zondag 21 augustus 2016

LeRAAR

Hugo Brandt Corstius schreef het Opperlands Woordenboek, waarin hij de lezer wijst op opmerkelijkheden die in woorden kunnen liggen opgesloten. Wat opvalt in een woord als volledig is dat er een tegenstrijdigheid in zit, namelijk vol en ledig. Vol en leeg dus. Zo kun je een woord als parterretrap van voren naar achteren lezen en weer omgekeerd. Een palindroom dus, de Oude Grieken hadden er al een term voor. 
 
Wat valt je nu op in het woord leraar? Wel het eindigt op raar, dat op zichzelf al een zelfstandige betekenis heeft, die je op allerlei associaties kan brengen. Je denkt bijvoorbeeld aan die gekke leraar op de middelbare school die altijd witte sportsokken droeg, of de docent die tijdens de les altijd net iets te lang naar bepaalde meisjes bleef kijken. Nimfijnen. 

Waar komt dat achtervoegsel, suffix geheten in de taalkunde, vandaan? Het is bijna hetzelfde als naar in molenaar. Maar deze vergelijking doet mij de lezer op een verkeerd spoor belanden. Het suffix in beide woorden is namelijk aar. En dit vinden we in talloze andere woorden terug, vaak in namen van beroepen, bijvoorbeeld makelaar. Het achtervoegsel heeft de betekenis van persoon die een bepaalde handeling of activiteit verricht

Het woord docent komt uit het Latijn en betekent iemand die onderricht geeft. Het is bijna een homoniem (gelijk woord voor verschillende dingen, zoals bank) op de e na. Decent (ook uit het Latijn) betekent fatsoenlijk. Een decent persoon is iemand die zich netjes gedraagt. Het grappige is dat er toch een verband in betekenis bestaat tussen docent en decent. Althans in de ogen van het grote publiek: mag de maatschappelijke status van leraar tegenwoordig laag zijn, de waardering voor de persoon achter de docent is groot. Deze wordt als betrouwbaar en in en in fatsoenlijk beschouwd. 
Het criminaliteitscijfer onder Nederlandse leraren is miniem; nette dames en nette heren die leraren. Of dat op Siciliƫ ook zo is daarover heb ik geen bronnen.