leven toch veel meer een feestje. En je werk zal er heus niet onder lijden hoor, schat. Een tevreden mens presteert nu eenmaal beter, dan een sikkeneurige typ.
Is dat wel zo’n goed idee voor je Lien, lean?
zaterdag 15 maart 2014
Elton John wast heren
Sinds jaar
en dag wandel ik met mijn hond wekelijks een paar keer onder een viaduct van de
voormalige snelweg van Tilburg naar Eindhoven door en steeds word ik weer
verrast door de originaliteit en actualiteit van de graffiti die daar op de pijlers te lezen staat.
Graffiti houdt met gemak het tempo van de voortsnellende tijd bij. Dat doet het
al sinds de Klassieke Oudheid. Op de muren van de ruïnes van de oude Romeinse
en Griekse steden zijn verrassend tijdloze graffiti teruggevonden. Daar kwam
toen nog geen spuitbus aan te pas, maar de tags en de teksten werden met een
scherp voorwerp in de stenen gegrift. Juist: graffiti. Vaak waren die teksten nogal
scabreus.
Zo beschreef een inwoner van de stad Pompeji, een zekere Marcus, sans gêne
via graffiti zijn erotische gevoelens voor zijn plaatsgenoot Spendusa en werd de muur van een
kroeg beklad door een man die beweerde het bed te hebben gedeeld met de
barvrouw. De meest in het oog springende boodschap stond echter op het bordeel
van de stad: “Wees bedroefd vrouwen, mijn penis heeft jullie opgegeven.
Voortaan penetreert hij mannelijke achterwerken!”
De graffiti-uitingen op mijn viaduct zijn vaak nogal
literair en filosofisch van aard. Wat dacht je van: Het ware leven is geven. Of deze twee: Strijd alleen als je zeker bent; Respect never forgets, always
forgives. En een erudiete Feyenoord-supporter schreef: Facta non verba! (Geen woorden maar daden!)
Er staat sinds jaar en dag één uiting op die mij mateloos
intrigeert: Elton John wast heren.
Toen ik deze voor het eerst zag maakte ik direct de associatie met: Elton John wasn’t here. Die ligt voor de
hand, want zij borduurt voort op de moeder aller graffiti van de moderne tijd: Kilroy was here. In de jaren vijftig
dook die plotseling massaal op in openbare urinoirs en pissoirs in cafés. Later
grapte een gast: Kilroy wasn’t here,
kon natuurlijk niet uitblijven. Om meer over de oorsprong hiervan te weten te
komen, moet je maar eens op Wikipedia kijken.
Maar nu mijn Elton
John wast heren. Uiteraard is deze bedoeld als woordspeling op de zojuist
genoemde Engelse variant. De graffiti-artiest - want dat vind ik hem - hoefde
maar één letter te verplaatsen. Het resultaat was een verwijzing naar de
herenliefde, die de beroemde zanger zoals bekend is toegedaan. Er zou een
literair-technische term voor dit soort letterwisseling bedacht moeten worden.
vrijdag 7 maart 2014
You've got mail!
Al eens uitgerekend hoeveel tijd per dag je kwijt bent aan
je mailbox? Volgens de Volkskrant van
22 februari besteden we ongeveer een derde van onze werktijd aan het lezen en
versturen van mail, waarbij de uren per week die je buiten je werktijd aan je werkmail
besteedt niet worden meegerekend. Die moeten volgens mijn eigen inschatting toch
al gauw een uur per werkdag ofwel vijf uur per werkweek belopen.
Volgens het artikel in de Volkskrant komt mailen in een steeds slechter daglicht te staan, want je mailbox is een tijdverslinder en een werkontduiker. Om met het eerste te beginnen: hoeveel spam of wat je als spam ervaart komt er niet dagelijks binnen? En wees nou eerlijk, zijn al die mailtjes die je dagelijks ontvangt of zelf verstuurt wel zo nodig, lees efficiënt en effectief? Zo roept elk mailtje dat je verstuurt gemiddeld ongeveer zes andere reactiemailtjes op. Kost allemaal tijd om te lezen, vaak verspilde tijd omdat veel reacties vaak niet to the point komen, maar een hoog gooi-maar-over-de-schuttinggehalte hebben ofwel van een hoog nimby(not in my backyard)-niveau getuigen.
Zo stelde ik onlangs eens in een mailtje aan collega's van een OGT-dienst een paar technische vragen, die naar mijn inschatting het nodige werk zouden betekenen om deze te kunnen beantwoorden. Tot mijn niet geringe verbazing kreeg ik prompt een mailtje van een tamelijk hoog werk-mijdend gehalte waarin met een aantal formele argumenten mij duidelijk werd gemaakt dat de vraag beslist niet kon worden beantwoord. Wat naar mijn inschatting complete nonsens was. Na enig duw- en trekwerk via de mail kreeg ik de dienst uiteindelijk toch aan het werk.
Volgens het artikel in de Volkskrant komt mailen in een steeds slechter daglicht te staan, want je mailbox is een tijdverslinder en een werkontduiker. Om met het eerste te beginnen: hoeveel spam of wat je als spam ervaart komt er niet dagelijks binnen? En wees nou eerlijk, zijn al die mailtjes die je dagelijks ontvangt of zelf verstuurt wel zo nodig, lees efficiënt en effectief? Zo roept elk mailtje dat je verstuurt gemiddeld ongeveer zes andere reactiemailtjes op. Kost allemaal tijd om te lezen, vaak verspilde tijd omdat veel reacties vaak niet to the point komen, maar een hoog gooi-maar-over-de-schuttinggehalte hebben ofwel van een hoog nimby(not in my backyard)-niveau getuigen.
Zo stelde ik onlangs eens in een mailtje aan collega's van een OGT-dienst een paar technische vragen, die naar mijn inschatting het nodige werk zouden betekenen om deze te kunnen beantwoorden. Tot mijn niet geringe verbazing kreeg ik prompt een mailtje van een tamelijk hoog werk-mijdend gehalte waarin met een aantal formele argumenten mij duidelijk werd gemaakt dat de vraag beslist niet kon worden beantwoord. Wat naar mijn inschatting complete nonsens was. Na enig duw- en trekwerk via de mail kreeg ik de dienst uiteindelijk toch aan het werk.
Beter ware het geweest als ik voor mijn vraag een efficiënter en
effectiever communicatiemedium had gebruikt: de telefoon bijvoorbeeld of
rechtstreeks eropaf gaan en vis à vis het verzoek indienen. Werk-mijdende
reacties worden dan een stuk moeilijker, want je kunt als zender gelijk lik op
stuk geven.
Volgens het artikel in de
Volkskrant is mailen op zijn retour: veel te tijdrovend. Als je ‘s morgens
op je werk direct aan het mailen slaat, kom je voor je het weet al gauw uren in
de tentakels die uit je mailbox steken te hangen, zoals de schrijver van het Volkskrant-artikel het plastisch uitdrukt. En kom je niet aan je
eigenlijke werk toe. Veel mail-addicts werken zo onvoldoende aan hun takenpakket, en leveren aan het eind van de dag niet de kwaliteit af die de
baas graag ziet. Bovendien kost al dat gemail de werkgever ook nog eens klauwen met
geld. Volgens een directeur van het Radboud UMC zouden 8 (acht) fte’s per jaar
worden uitgespaard als elke werknemer in het Nijmegense ziekenhuis één mail per
dag minder zou lezen.
Over tien jaar bestaat e-mail niet meer en communiceert
iedereen via social media als WhatsApp, Yammer, etc., waarin work-communities in een permanent
overlegcircuit de technische problemen van de dag tackelen.
Abonneren op:
Posts (Atom)