zaterdag 19 januari 2013
Hans Spekman
In een wereld van pakken, maatkostuums en mantelpakjes vormt de dresscode van de
PVDA-politicus Hans Spekman een opvallende uitzondering. Met zijn
arbeideristische verschijning kan hij zelfs de SP-politici een spiegel
voorhouden: kijk zo ziet de gewone man er uit voor wie jullie zeggen op te
komen. Hans is wars van kapsones en kan gezien worden als dé opvolger van
wijlen PVDA-staatsecretaris van VROM, Jan Schaeffer, wiens adagium luidde: In gelul kun je
niet wonen. Het onderwijsveld kent ook veel hansspekmannetjes, en ook op ons
ROC lopen er veel van rond. In mijn jeugd droegen docenten een netjes
confectiepak, dat altijd een beetje glom omdat het dagelijks aan was. Ook de
bijbehorende depressief stemmende stropdas kende een doffe glans. De meeste
meneren van die tijd droegen een jaren vijftig bril en rookten pijp. Toen de
jaren zestig uitbraken raakte het confectiepak uit de mode en gingen de
docenten zich geleidelijk aan wat meer casual kleden. De spijkerbroek met
T-shirt en gympen werden populair, de laatste vooraf gegaan door de sandalen
met blote voeten. Ofschoon de mannelijke docenten zich in de loop der tijd
netter gingen kleden, daartoe aangezet door hun vrouwelijke collega’s, die hun
verdrietige alles verhullende tuinbroek met slobbertrui al gauw aan de wilgen hadden gehangen, zie je tot in onze
dagen nauwelijks een docent met pak aan voor de klas staan. En als je het een
keer waagt, verzin je snel een excuus, - straks trouwreceptie -, want slechts
hoon (uitslover, voel je je soms meer dan wij) is je deel. Leidinggevenden, schooldirecteuren
en collegebestuurders mogen gerust weer in een pak door de school lopen. De dagen
van oud-CVB-voorzitter Jan Nooijen zijn al weer lang passé, die ik in mijn
jonge docentenjaren nog eens als schooldirecteur in een korte broek, met blote
sandalen (!), op school heb zien verschijnen. Toch houdt één man, als het
bekende Gallische dorp in Asterix en Obelix moedig stand in zijn strijd tegen de
tijdgeest: dat is onze eigen Hans Spekman in het college van bestuur. Hij
houdt zijn medebestuurders en het schoolmanagement met zijn arbeideristische
verschijning een spiegel voor: kijk zo zien onze docenten er uit, hier doen we
het voor!
Ik ben een loser
De economische crisis maakt ons kwetsbaar. Was de maatschappij in de tijd van
voor de kredietcrisis nog overzichtelijk opgedeeld in winners en losers, nu
beseffen we maar al te goed dat we zomaar van de ene op de andere dag zelf ook
een loser kunnen worden. Dit nadeel heeft ook een voordeel, want het nieuwe inzicht
dat we zelf ook loser kunnen zijn in ons leven, maakt dat we voor de losers van
vandaag wel meer begrip kunnen opbrengen. Ook al staan we nu nog aan de goede
kant, want als winner heb je natuurlijk je vaste baan. Een zetzetpeeër zit tussen de loser en de winner in.
We worden weer een beter mens: in tijden van crisis leren we beseffen dat we
elkaar nodig hebben, omdat je zelf ook graag hulp ontvangt als het je tegenzit.
In mijn jeugd werd door mijn goede ouders hoog opgegeven over de samenhorigheid
onder mensen tijdens de oorlogsjaren en in de jaren van de wederopbouw. De
mensen gingen er samen tegenaan en ze keken niet op een uurtje om het kostje bijeen
te scharrelen, waarbij je ook de ander het zijne gunde, want je had elkaar
nodig.
Een bijwerking van de winners-maatschappij van voor de crisis was het elkaar afzeiken op internet en op tv. De effecten daarvan ijlen nog wel na, alleen bad-asses en vereenzaamden doen er nog aan mee. Want de meeste mensen zijn er intussen wel klaar mee, aldus internetgoeroe Franciscus van Jole. Die kwalijke winnaarsmentaliteit is vervangen door een groeiende solidariteit en een maatschappelijk breed gedeeld mededogen met elkaar.
De zwarte keerzijde van de crisis van nu is dat mensen die vrezen voor hun baan zich regelmatig met klachten melden bij de bedrijfsarts. ‘Werknemer psychisch ziek door de crisis’, kopt het Brabants Dagblad onlangs op de voorpagina. En het vervolgt in de lead: ‘De kans op overspannenheid, burn-out, alcoholmisbruik, depressie en zelfmoord neemt toe door de crisis.’ Onze gezondheid heeft te lijden onder het economische zware weer van de laatste jaren. Volgens het artikel is de beste overheidsmaatregel het verhogen van de accijnzen op alcoholische dranken. Een weinig hoopgevende conclusie.
De Amerikaans-Libanese schrijver Nassim Nicholas Taleb beschrijft in zijn boeken ‘The black swan’ en vooral ‘Antifragile’ de nieuwe levenshouding voor de 21e eeuw. We gaan een zeer onzekere tijd tegemoet waarin de idee van de verzorgingsstaat snel vergeten zal worden. We zullen ons moeten wapenen tegen de wisselvalligheden van het lot. Organisaties zullen niet meer robuust moeten zijn, maar ‘antifragiel’, soepel meebewegend met de schommelingen van de krijgskans, en niet broos en breekbaar. De robuuste organisatievorm, ik hoorde Doekle Terpstra, voorzitter van het college van bestuur van InHolland deze nu nog populaire managementterm gebruiken, is niet flexibel genoeg.
Een bijwerking van de winners-maatschappij van voor de crisis was het elkaar afzeiken op internet en op tv. De effecten daarvan ijlen nog wel na, alleen bad-asses en vereenzaamden doen er nog aan mee. Want de meeste mensen zijn er intussen wel klaar mee, aldus internetgoeroe Franciscus van Jole. Die kwalijke winnaarsmentaliteit is vervangen door een groeiende solidariteit en een maatschappelijk breed gedeeld mededogen met elkaar.
De zwarte keerzijde van de crisis van nu is dat mensen die vrezen voor hun baan zich regelmatig met klachten melden bij de bedrijfsarts. ‘Werknemer psychisch ziek door de crisis’, kopt het Brabants Dagblad onlangs op de voorpagina. En het vervolgt in de lead: ‘De kans op overspannenheid, burn-out, alcoholmisbruik, depressie en zelfmoord neemt toe door de crisis.’ Onze gezondheid heeft te lijden onder het economische zware weer van de laatste jaren. Volgens het artikel is de beste overheidsmaatregel het verhogen van de accijnzen op alcoholische dranken. Een weinig hoopgevende conclusie.
De Amerikaans-Libanese schrijver Nassim Nicholas Taleb beschrijft in zijn boeken ‘The black swan’ en vooral ‘Antifragile’ de nieuwe levenshouding voor de 21e eeuw. We gaan een zeer onzekere tijd tegemoet waarin de idee van de verzorgingsstaat snel vergeten zal worden. We zullen ons moeten wapenen tegen de wisselvalligheden van het lot. Organisaties zullen niet meer robuust moeten zijn, maar ‘antifragiel’, soepel meebewegend met de schommelingen van de krijgskans, en niet broos en breekbaar. De robuuste organisatievorm, ik hoorde Doekle Terpstra, voorzitter van het college van bestuur van InHolland deze nu nog populaire managementterm gebruiken, is niet flexibel genoeg.
zaterdag 12 januari 2013
Zullen we gaan latten?
Less is more is de
slogan van vandaag; we willen weer terug naar af. Naar toen het nog klein en
overzichtelijk was. De tijd van voor de SVM-operatie en de ROC-vorming, toen we
nog gewoon lesgaven op de MTS, op de MEAO, op Dionysius of op die fantastische
rot-Streekschool met haar onterechte beroerde imago. Dat wij babyboomers en
sixties-lovebabies toen enkele decennia
jonger waren zal ook wel mee spelen in de appreciatie van die goeie ouwe tijd.
Maar die tijd komt nooit weer terug, want het zal toch anders blijken te zijn.
Kijk maar naar die tweetrapsraket van weer een onderwijsreorganisatie, in
Rotterdam. Eerst gaan de onderwijs-sequoia’s
ROC-Albeda en ROC-Zadkine fuseren, - 40.000 studenten -, en vervolgens
worden ze weer opgesplitst in zeven sectorale autonome scholen. Nou ja,
autonoom, het overkoepelende fusiebestuur is nog niet weg gereorganiseerd, want
luidt het enigszins waarschuwend en omineus: de plannen moeten het komend jaar
nog worden uitgewerkt. Die scholen die
kunnen overigens afzonderlijk best wel weer groter blijken te worden. Want net
als bij ons ROC en MBC(!) zijn beide onderwijsmammoettankers verspreid over de
hele stad Rotjeknor, in grotere en in kleinere locaties. En die kunnen weer in
een herschikking van gebouwen groter dan wel kleiner worden. Small is
beautiful, maar dan toch op de eerste plaats ‘gebouwelijk’. Dat beleef ik elke
werkdag weer op mijn ROC-locatie Gimbrèrelaan: de studenten en docenten zijn er
dol op. Iedereen kent iedereen en een vreemde snoeshaan wordt zo buiten
gekeken, of gepraat. Verder hoeven we meestal niet te gaan.
Ook Hogeschool InHolland heeft zich weer op het reorganisatiefront gemeld: op
de radio hoorde ik de voorzitter van haar college van bestuur zeggen dat ook
zij gaat worden opgeknipt in een aantal autonome scholen, geloof jij het? Vorig
jaar heb ik al in een blog getiteld
‘ROC-Tilburg de-fuseert’ geschreven dat
een sectorale opdeling van ons ROC op de middellange termijn zeker niet
uitgesloten moet worden. De recente berichtgeving in de media schijnen deze
toekomstverwachting te bevestigen, maar terecht schreef de Volkskrant vorige
week dat eerst maar eens goed de voor- en de nadelen van de ROC-vorming dienen
te worden onderzocht en geëvalueerd, alvorens weer een onderwijs-ommezwaai te
maken. Daar voeg ik aan toe: die hebben we de afgelopen decennia in onze
onderwijssector wel genoeg gehad. Het is mooi geweest. Toch is er wel degelijk
veel te zeggen voor echt autonome sectorale vakscholen, en niet alleen vanwege
de herkenbaarheid maar ook de kwaliteitsverbetering die dit in potentie
meebrengt. Een OMO-achtige organisatiekoepel is daarbij voorstelbaar, maar een
ROC Tilburg-koepel, al dan niet samen met de Rooi Pannen is zeker ook denkbaar. Gaat eindelijk de droom
van oud-voorzitter van het college van bestuur Jan Nooijen in vervulling, en
Gerard Selten is nu toch al lang weg.
De cultuurfilosoof en sociaal-psycholoog Elias Cannetti heeft in zijn magistrale opus magnum 'Massa en macht' al gezegd dat organisaties zichzelf nooit kleiner willen maken, laat staan opheffen, zij tenderen altijd naar groter: de wet van rupsje-nooit-genoeg. Eens kijken hoe deze wet weer bevestigd gaat worden in Rotterdam.
De cultuurfilosoof en sociaal-psycholoog Elias Cannetti heeft in zijn magistrale opus magnum 'Massa en macht' al gezegd dat organisaties zichzelf nooit kleiner willen maken, laat staan opheffen, zij tenderen altijd naar groter: de wet van rupsje-nooit-genoeg. Eens kijken hoe deze wet weer bevestigd gaat worden in Rotterdam.
vrijdag 4 januari 2013
Bouwvakkersdecolleté
Energiemaatschappij
Eneco is het bouwvakkersdecolleté meer dan zat. Haar 500 cv-monteurs krijgen
daarom nieuwe aangepaste bedrijfskleding. Hoe diep de monteur ook tijdens zijn werk door de knieën gaat, een
verhoogde broekrand en een verlengd jasje maken het zicht op de doorgaans
mannelijke bilspleet onmogelijk. Schreef het AD vorige week.
Mimicry is een bekend principe uit de biologie: als je iemand hebt zien geeuwen is er 55% kans dat je zelf binnen vijf minuten ook geeuwt. De gedachte daarachter is het kopiëren van evolutionair succesvol gedrag. De afzonderlijke leden van de diersoorten bootsen elkaars gedragingen na: de succesvolle blijven over, de minder of niet geslaagde gedragingen worden nagelaten op den duur.
Mimicry is een bekend principe uit de biologie: als je iemand hebt zien geeuwen is er 55% kans dat je zelf binnen vijf minuten ook geeuwt. De gedachte daarachter is het kopiëren van evolutionair succesvol gedrag. De afzonderlijke leden van de diersoorten bootsen elkaars gedragingen na: de succesvolle blijven over, de minder of niet geslaagde gedragingen worden nagelaten op den duur.
Moeten we het bouwvakkersdecolleté ook zo bezien? Als nabootsing van het
vrouwendecolleté? Ik heb stellig die indruk, want een dergelijke ‘inkijk’, -
een typisch vrouwenwoord -, heeft toch iets uitdagends bij beiderlei kunne. Je (m/v) mag dan ook gerust
fluiten naar bouwvakkers en andere vaklui, zoals installatiemonteurs en
elektriciens, net zoals zij zelf doen naar langslopende mooie vrouwen.
Jammer genoeg moet ik zeggen déden, want onze competentiegeschoolde vakmensen
hebben geleerd tijdens de lessen BUCO, burgerschapscompetenties, dat
zulks niet welvoeglijk is.
Dat uitdagende aspect van het bouwvakkersdecolleté wordt bevestigd door het dagelijkse, informele taalgebruik. Daarvoor is het ‘Woordenboek van de platte taal’, in 2007 uitgegeven door BZZTôH in Den Haag een mooie Fundgrube, een goudader dus. Voor de wat neutrale term bilnaad, die dus duidelijk zichtbaar is, en de al wat grovere term bilspleet, reserveert het bovengenoemde ‘stoutewoordenboek’ de snaakse woordjes bipsekontje en kontbipsje. Overigens zegt dezelfde dictionaire dat 'kont' oorspronkelijk op het vrouwelijk geslachtsdeel betrekking had, vergelijk het Engelse ‘cunt’. Zo zie je maar dat homoseksualiteit en heteroseksualiteit niet alleen qua erogene zones, maar ook wat woordenschat betreft dicht bij elkaar liggen.
Klinken de varianten op kontje en zo nog wel aardig, anders wordt het met synoniemen als knakenspleet en centenbak. Daar klinkt de afkeuring toch wel duidelijk in en door en die wordt nog duidelijker als je beseft dat ons Nederlanders gierig zijn en niet graag financieel over de brug komen. Immers: pecunia non olet, geld stinkt niet.
Dat uitdagende aspect van het bouwvakkersdecolleté wordt bevestigd door het dagelijkse, informele taalgebruik. Daarvoor is het ‘Woordenboek van de platte taal’, in 2007 uitgegeven door BZZTôH in Den Haag een mooie Fundgrube, een goudader dus. Voor de wat neutrale term bilnaad, die dus duidelijk zichtbaar is, en de al wat grovere term bilspleet, reserveert het bovengenoemde ‘stoutewoordenboek’ de snaakse woordjes bipsekontje en kontbipsje. Overigens zegt dezelfde dictionaire dat 'kont' oorspronkelijk op het vrouwelijk geslachtsdeel betrekking had, vergelijk het Engelse ‘cunt’. Zo zie je maar dat homoseksualiteit en heteroseksualiteit niet alleen qua erogene zones, maar ook wat woordenschat betreft dicht bij elkaar liggen.
Klinken de varianten op kontje en zo nog wel aardig, anders wordt het met synoniemen als knakenspleet en centenbak. Daar klinkt de afkeuring toch wel duidelijk in en door en die wordt nog duidelijker als je beseft dat ons Nederlanders gierig zijn en niet graag financieel over de brug komen. Immers: pecunia non olet, geld stinkt niet.
Abonneren op:
Posts (Atom)