zondag 27 september 2015

Altijd september (2)

De schrijver houdt niet van de zomer, die leidt hem teveel van zijn denkwerk af. Het zonnige weer bezorgt hem steevast een schuldgevoel als hij binnen blijft. 'Dit mooie weer is kennelijk niet aan jou besteed, hè? Schaam je!' Dan raapt hij zijn spulletjes en zichzelf maar bij elkaar en steekt – voorzichtig en schuw aanvankelijk  – zijn neus buiten de deur, om verantwoorde dingen te gaan doen als zwemmen, fietsen en mensen-ontmoeten. Zijn vrouw verleidt hem tot dagtripjes en uiteindelijk hele reizen, waardoor hij dagenlang van huis verbannen wordt. Ver weg van zijn vrienden en vriendinnen in zijn werk- en studeervertrek. Ook de doden onder hen zijn de schrijver dierbaar. Zijn boeken wachten geduldig in gelid  op hem tot hij weerkeert. Hij kan altijd op hen rekenen, want zij blijven waar ze staan, tussen de vier planken van zijn boekenkast.

Het licht van de zomer is de schrijver te fel, het is te hard voor zijn zachte ogen en tere gemoed. ‘De dagen zijn lichtreuzen’, dichtte Herman Gorter. Hij heeft daarom een hekel aan het al te uitbundige licht in sommige schilderijen van Vincent van Gogh, en is daarentegen een liefhebber van de ‘nouvelle vague’ avant là date van de schilderijen van Mr. William Turner. De schrijver houdt niet van de middag, zoals die aan hem verschijnt in de duivelsuren tussen twaalf en drie: het licht slaat hem lam en beangstigt hem. De zomermiddagen zijn hem dan ook vaak een gruwel. Dan vlijt hij zich na de lunch bij voorkeur neer op divan of canapé en beidt dromend van betere uren zijn tijd. Op de klanken van ‘Are you going to Scarborough Fair’ slaapt hij rustig in en wentelt zich weldadig in de armen van Morpheus. Soms daarbij geholpen door een Westmalle Trappist tijdens de middagdis. Dat heeft hij van de monniken geleerd in een nabij gelegen klooster.

"In omnibus requiem quaesivi, et nusquam inveni nisi cum libello in angelo", schreef Thomas à Kempis, zijn middeleeuwse zielsverwant. Nergens vindt de schrijver rust, behalve in een hoekje met een boekje.

In de heiig-lichtdagen van eind augustus kondigt zich september aan. De schrijver is weer thuis.





zaterdag 19 september 2015

Paradigmaverschuiving van hoofd naar hart

Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden,
het was de eeuw van wijsheid, het was de eeuw van dwaasheid,
het was het tijdvak van het geloof, het was het tijdvak van ongeloof,
het was het jaargetijde van het licht, het was het jaargetijde van duisternis,
het was de lente van de hoop, het was de winter van de wanhoop.

Met deze beroemde zinnen opent Charles Dickens zijn tweestedenroman A tale of two cities over Londen en Parijs aan de vooravond van de Franse revolutie.

Als ik mijn zegsvrouwe moet geloven leven we in onze tijd, ja zelfs in onze dagen, in een vergelijkbare tijd van omwenteling. Zij spreekt van een paradigma shift, een transitie die een nieuwe oriëntatie inhoudt van het hoofd naar het hart. De periode van de Verlichting, de era van het rationele denken, loopt op haar eind, en voor ons ligt de nieuwe tijd van het gevoel. Aan het einde van september zal deze verschuiving zichtbaar, hoorbaar en voelbaar worden. Ik citeer:

“Wij leven in een bijzondere tijd. Een tijd waarin velen de reis maken van hun hoofd naar hun hart. Van een ego-gedragen bewustzijn naar een hart-gedragen bewustzijn. Dit proces is een versmelting van het licht (je ziel) met je fysieke lichaam. Je kunt het vergelijken met fotosynthese. Zoals bomen en planten dit doen met licht. Het verankeren en transmuteren van licht in materie. Dit resulteert in de activatie van het DNA in je lichaam. Dit proces vraagt om fysieke, emotionele, mentale en spirituele aanpassingen. Deze DNA-activatie heeft een aantal neveneffecten. Ik gebruik het woordje symptomen liever niet. Je bent tenslotte niet ziek en het is ook niet iets wat bestreden dient te worden.”
“De nieuwetijdskinderen, onze nieuwe leerlingen, zullen merken dat ze meer en intenser de neveneffecten van deze activatie ervaren. Zij zijn over het algemeen gevoeliger voor zonnevlammen en kosmische stralen en invloeden. Ook zijn zij vaak de eersten die last hebben van een bepaald neveneffect. Ze trekken als het ware energetisch de kar en lopen voorop.”
Niet te geloven.

zaterdag 12 september 2015

Back to the future, part 1

De leraar van 2032 heeft het stoffige imago van zijn voorganger van zich afgeschud en is weer de baas op school. In het curriculum toont hij zich de meester. Hij heeft afgerekend met de afrekencultuur, waarbij de onderwijsinspectie steeds meer naar resultaten keek en scholen zich daarnaar gedroegen. Een berucht voorbeeld was de oekaze van de overheid dat de schoolexamens en de centrale examens niet teveel mochten verschillen. Schoolleiders gaven als gevolg daarvan aan hun leraren de opdracht om de normering van hun toetsen aan te passen. Het was een puur administratieve maatregel, waarbij de inhoud niet ter sprake kwam.

De afgelopen maanden is er veel te doen geweest over curricula in het funderend onderwijs. De staatssecretaris heeft opgeroepen tot een brede maatschappelijke dialoog over wat leerlingen in 2032 moeten kennen en kunnen om goed in de samenleving mee te kunnen draaien. Een groep leraren heeft de handschoen opgepakt.

Via een landelijke peiling (ingevuld door bijna 800 leraren) en een ‘manifest#leraar2032’ over de rol van de leraar bij curriculumontwikkeling (opgesteld door een groep van 20 leraren po, vo, so en mbo) brengen zij de stem en de mening van leraren in kaart.

De jonge leraren pleiten bij de curriculumcommissie o.l.v. prof. Schnabel voor een nationaal doorgaand kerncurriculum dat zich dynamisch aanpast aan nieuwe ontwikkelingen in wetenschap, economie en samenleving. Ook moet er een landelijke Lerarenraad komen, bestaande uit enkel leraren dus, die beslissen over de inhoud daarvan.

De groep van jonge leraren is luidruchtig (maar misschien heb je ze nog niet gehoord of naar hen willen luisteren) in verzet gekomen en doet pijnlijke uitspraken over hun (meestal oudere) collega’s. Ze zeggen dat het leraren ontbreekt aan eergevoel. Dat is er door de achtereenvolgende onderwijsministers, te beginnen bij Jo Ritzen, uitgeramd. Onder het motto dat het onderwijs vooral maakbaar moest zijn, goten deze een stortvloed van onderwijsvernieuwingen over de arme hoofden van de leraren uit, en maakten daarmee vooral de leraar kapot. De jonge leraren verwijten de Nederlandse leraren dat zij lamlendig zijn. De cultuur in het onderwijs is klagen en vervolgens nietsdoen. Alleen voor hogere salarissen en passend onderwijs gaan ze naar het Malieveld.

De vraag is in hoeverre ik mij in dit sombere beeld wil herkennen, in hoeverre docenten van OGT zich hierin willen herkennen. Immers 'negatieve-aandacht' trekken moet je niet belonen heb ik als didacticus en pedagoog geleerd. Wat het eigenaarschap van de onderwijs-curricula betreft scoren de jonge leraren wel 'a hole in one'. Het is tijd voor een onderwijsdebat op onze school.




zaterdag 5 september 2015

Vuilnisman, mag deze zak ook mee?

“Je kunt altijd nog vuilnisman worden”, waren vroeger de troostende woorden van de ouder en leerkracht tegen kinderen die op school niet goed mee konden of hun best niet genoeg deden. Natuurlijk waren die woorden ironisch bedoeld. Varianten daarop waren beroepen met een laag maatschappelijk aanzien als stratenmaker (‘kaailegger’), grondwerker en putjesschepper. Onze kinderen kennen die oude beroepen vaak niet meer, omdat ze letterlijk en figuurlijk van aanzien zijn veranderd. De schoonmaakster of poetsjuffrouw heet nu interieurverzorgster, de secretaresse is tegenwoordig een bureaumanager (m/v) en het gewone textielfabriek-meisje van vroeger heet sinds geruime tijd modinette.

Neem een beroep als vuilnisman: daar bestaat sinds kort een heuse opleiding voor. Dit schooljaar begint de eerste erkende mbo-opleiding voor vuilnismannen, die opleidt tot 'allround medewerker (m/v) afvalbeheer'. De opleiding is ontwikkeld door de SPA Groep in Bodegraven, specialist in opleidingen in de afvalbranche. ‘Afval bestaat niet’ is een slogan die op sommige vuilniswagens staat te lezen. Een grote afvalwerkende onderneming ‘slogant’ ermee. Sinds het onrustbarende Rapport van de Club van Rome uit 1972 is de afvalverwerking een milieu-industrie geworden, een specialisme dat tot steeds groter technologische hoogtes reikt.

Oude beroepen krijgen maatschappelijke erkenning in de vorm van erkende opleidingen, zoals ik scheef in een eerdere blog over de mbo-opleiding schaapsherder. Of worden opgeschaald naar een hoger opleidingsniveau. De handen aan je bed van de zuster in het ziekenhuis zijn steeds vaker hbo-geschoold. En ook de nomenclatuur is mee veranderd: de zuster is een hbo-v-verpleegkundige geworden. 

Toen de straten rondom mijn woning deze zomer werden opgebroken vanwege werkzaamheden in het kader van riool- en afwateringverbetering merkte ik tot mijn voldoening dat de oude grondwerkers van vroeger specialisten zijn geworden, die tevens over uitstekende communicatieve vaardigheden beschikken. Op mijn belangstellende vraag hoe het werk vorderde, kreeg ik een uitgebreid verslag dat besloten werd met de bezorgde vraag of het werk niet voor teveel overlast voor de straatbewoners zorgde. De rioolspecialist wees mij tevens op een app, waarop je kon volgen hoe de werkzaamheden vorderden: de Bouwapp.

Publicist Henk Spaan besloot vroeger zijn giftige radiocolumns over hooggeplaatste personen en andere Bekende Nederlanders met: “Vuilnisman, mag deze zak ook mee?!” Het dedain dat steevast in deze woorden werd gelegd gold niet alleen zijn columntarget, maar ook degene die het uit de weg moest ruimen: de goede oude vuilnisman.