dinsdag 30 september 2014

Lief ziekenhuis

Een ziekenhuis-vierdaagse leverde voor mij als patiënt én als beroepsbeoefenaar een interessant inkijkje in het reilen en zeilen op de werkvloer van een grote organisatie. Omdat ik een redelijk pittige ingreep aan een deel van het onderstel verzacht door een zogenaamde ruggenprik (epidurale anesthesie) in plaats van narcose verkoos mee te maken, kreeg ik een groot deel mee van de activiteiten tijdens de operatie en de tijd direct daarvoor en daarna.

Voordat ik na de operatiekamer word gereden kom ik in een wachtruimte terecht, - nadat mij kort daarvoor de alles meevallende ruggenprik is toegediend -, waar meerdere patiënten geduldig liggen te wachten, in bedden. Ik krijg hier het idee alsof we met zijn allen een ruimtereis gaan maken naar een verre planeet. De gedachte ontroert me en ik voel me verbonden met mijn medereizigers. Mannen en vrouwen in azuurblauwe ruimtevaart-overalls checken de apparatuur en de ruimtereizigers. Er wordt druk in apparaatjes gesproken: Can you hear me Major Thom?

Al mijn zintuigen staan op scherp als ik door een lange brede gang met aan weerszijden operatiekamers word gereden. Ik kijk mijn ogen uit en in plaats van angst voel ik een grenzeloos vertrouwen in het menselijk vernuft. Ik ga door een futuristische werkplaats. Die impressie werkt als morfine op me in.

Ik kom in de voor mij gereserveerde operatieruimte terecht en daar staat bij wijze van triviaal contrast een gezellig muziekje aan: Radio 538. Mannen en vrouwen in de aan-de-slag-modus praten over voetbal, hockey, het bioscoopje van de avond ervoor. Dan komt Captain Kirk binnen en het gekeuvel stopt onmiddellijk: Beam me up, Scotty! De operatie kan beginnen.

Tijdens de operatie beantwoord ik allerlei nuttige vragen aangaande mijn fysieke malheur aan de behandelend chirurg en intussen luister ik via mijn I-phone naar het nieuws op NPO-Radio1.

Lief ziekenhuis is de slogan die het Elisabethziekenhuis in Tilburg sinds enige tijd hanteert om zijn klantvriendelijkheid verder op te voeren. Daar slaagt het bijzonder goed in, terwijl ik het nog niet eens over de prima verpleging en verzorging heb gehad. Iets voor ons? Knappe school!

(Blood is thicker than water, Guus! Ofwel, het bloed kruipt waar het niet gaan kan.)







zondag 21 september 2014

Bedsermoen

Voor mijn trouwe lezertjes: deze blog is even uit de ether. De schrijver ervan staat niet meer zo stevig op beide benen en ondergaat zeer binnenkort een medische ingreep om dit euvel te verhelpen. ‘Niet klagen maar dragen’, maant men me. Nou vooruit dan!

Ether is volgens het radioprogramma Taalstaat op de zaterdagochtend op Radio 1 (vroeger Hilversum 1, en nu officieel NPO-Radio 1; Nederland lijdt aan kippendrift) een zogenaamd vergeetwoord. Vergeetwoorden zijn woorden die praktisch niet meer gebruikt worden en daardoor in de vergetelheid geraken en zo uit het collectieve geheugen verdwijnen. Het specifieke aan vergeetwoorden is dat het jammer is dat ze praktisch of zelfs helemaal niet meer gebruikt worden. Er raken nog veel meer woorden in de vergetelheid, waarvan het verdwijnen over het algemeen niet betreurd wordt en derhalve ook helemaal niet gemist worden. Hypewoorden bijvoorbeeld. Zo zal het begrip participatiesamenleving uit het collectieve geheugen verdwijnen. En weet u nog wat scharrelvrouw betekent? Was kandidaat-woordvanhetjaar-2013. Het is niet wat u denkt vanwege dat ‘scharrel’, maar: ‘vrouw die geen volledige baan heeft, maar in deeltijd werkt’. Er bestaat zelfs een woordenboek van: het Vergeetwoordenboek. Twintig jaar geleden begon het reeds lang ter ziele zijnde literaire tijdschrift Raster met het verzamelen van vergeetwoorden.
Enkele vergeetwoorden: ankersteen, jarretel, borsthoning, kalkedotten, stuiters, lijfje, kapotje, cactusnaald, flatneurose, gloeikousje, sjamberloek, tift (slang), inktlap, allumeuse, meekrap, kolenlit, zeepklopper, wasbord, traptax, passedies, maasbal, hondekar, voetschraper, en tenslotte maar de lijst is bij lange na nog niet compleet: bedsermoen. Het laatste woord is een juweeltje.
Bedsermoen (bedpreek) is een vermaning van een vrouw aan haar man als ze in bed liggen. Dat is zo'n herkenbaar fenomeen. Het bestaat nog steeds, maar het ietwat archaïsche woord is niet meer in omloop. (De secularisatiegolf heeft niet alleen kerken afgebroken maar ook onze taal.) Je ziet het al helemaal voor je: het bezoek is vertrokken en het gastheerschap was niet bepaald een succes. Kortom manlief gedroeg zich als een hork tegenover het bezoek. Verholen blikken van ergernis van de vrouw troffen geen doel.
Of het bedsermoen de opmaat is voor een verzoening hangt van de communicatieve vaardigheden van beide bedgenoten af.

zaterdag 13 september 2014

Write drunk edit sober! (Blog in wording) = Metablog IV

Co-blogger Guus stelt voor om samen met ondergetekende inktkoelie een workshop Blogschrijven tijdens De Parade te organiseren. Goed idee, of om het in het moderne spraakgebruik te formuleren: strak plan! (Deze zin skippen?) Te denken valt aan een stappenplan onder het devies ‘Write drunk edit sober!’, waarbij het devies gelijk stap 1 is. Een korte schriftelijke cursus vooraf. (Devies uitleggen!) (Telegraafletters: WRITE DRUNK EDIT SOBER?)

De slogan zou van de beroemde schrijver-alcoholist-stierenvechtersfanaat (KYD?) Ernest Hemingway zijn en die moet of hoeft door de aspirant-blogger niet zoals door de grote Amerikaanse auteur (Goed afgewisseld! Twee keer schrijver niet mooi.) letterlijk te worden opgevat, maar bij voorkeur figuurlijk. Er wordt mee bedoeld dat je, wanneer de aanmaak van de blog of column aanvangt, je creatieve vleugels zo ver mogelijk moeten worden uitspreidt. Zonder remmingen. ) Schrijf maar aan en bekommer je niet om taal- en stijlfouten, want die maak je vele. Je ziet later wel, als de kater komt, wat je laat staan.

Stap 2 luidt: ‘Kill your darlings!’, afgekort: KYD. We zitten dan al in de post-creatieve fase. Nadat je in het creatieve proces helemaal los bent gegaan, - denk aan je laatste minnespel -, ga je schrappen. Vooral wat je van jezelf erg leuk en knap gevonden vindt; dat is meestal tenenkrommend (KYD?) slecht en het oordeel van de lezer kent geen genade: Van Gestel moet weer zo nodig!

Stap 3: Verzin een pakkende titel, ofwel sleur je lezertjes er met de haren desnoods erbij. Zoals co-blogger Guus het al proefondervindelijk heeft vastgesteld: seks doet het altijd goed, is een geheid succesnummer, no pun intended! (KYD?) Al is de inhoud van de blog nog zo beroerd beschreven, de lezer blijft op zoek naar het moment suprème (te voor de hand liggend?), waarin hij in de tekst het in het kopje beloofde aantreft. (boekentaal?) Het pakkend kopje mag ook vooraf gekozen worden. Vaak komen goede ideeën in flitsen: grap them! = Stap 0.

Stap 4: Schrijf lezersvriendelijk. Formuleer in vlot lopende zinnen en mijd ‘booky constructions’ (= boekentaal). (Dit zelf-gevonden neologisme, - in het Engels nog wel -, heeft een hoog KYD-karakter: skippen dus!) Moeilijke woorden zijn ook niet echt bruikbaar als leesvoer, maar daar hoef (moet?) je je niets van aan te trekken, zoals schrijver dezes in menig blog etaleert. Hier loop je wel het gevaar dat de lezertjes al snel afhaken. Al zijn er liefhebbers; die vormen dan je lezerskring.

Parade vreemd woord voor een onderwijsinstelling; stamt nog uit de dagen van oud-college-van-bestuursvoorzitter (Scrabble!) Ed van Dam, die iets met het leger had. (Niet in blog op nemen; heeft een tamelijk hoog KYD-karakter.)

Post scriptum (Ten overvloed wellicht.) (Etaleren moeilijke woorden!) Deze blog is een afbeelding van zichzelf, een blog in een blog in een blog. (Te moeilijk? Begrijp ik dit zelf wel?) Het laat het gedenk in mijn hoofd zien tijdens het schrijven van een blog. Beslist lezersonvriendelijk, slechts weinigen zullen de eindstreep hebben gehaald, of liever zullen deze halen, want de blog is nog lang niet af (Zonder punt!)

zondag 7 september 2014

Altijd september

The waste land van T.S. Eliot begint met de beroemde versregels:

April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.


De beginverzen van dit epische gedicht, geschreven een paar jaar na de Eerste Wereldoorlog, leiden een tekstpassage in die de vergeefsheid van elk leven wil oproepen. Omnes una manet nox, dichtte Horatius al, ons allen wacht uiteindelijk slechts de dood.
Kun je iets met maanden hebben? Ja zeker, zo roepen januari en februari weinig beleving bij mij op, - een beetje saaie maanden, op carnaval na -, maar maart wekt al wat meer innerlijke roering. Niet toevallig dat deze samenvalt met een voorzichtig ontluikende natuur. Juli bijvoorbeeld brengt mij een zekere vermoeidheid, vergelijkbaar met de loomheid die mij overvalt na het eerste middaguur, als de lunch verorberd is. Ik krijg de middagduivel op bezoek en die duwt me in de bekende postlunchdip. In de loop van de julimaand wordt de zomer volwassen en het groene van gras en blad van de maanden mei (te mooi om waar te zijn!) en juni verliest zijn jeugdige frisheid. De kaarten zijn geschut, het jaar is gekanteld.
In augustus wordt de zomer oud en verschijnen er lichte grijstinten in het groen. Vijftig tinten grijs. In de dagen van die oogstmaand, vooral in de avonden, word ik aangeraakt door een vleugje heimwee. Waarnaar is niet helemaal duidelijk, het is iets onbestemds uit vroeger jaren. In september voel ik me vaak domweg gelukkig dat ik leef, het is bij uitstek de zachtste maand van het jaar. Ik word dan overspoeld door herinneringen uit mijn kinderjaren en jeugd. Naar de tijd toen ik nog naar school ging. Misschien ben ik daarom wel docent geworden, zodat het voor mij altijd september blijft.
In oktober gaat het licht in de natuur langzaam uit; nog even kleurt die in felle herfsttinten. De depressiemaanden november en december doen de deur dicht, maar gelukkig zijn daar de cosy wintermaanden  met gedempt licht en knetterend haardvuur. Maar om nu december een feestmaand te noemen gaat me wat ver.

The waste land van T.S. Eliot vervolgt met:

Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.

De dichter verlangt terug naar de winterslaap die het doodsbesef buiten de deur houdt. Zoals de maanden van lente en zomer de mensen naar buiten met al zijn gevaren noden, zo houden die van herfst en winter de mensen binnen. Binnen is het lekker warm en loop je minder gevaar.