Het licht van de zomer is de schrijver te fel, het is te
hard voor zijn zachte ogen en tere gemoed. ‘De dagen zijn lichtreuzen’, dichtte
Herman Gorter. Hij heeft daarom een hekel aan het al te uitbundige licht in sommige schilderijen van Vincent van
Gogh, en is daarentegen een liefhebber van de ‘nouvelle vague’ avant là date van de
schilderijen van Mr. William Turner. De schrijver houdt niet van de
middag, zoals die aan hem verschijnt in de duivelsuren tussen twaalf en drie:
het licht slaat hem lam en beangstigt hem. De zomermiddagen zijn hem dan ook vaak een gruwel. Dan vlijt
hij zich na de lunch bij voorkeur neer op divan of canapé en beidt dromend van
betere uren zijn tijd. Op de klanken van ‘Are you going to Scarborough Fair’
slaapt hij rustig in en wentelt zich weldadig in de armen van Morpheus. Soms daarbij
geholpen door een Westmalle Trappist tijdens de middagdis. Dat heeft hij van de monniken geleerd in een nabij gelegen klooster.
"In omnibus requiem quaesivi, et nusquam inveni nisi cum libello in angelo", schreef Thomas à Kempis, zijn middeleeuwse zielsverwant. Nergens vindt de schrijver rust, behalve in een hoekje met een boekje.
"In omnibus requiem quaesivi, et nusquam inveni nisi cum libello in angelo", schreef Thomas à Kempis, zijn middeleeuwse zielsverwant. Nergens vindt de schrijver rust, behalve in een hoekje met een boekje.
In de heiig-lichtdagen van eind augustus kondigt zich september
aan. De schrijver is weer thuis.