Omdat we elkaar via frequente studiecontacten beter leerden kennen, hield hij er al snel mee op mij met het mij onbekende woord na te roepen. Het was voortaan: dag Toon, dag Hans. We konden het uiteindelijk goed samen vinden, in onze strijd om een rechtvaardiger wereld. In de jaren zeventig was deze strijd een hobby voor veel jonge studenten, wier ouders zich overigens het schompes hadden gewerkt om zoonlief of dochterlief zo ver te krijgen, dat ze konden gaan studeren.
Ik vergat Hans, die ik na mijn twee (studeren was toen nog
een zaak van lange adem, en de staat toonde zich terecht heel genereus) propedeusejaren
nooit meer heb gezien, te vragen wat hij toch met die twijfelachtig
aanspreektitel had voorgehad. Het is pas onlangs, dat ik het heb begrepen.
Volgens de vanDale
is ‘oliekont’ Bargoens voor een boer uit Brabant. Deze term vindt zijn
oorsprong in het feit dat er in Brabant veel in olie gebakken werd en dat dit
een teken van armoede zou zijn. Een andere bron zegt dat de term uit de scheepvaart komt. In Raamsdonksveer werden
schepen ter onderhoud aan de achterkant ingevet met olie. De mannen die dat
deden werden oliekonten genoemd.
Maar er is ook nog een andere uitleg over: Tilburgers noemt men namelijk ook oliekonten 'omdat die van Tilburg alles in olie bakken, volgens anderen omdat alle fabrieksarbeiders er naar machineolie stinken.'
Maar er is ook nog een andere uitleg over: Tilburgers noemt men namelijk ook oliekonten 'omdat die van Tilburg alles in olie bakken, volgens anderen omdat alle fabrieksarbeiders er naar machineolie stinken.'